Verslag van de vergadering van 5 maart 2019 (2018/2019 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.21 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u, voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel voor het verrichte werk om deze initiatiefwet tot de Eerste Kamer te brengen. Dat brengt mij bij de inhoudelijke behandeling van dit wetsvoorstel.
Vooropgesteld: ongeacht dit wetsvoorstel moeten transgender- en interseksepersonen in vrijheid en veiligheid in dit land kunnen leven. Zij verdienen een goede bescherming. De vraag is echter of dit wetsvoorstel effectief bijdraagt aan een goede bescherming of dat het slechts een papieren tijger is. Gelijkwaardigheid van man en vrouw, en daarmee van geslacht, is een westerse kernwaarde die van zichzelf duidelijk genoeg is. Ik wil in dit kader graag Pim Fortuyn citeren, die dit naast onder andere de vrijheid van meningsuiting als een van de kernnormen en -waarden van de moderniteit als volgt omschreef: "De moderniteit aanvaardt de gelijkwaardigheid der seksen en die der seksuele geaardheid en behandelt eenieder volgens het rechtsbeginsel: gelijke monniken, gelijke kappen, zonder aanziens des persoons, zonder te kijken naar de maatschappelijke, de economische of de religieuze dan wel levensbeschouwelijke positie, zonder te kijken naar de sekse of de seksuele geaardheid."
Aan die definitie, die voor mij zeer waardevol is, voldoet de huidige Algemene wet gelijke behandeling in voldoende mate. Die conclusie trekt ook de Raad van State in zijn commentaar op deze initiatiefwet. Er is volgens de Raad van State strikt juridisch geen noodzaak om de gronden geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie toe te voegen aan de wet. Ook vanuit de jurisprudentie en de rechtspraktijk bestaat er geen aanleiding omtrent misverstanden over de ruime uitleg van het begrip geslacht. Het is in strijd met de wetssystematiek. De gebruikte termen zijn bovendien onvoldoende duidelijk uitgelegd, wat juist tot verwarring kan leiden. Dat is duidelijke en terechte kritiek van de Raad van State.
Wat heeft de betreffende doelgroep in de praktijk aan de wetswijziging? Wordt hij echt beter beschermd door deze begrippen expliciet in de wet te noemen? Het antwoord is nee. Dit is vooral een maskerade van politiek correct activisme. Want de echte problemen van de doelgroep worden niet benoemd: de bedreiging van deze doelgroep door de islamisering. Geen woord komt daarover terug in dit wetsvoorstel.
Om terug te komen op het citaat van Fortuyn: bij zijn bespreking van de kernnormen en -waarden van de moderniteit bracht Fortuyn dit wél scherp naar voren. Ik citeer nogmaals: "Het behoeft geen betoog dat het in de cultuurgebieden en staten waar de islam dominant is enