Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)
Aanvang: 17.03 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2019 (35000-XVII).
De voorzitter:
Wij zijn toegekomen aan de behandeling van het wetsvoorstel 35000-XVII, Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2019.
Ik heet de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter. Nadat Nederland eerst is uitgeleverd aan de machtswellustelingen van Brussel, die nu al meer dan 50% van onze wetgeving dicteren, is de Nederlandse politieke elite klaar voor een volgende desastreuze stap. Om de Nederlandse invloed nog kleiner te maken, tilt deze regering het beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking naar mondiaal niveau, en rolt zij enthousiast de politieke agenda uit van de Verenigde Naties, de VN, om de zelfbeschikking van het Nederlandse volk totaal te vernietigen.
De burger wordt misleid door zogenaamde "duurzame ontwikkelingsdoelen". Deze staan internationaal bekend als "Sustainable Development Goals", afgekort SDG's. Deze SDG's zouden een beter leven voor iedereen op onze planeet als doel hebben, maar vooral voor hen die achterblijven bij de westerse welvaart. De regering, die haar amor voor de VN niet onder stoelen of banken steekt, omarmt de SDG's dan ook hartstochtelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Rutte III, minister Kaag, het mandaat heeft gegeven om de VN-agenda uit te rollen. Deze minister was in eerste instantie geen lid van D66, maar zit wel tot de nek in het VN-netwerk. Zij kan de SDG's als geen ander beter inbedden in het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, hetgeen tot uiting komt in de beleidsnota Investeren in perspectief, dat is doordrenkt met deze SDG's.
De SDG's zouden voor de mondiale elite het gereedschap zijn om de strijd aan te gaan tegen honger, armoede, ongelijkheid, ongeletterdheid et cetera. Ons morele kompas geeft aan dat je daar niet op tegen kan zijn. Zo zijn onder morele druk decennialang miljarden euro's uit onze zakken geklopt. En het resultaat voor de armen der aarde is om te huilen. Ze zijn alleen maar armer geworden. En dit terwijl Oxfam meldt dat elke dag nieuwe bronnen van grondstoffen in Afrika worden ontdekt en ontwikkeld. Als deze gigantische bron van inkomsten in Afrika zou blijven, zouden er tientallen miljarden euro's beschikbaar zijn voor bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen. De African Development Bank meldt dat Afrika de afgelopen 30 jaar 1,4 biljoen dollar heeft verloren aan illegale geldstromen. Waarom is er in de afgelopen 50 jaar dan volgens de Afrikaanse econome Dambisa Moyo 2,3 biljoen dollar aan ontwikkelingshulp gespendeerd, met Afrika als grootste ontvanger? Afrika kan immers over voldoende eigen middelen beschikken. Maar wat moeten we dan met het leger van weldoeners die zich tegoed doen aan de ontwikkelingsindustrie, een industrie die niet alleen big business is maar ook via de achterdeur de linkse agenda uitrolt om vervolgens de rechtsstaat te ondermijnen? En dit alles gefinancierd met bakken belastinggeld. Dit alles is gegoten in een amper te controleren netwerk van ngo's dat elkaars handje ophoudt en vasthoudt. Dit netwerk wil het kapitalistische Westen maar al te graag afbreken. Het droomt van de socialistische heilstaat waar bijna alle mensen gelijk zijn en bijna alle mensen even arm.
Voorzitter. Vandaag de dag staan er aan de grenzen van Europa, de bakermat van de westerse beschaving, miljarden gelukszoekers klaar om als zij niet vertroeteld worden door die malle gutmenschen, Europa te bestormen om haar vervolgens compleet uit te wonen. De geïndoctrineerde Europese bevolking hoeft niet te rekenen op steun van haar eigen nationale regeringen, en helemaal niet van de Europese Unie. Zij spannen graag samen met de VN, die de nationale regeringen graag een handje helpen voor hun gezamenlijke doelen. De VN hebben een duivels plan uitgebroed, het zogenaamde Global Approach to Migration and Mobility. In dit kader vinden een viertal EU-externe dialogen plaats, te weten het Prague Process met Oost-Europa en Centraal-Azië, het Khartoum Process met de Hoorn van Afrika, het Budapest Process met westelijk Azië en het Rabat Process met diverse Afrikaanse landen. Het verdrag van Marrakesh is hier een onderdeel van.
Voorzitter. Laten deze instabiele regio's nu een-op-een overeenkomen met die landen waar de regering de focus op legt voor de ontwikkelingssamenwerking, te weten Noord-Afrika, West-Afrika-Sahel, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten. Het is geen toeval dat deze regio's vrijwel geheel islamitisch zijn. De kantoren van de VN zitten immers stampvol met islamknuffelaars en antisemieten. Zolang deze regio's islamitisch zijn, is het uitrollen van de SDG's in deze regio's een heilloze opdracht. Alleen al gendergelijkheid! Als vrouwen ergens een minderwaardige positie hebben, dan is dat in de islamitische wereld.
Voorzitter. Terwijl een van de doelen van de VN het handhaven van de internationale vrede en veiligheid is, blijven zij het Palestijnse conflict voeden. Zo is een aparte organisatie opgericht, de UNRWA, die vooral gericht is op meer, meer en nog eens meer zogenaamde Palestijnse vluchtelingen, die door hun eigen Palestijnse bestuur bewust in een uitzichtloze situatie worden gemanoeuvreerd. Zo voedt het Palestijnse bestuur vooral zijn eigen zakken. Zo gaf de Egyptische professor Ahmed Karima van de Al-Azhar Universiteit aan dat Hamas niet minder dan 1.200 miljonairs telt onder zijn leiders en middenkader. Volgens de Palestijnse minister Mohammed Dahlan is er 1,3 miljard dollar verdwenen sinds Abbas aantrad. Abbas, die zelf een geschat vermogen heeft van 100 miljoen dollar.
En de Palestijnen zelf, zij worden gevoed met Jodenhaat om het ultieme doel te bereiken: de vernietiging van de staat Israël, het enige democratische land in het Midden-Oosten. Het succes van dit kleine dappere land wordt Israël en zijn inwoners niet gegund. Zijn bestaan confronteert immers de Arabische wereld met zijn eigen falen, iedere dag weer. Amerikanen hebben juist ontzag voor landen die hun mannetje staan. De Amerikaanse president Trump is dan ook helemaal klaar met de UNRWA en heeft de bijdrage aan deze haatclub gestaakt. Deze haatclub, die wapens opslaat in UNRWA-gebouwen, deze haatclub waarvan een deel van de medewerkers waaronder ook stafmedewerkers, hun Jodenhaat en lofzang op nazi-Duitsland spuien op social media.
Maar voor de minister schijnt dat er niet toe te doen. Zij springt graag in het financiële gat van haar voormalige werkgever UNRWA en verhoogt gewoon de Nederlandse bijdrage voor haar Palestijnse kameraden met 6 miljoen euro extra, boven op het reeds bestaande budget van 13 miljoen. En de minister, die komt ermee weg.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb toch de neiging om het even voor de minister op te nemen, omdat ik het koppelen van een politiek oordeel — en dat mag natuurlijk — over wat er in de wereld gebeurt aan bijna persoonlijk geformuleerde doelen van de minister eigenlijk niet in deze Kamer vind thuishoren.
De voorzitter:
Ik geef u gelijk, meneer Lintmeijer. Ik hoop dus, mevrouw Faber, dat u uw persoonlijke aanvallen iets meer wilt intomen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil hier toch nog even op reageren. Want het zijn wel feiten die ik noem. Het zijn niet zomaar dingen. Nee, het zijn wel feiten. Dan wil ik graag horen wat er dan niet juist is. Maar dat hoor ik niet.
Goed, voorzitter, ik ga verder. Wat ik al zei: de minister komt ermee weg, met dank aan het anti-Israëlnetwerk dat op volle toeren draait. Uiteraard gesubsidieerd.
De belastingbetaler, afgestompt door gruwelijke beelden van burgeroorlogen en ondervoede kinderen, is steeds minder bereid om nog langer te betalen voor corrupte regeringen die gretig hun zakken vullen met de westerse valuta om vervolgens hun eigen bevolking te laten creperen. Ondertussen draait de indoctrinatie van de klimaatwaanzin op volle toeren en wordt de klimaatvluchteling ten tonele gevoerd om onder morele druk de gutmensch mee te slepen in de klimaat- en migratiewaanzin. Er wordt dan ook binnen ontwikkelingssamenwerking een heus klimaatfonds opgericht. De totale begroting voor dit klimaatgeneuzel loopt in deze begroting op tot bijna 0,5 miljard euro. Alsof de Afrikaanse vrouw, die iedere dag een bikkelharde strijd moet voeren om met haar kinderen te overleven, zich druk maakt over CO2. Zij is niet het slachtoffer van klimaat maar van cultuur.
Voorzitter. Of er al klimaatslachtoffers zijn gevallen, is niet bekend. Dit in tegenstelling tot jihadslachtoffers. Naast dat het aantal jihadslachtoffers met de dag toeneemt, is momenteel het aantal jihadslachtoffers al ruim twee keer zo groot als het totaal aantal slachtoffers van Mao, Stalin en Hitler samen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat deze regering de grenzen wagenwijd openzet voor nog meer islam, dus nog meer jihad en nog meer jihadslachtoffers. De pro-islamitische en antisemitische VN gaan er compleet aan voorbij dat het achterblijven van de islamitische wereld vooral wordt veroorzaakt door cultuur. Cultuur die doorspekt is met islam. Islam zet mensen en hun land op achterstand. Islam maakt mensen passief, fatalistisch. Armoede, ongelijkheid, onderontwikkeld zijn, het is allemaal insjallah oftewel de wil van Allah. Zolang deze landen zich niet bevrijden van het juk van de islam, vinden zij nooit de kracht om op het niveau te komen van het Westen. De waarheid is hard. De islam faalt. De islam is niet bij machte om zijn aanhangers een humaan leven te bieden. Het Westen kan dat wel, maar de westerling wordt gedoemd om letterlijk en figuurlijk te bloeden voor zijn of haar eigen succes, door toedoen van zijn eigen politieke elite.
Voorzitter. Ik rond af. Afrika en het Midden-Oosten moeten zelf hun huis op orde brengen. In vele landen zitten ze letterlijk en figuurlijk met hun gat op een schat van grondstoffen waar de eigen bevolking amper van profiteert. Waarom moet de Nederlandse belastingbetaler miljarden euro's ophoesten terwijl volgens de belangenorganisatie ONE Campaign er jaarlijks 1 biljoen dollar verdwijnt in een web van corruptie en schimmige deals inzake natuurlijke hulpbronnen? Terwijl een op de vijf Nederlandse huishoudens moeite heeft om rond te komen, is het totale aantal Afrikaanse dollarmiljonairs vanaf 2000 tot 2014 verdubbeld naar 160.000, samen goed voor 660 miljard dollar. De verwachting is dat dit aantal in 2024 toeneemt met 45%, zo'n 234.000 mensen. Zolang corrupte regimes een bom leggen onder hun eigen samenleving, draagt geen enkele vorm van hulp bij voor de armen der aarde. Het mondiaal uitrollen van de SDG's is een ordinaire overheveling van geld van ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden, waarvan het prijskaartje geschat wordt op 2.500 miljard dollar per jaar. Het enige resultaat is dat de gewone mannen en de gewone vrouwen allemaal even arm en zwak worden. Een heilloze weg! Je maakt immers de zwakken niet sterker door de sterken te verzwakken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Ik geef het woord aan de heer Overbeek.
De heer Overbeek i (SP):
Voorzitter. A hard act to follow. Na deze stortvloed van aantijgingen en verdachtmakingen die mevrouw Faber toch op het randje hebben gebracht van de toepassing van artikel 94 van het Reglement van Orde kom ik met een heel ander verhaal, hopelijk met een iets mensvriendelijker beeld als basis daarvoor.
Burkina Faso werd in 2011 door staatssecretaris Knapen — hij is jammer genoeg niet hier, maar wel in het gebouw — geschrapt als ontvanger van Nederlandse ontwikkelingshulp. Toch zou dit Afrikaanse land model kunnen staan voor waar ik het vandaag over wil hebben. Tot in de jaren negentig had het een bloeiende, kleinschalige textielindustrie. Burkinese stoffen waren gewild op alle markten in West-Afrika. Ze konden zelfs concurreren met de stoffen van het roemruchte Nederlandse bedrijf Vlisco uit Helmond, dat zijn geavanceerde batiktechnieken in de negentiende eeuw in Nederlands Oost-Indië had verworven, uiteraard zonder respect voor enig intellectueel eigendom in die tijd.
De Burkinese regering stond op het punt de textielindustrie te moderniseren toen het land werd getroffen door een schuldencrisis. Het IMF meldde zich om de Burkinese regering te helpen, zoals dat heet: in ruil voor financiële steun moest de regering structurele aanpassingen doorvoeren en onder meer de modernisering van de textielindustrie afblazen. Uiteindelijk sloot de belangrijkste fabriek, Faso Fani, in 2001 zijn deuren en werd ruwe katoen het belangrijkste exportproduct van het land: een schoolvoorbeeld van onderontwikkeling. Vlisco had geen concurrent meer over en domineert sindsdien de Afrikaanse markt. Op internet rouleren foto's van de voorganger van de huidige minister, minister Ploumen, op modeshows van Vlisco in Ghana en Nigeria: de minister glimt van trots op dit fraaie Nederlandse exportsucces.
Het IDFA vertoonde hierover in 2015 de fraaie documentaire getiteld La Sirène de Faso Fani, van de Burkinese cineast Michel Zongo. Deze is nog steeds op de IDFA-website te bekijken. Deze kleine geschiedenis illustreert precies waarom de SP-fractie het betreurt dat Ontwikkelingssamenwerking geen zelfstandig ministerie meer is, maar is ondergebracht bij Buitenlandse Handel, dat zelf natuurlijk bij het ministerie van Economische Zaken thuishoort. De minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt zo op pad gestuurd met een intern tegenstrijdige opdracht. Graag hoor ik van de minister hoe zij dit zelf ervaart.
In de memorie van toelichting bij de begroting 2019 worden als algemene doelstellingen van het beleid opgevoerd: verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Evenals andere beleidsstukken is de gehele memorie van toelichting volledig doordesemd met deze laatste doelstelling. De rechtvaardiging lijkt te zijn dat economische liberalisering een win-winsituatie oplevert, dat investeringen door Nederlandse bedrijven goed zijn voor het ontwikkelingsproces en dat internationale vrijhandel positief is voor iedereen.
Maar, zoals we nu weten dat melk niet per se goed is voor elk, zo weten we ook al geruime tijd dat vrijhandel in het algemeen in het voordeel is van het meer ontwikkelde land, en nadelig voor het minder ontwikkelde land. Er is in de geschiedenis van de wereldeconomie geen voorbeeld te geven van een land dat zich op basis van vrijhandel met succes heeft ontwikkeld tot een postindustrieel land; het omgekeerde kennen we overigens wel. Nederland is niet groot geworden door vrijhandel, maar door het monopolie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Engeland werd de werkplaats van de wereld door de Indiase textielindustrie met harde hand te vernietigen. Duitsland en de Verenigde Staten passeerden Engeland eind negentiende eeuw door hun industrie op te bouwen achter hoge tariefmuren. Japan en Zuid-Korea wisten zich vanaf de jaren vijftig succesvol op de wereldmarkt te vestigen door een strategische industriepolitiek, waarin protectie en staatsinterventie centraal stonden. Graag een reactie van de minister.
De vrijhandelsideologie veroordeelt minder ontwikkelde landen ertoe zich te specialiseren in producten met lage toegevoegde waarde en geringe spin-off naar andere sectoren. Vroeger was dat land- en mijnbouw, tegenwoordig ook laagwaardige arbeidsintensieve industrie, terwijl de meeste waarde in internationale waardeketens niet wordt toegeëigend in productie en assemblage, maar in onderzoek en ontwikkeling enerzijds, en in marketing en financiële dienstverlening anderzijds. Bekend is het voorbeeld van de iPhone: 20% van de uiteindelijke verkoopprijs dekt de materiële productiekosten, 5% de arbeidskosten, waarvan niet meer dan 1,5% in productie en assemblage in China. Bijna 15% is winst voor toeleveranciers, en Apple zelf, zonder iets te produceren, strijkt 60% van de verkoopprijs van de iPhone op als pure winst. Vrijhandel, liberalisering en bescherming van intellectueel eigendom, gecombineerd met de onderdrukking van Chinese productiearbeiders houden deze verdeling in stand. Dit model is geen bijdrage aan inclusieve groei en draagt ook allerminst bij aan duurzame groei: er zijn weinig economische activiteiten zo vervuilend als het massatransport over lange afstanden dat dit model vereist. Beziet de minister de implicaties van het waardeketenperspectief op dezelfde manier?
De ontwikkeling van lange mondiale waardeketens, aangejaagd door outsourcing door multinationals, heeft er ook toe geleid dat het in de handelspolitiek steeds minder om zuivere handel gaat, en steeds meer om investeringsvrijheid, deregulering van kapitaalmarkten, bescherming van intellectueel eigendom, en leiderschap in geavanceerde technologie. Deze hele zogenoemde "nieuwe handelsagenda" staat haaks op wat landen nodig hebben voor autocentrische ontwikkeling: strategische industriepolitiek, een centrale rol voor de Staat, en toegang tot de modernste technologie. Landen als India, Brazilië, China, maar ook Mexico, Turkije, en Maleisië waren rond de eeuwwisseling gezamenlijk zo sterk geworden in de Wereldhandelsorganisatie dat ze de zogenaamde "Doha-agenda", de onderhandelingsagenda, konden blokkeren toen bleek dat de VS, Japan en de Europese Unie niet bereid waren om ook aan hun belangen tegemoet te komen, bijvoorbeeld waar het gaat om afschaffen van landbouwprotectie. Vervolgens werd deze agenda tot kern gemaakt van de nieuwe generatie "diepe en brede vrijhandelsakkoorden", zoals dat in het jargon heet, die met name de EU bilateraal probeert uit te onderhandelen met landen als Oekraïne, Canada, en Vietnam. Er zijn nog een hele reeks andere landen op komst. Op deze manier heeft het Westen het verzet van de opkomende landen in de WTO willen breken en ze uit elkaar willen spelen. Graag een reactie van de minister.
Geleidelijk aan is China in dat proces het belangrijkste doelwit geworden. China heeft zich in een tijdsbestek van 40 jaar ontworsteld aan haar status van straatarm ontwikkelingsland. Van het bejubelde wereldwijde succes bij het behalen van de millenniumontwikkelingsdoelen, met name het bestrijden van absolute armoede — een miljard mensen zijn in een tijd van 15 jaar uit de absolute armoede getild — komt driekwart op het conto van China alleen, en dat heeft China niet bereikt met liberalisering en vrijhandel, maar met een uitgekiende staatsgeleide ontwikkelingsstrategie. Wij zien nu dat het immense succes van zijn ontwikkelingsmodel China tot doelwit maakt van economische oorlogvoering door het Westen, de VS voorop, maar de EU volgt op gepaste afstand.
De verwijten aan China concentreren zich vooral op het gegeven dat het strategische sectoren grotendeels gesloten houdt voor buitenlands kapitaal. En ja, zoals de VS en Duitsland dat in de negentiende eeuw deden en Japan in de naoorlogse periode, wil China zijn economie pas openstellen voor buitenlandse concurrentie als Chinese bedrijven die concurrentie aankunnen. Kan de minister onze zienswijze delen?
China wordt ook bekritiseerd omdat het een groot overschot op de handelsbalans heeft en deels verantwoordelijk zou zijn voor het enorme handelstekort van de Verenigde Staten. Nou, daar passen een aantal kanttekeningen bij. Ik noem er twee. Ten eerste komt ongeveer 60% van de Chinese export voor rekening van buitenlandse bedrijven: met andere woorden, bedrijven als Apple en Walmart veroorzaken een belangrijk deel van het zogenaamde Amerikaanse handelstekort met China. Ten tweede. De suggestie dat China's ontwikkelingsmodel zo vreselijk van export afhankelijk is, is simpelweg onjuist: het Chinese handelsoverschot bereikte kortstondig een maximum van rond 10% van het bruto binnenlands product (bbp) in 2006-2007, maar inmiddels is dat gestaag gedaald, tot zelfs een klein tekort over het eerste halfjaar van 2018.
Betekent dat dan dat grote handelsoverschotten geen probleem zijn? Ja, natuurlijk wel. John Maynard Keynes, de toonaangevende liberale econoom, stelde bij de onderhandelingen in Bretton Woods in 1944 voor dat landen met structurele betalingsoverschotten zouden moeten worden gestraft met hoge boetes. En Nicholas Kaldor schreef in 1980 dat landen met een hoog betalingsoverschot een bedreiging zijn voor de legitimiteit van het vrijhandelssysteem, omdat zij de groei van de wereldeconomie kunstmatig afremmen.
Voorzitter. Waarom ga ik hier zo uitgebreid op in? Wel, het is niet China, maar het zijn Duitsland en Nederland die onverantwoorde betalingsbalansoverschotten aanhouden, onder meer door de achterblijvende loonontwikkeling. In Duitsland bedraagt dat overschot op de handeslbalans al jarenlang zo'n 8% van het bbp en in Nederland 10%. Indachtig de woorden van Keynes en Kaldor is mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Handel dan ook: welke maatregelen gaat zij nemen om aan deze ongezonde situatie een einde te maken? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat Nederland meer gaat importeren, met name uit ontwikkelingslanden? Wat gaat de minister doen om toe te werken naar een meer evenwichtige handelsbalans?
Nederland is een van de grootste exporteurs van landbouwproducten, ook naar de derde wereld. Deze export is voor een belangrijk deel gesubsidieerd dankzij het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid en dankzij de goedkope energie voor de glastuinbouw. Welke stappen gaat het kabinet zetten om een einde te maken aan deze dumpingpolitiek, die het deboeren in Afrika vrijwel onmogelijk maakt om te concurreren op hun eigen markten? Wij kijken uit naar het antwoord van de minister op deze vragen.
Tot slot nog een korte feitelijke vraag. Goed een jaar geleden voerden we in deze zaal een discussie over het voornemen van de regering om het Nederlands lidmaatschap van UNIDO op te zeggen, de VN-organisatie voor duurzame en inclusieve industriële ontwikkeling. De minister heeft dat voornemen toen ingetrokken, onder meer om niet vooruit te lopen op de door secretaris-generaal Guterres in gang gezette hervorming van de gehele VN-ontwikkelingspoot. Kan de minister ons een korte update geven van de stand van zaken op dat terrein? Is er enige voortgang te melden? Heeft de samenwerking tussen Nederland en UNIDO een keer ten goede genomen?
In de brief van de minister van 14 december jongstleden over de geografische focus van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid lezen wij tot ons genoegen dat de regering wil streven naar een nieuwe brede ontwikkelingsrelatie met Burkina Faso. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tegen die achtergrond bereid toe te zeggen dat zij in UNIDO-verband zal onderzoeken of een herstart van de Burkinese textielindustrie op moderne, duurzame leest haalbaar is? Of is de minister voor Buitenlandse Handel hiertegen omdat dat het internationale verdienvermogen van de bv Nederland zou aantasten?
Wij kijken met spanning uit naar de antwoorden van de beide ministers. Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Overbeek. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Op de eerste plaats dank aan de minister dat zij naar deze Kamer heeft willen komen om naar aanleiding van de begroting een paar punten te bespreken. Om te beginnen: mijn fractie heeft bij de begroting — toen nog IHOS — 2017 onder Rutte II haar bezorgdheid uitgesproken over het dalende budget voor ontwikkelingssamenwerking, uitgedrukt als percentage van het bni. Dat daalde in een aantal stappen richting de 0,5% en dreigde daar bij ongewijzigd beleid onder te zakken. Gelukkig heeft deze minister de weg richting de in OESO-verband nagestreefde norm van 0,7% weer ingezet. Maar wat mijn fractie betreft gaat dat toch nog wel erg traag. Als we de meerjarenramingen goed lezen, komen we met de voorgenomen intensiveringen van 1 miljard voor de komende vier jaar pas in 2022, dus na deze kabinetsperiode, weer op de 0,7%-norm. Dat is dan ook nog gedeeltelijk het repareren van de kasschuif die in voorgaande jaren is toegepast om de kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers te betalen. Dat laatste mag overigens volgens de internationale ODA-afspraken, maar het is geld dat feitelijk in Nederland wordt besteed.
Als we in 2022 weer richting de 0,7% gaan, dan is dat overigens nog steeds lager dan het percentage van 0,8% dat we bij het begin van de financiële crisis haalden en nog verder af van de 1% waar mijn partij voor staat. Veertien jaar later, veertien jaar na de crisis, zijn we dus nog niet terug op het niveau van voor de financiële crisis en ligt ook deze rekening voor een deel nog steeds bij de allerarmsten. Welke mogelijkheden ziet de minister om sneller in ieder geval aan de 0,7%-streefnorm te voldoen?
Belangrijker nog dan het percentage is waar we het geld aan besteden. Ook de fractie van GroenLinks ziet het behalen van de Global Goals for Sustainable Development in 2030 als een belangrijk richtsnoer, anders dan mevrouw Faber net beoogde. Daarbinnen liggen onze prioriteiten op steun aan de allerarmsten, versterking van de positie en zelfredzaamheid van vrouwen en kinderen, structurele samenlevingsopbouw en tegengaan van de gevolgen van klimaatverandering. Ten aanzien van de steun aan de allerarmsten constateren wij dat het ODA-percentage dat daaraan wordt besteed rond de 0,27% blijft schommelen. Vindt de minister dit een aanvaardbaar percentage of is zij het met de fractie van GroenLinks eens dat dit wel een erg mager schepje uit de ketel is?
Mijn fractie is wel blij met de inzet van deze minister voor vrouwenrechten, gendergelijkheid en seksuele zelfbeschikking. Het werken aan deze rechten is en blijft een permanente strijd die wij graag met het kabinet mee strijden. Onze collega's aan de overkant hebben daar ook een focus op gelegd en daar sluiten wij ons graag bij aan.
Voorzitter. Onze fractie is ervan overtuigd dat samenlevingsopbouw voor mensen de voorwaarden kan en moet creëren om in hun eigen regio een bestaan op te bouwen. Dat vergt een langetermijnagenda met evenwichtige investeringen in economie, werk, versterken van de weerbaarheid van de samenleving en ondersteuning van instrumenten die tot een rechtsstaat leiden.
Op het gebied van structurele samenlevingsopbouw zien wij echter dat in de EU en ook bij dit kabinet de agenda steeds meer bepaald lijkt te worden door migratievraagstukken. Is het zo, vragen wij de minister, dat daarmee de prioritering van landen mee verschuift van de allerarmste landen naar landen die vluchtelingen of migranten produceren of doorlaten? Het kaartje bij de brief van eind vorige week — daar refereerde de heer Overbeek ook al aan — over de Theories of Change en de geografische focus van het OS-beleid lijkt dat beeld te bevestigen. En klopt het beeld dat wij hebben dat er daardoor meer met repressieve regimes wordt samengewerkt, die wij onder andere zouden moeten aanspreken op zaken als mensenrechten, maar wat we steeds minder doen? En wat betekent deze verschuiving sowieso voor onze brede doelstellingen voor buitenlands beleid en OS-beleid?
Een voorbeeld — het is maar een voorbeeld, maar wel van grote omvang — van verschuivende Europese prioriteiten is het EU Trust Fund for Africa. Dit fonds wordt deels direct door de EU gevuld en deels met bijdragen uit de lidstaten. In het voorjaar zat er voor ruim 2.5 miljard aan projecten in de pijplijn, projecten die waren goedgekeurd, waarvan globaal de helft voor migratiemanagement, gouvernement en conflictpreventie. Kan de minister aangeven welk deel van die projecten vooral gaat om zaken als grensbewaking, tegenhouden en ontmoedigen van migranten en meer restrictieve maatregelen en welk deel wordt besteed aan, laten we zeggen, meer de structurele en positieve samenlevingsopbouw? En kan de minister aangeven uit welke budgetten de 26 miljoen euro komen die Nederland direct in dit fonds stopt? Verbindt het kabinet oormerken aan dat geld of wordt de besteding overgelaten aan het EU-fondsmanagement? Is de minister het met de fractie van GroenLinks eens dat de bijdrage aan restrictieve projecten uit ODA-gelden zo min mogelijk moet zijn en dat er zo veel mogelijk besteed moet worden aan structurele opbouw en duurzame economische ontwikkeling? Voldoet het EU Trust Fund, dat bijna even groot is als onze hele eigen OS begroting, aan die doelstelling?
Voorzitter. We hebben niet zo'n diepgravende analyse, maar wel een aantal vragen over handelsbevordering. En over die diepgravende analyse geef ik de heer Overbeek graag een compliment. Van de minister ontvingen wij een brief over het Internationaal Strategisch Overleg. Het ISO moet voortbouwen op de doelstellingen uit de nota Investeren in Perspectief en ontwikkelt publiek-private internationaliseringsstrategieën. Het houdt toezicht op programma's en onderlinge samenhang. Wat ons opvalt in de voor en door het ISO geïdentificeerde portefeuilles is dat de begrippen duurzaamheid en klimaatverandering daarin niet of nauwelijks voorkomen.
Mijn fractie staat niet a priori negatief tegenover handelsbevordering en het betrekken van het Nederlandse bedrijfsleven bij een duurzame en wederkerige handelsrelatie. Ik benadruk nog eens dat die relatie dan wel degelijk wederkerig moet zijn. Maar nog te vaak zien wij dat ook Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij fundamentele misstanden. Ik noem de ontbossing in Brazilië ten behoeve van de verbouw en handel in soja, de zogenaamde Corredor Norte, de slepende kwestie van de olievervuiling in de Nigerdelta, de nadelige effecten van de rozenkweek in Ethiopië (droogte en onderbetaling) en de seksuele uitbuiting van promotiemeisjes die bier aan de man moeten brengen. Als we dan toch aan tafel zitten, is dan een dergelijk publiek-privaat strategisch overleg niet ook een forum waar deze en andere negatieve gevolgen van zogenaamde handelsbevordering een plek moeten krijgen? En zouden thema's rond uitbuiting enerzijds en de adaptatie van klimaatgevolgen anderzijds, niet bij uitstek een eigen portefeuillehouder of een overkoepelende programmamanager behoeven? Wat kan de minister daar in dit kader aan doen? Graag een reactie.
Voorzitter. Tot slot. De laatste weken is ook door mijn fractie aandacht gevraagd voor de situatie rond Venezuela. Ik doe dat ook op deze plek. In het kader van dit debat willen wij daar een paar vragen bij stellen. Het gaat ons nu even niet om een politieke analyse van de situatie in dat land, maar om de gevolgen van de vergaande economische en maatschappelijke ontwrichting waar de mensen nu mee te kampen hebben. Gebrek aan werk, voedsel en medicijnen jaagt miljoenen mensen het land uit, op zoek naar pure overleving. Landen als Peru, Ecuador en Colombia hebben inmiddels de handen vol aan humane opvang. En ook binnen ons Koninkrijk komen, zei het in mindere aantallen, vluchtelingen naar met name Aruba en Curaçao. De minister steunt inmiddels met enkele miljoenen programma's in Colombia om mensen op te vangen. Dat steunen wij. Maar wij maken ons grote zorgen over de manier waarop vluchtelingen uit Venezuela op de eilanden binnen het Koninkrijk worden opgevangen. Over met name Curaçao heeft onder meer Amnesty uiterst kritische, zo niet vernietigende rapportages uitgebracht, waarin onder meer sprake is van automatische detentie, en dat dan ook nog onder erbarmelijke omstandigheden. Automatische detentie is verboden op grond van artikel 5 van het EVRM, dat in het gehele Koninkrijk van kracht is. Mijn fractie is bekend met het feit dat met name Curaçao geen asielwetgeving kent, maar meent dat het Koninkrijk zich niet aan zijn verplichtingen kan onttrekken.
Ziet de minister van Ontwikkelingssamenwerking, in overleg met haar collega's van Koninkrijkszaken en Asiel, mogelijkheden om de eilanden veel meer te ondersteunen dan nu gebeurt bij een fatsoenlijke opvang zonder detentie van Venezolanen, om op die manier een einde te maken aan een structureel ongewenste situatie? En is de minister het met de fractie van GroenLinks eens dat met name artikel 43 van het Statuut een waarborgfunctie bevat voor de naleving van mensenrechtenverdragen? Erkent zij dat hier in elk geval het EVRM in het geding is? Ik verwijs daarbij ook graag naar de motie met deze strekking die mijn collega Strik hierover vanmiddag heeft ingediend bij de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid. Maar ook van deze minister horen we graag een reactie, gezien het belang van deze zaak.
Wij kijken uit naar de reactie van de minister, ook wat betreft de overige punten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Lintmeijer. Wil een van de leden in de eerste termijn het woord nog voeren? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering, in afwachting van de terugkomst van de minister van Economische Zaken en Klimaat.
De vergadering wordt van 17.41 uur tot 17.51 uur geschorst.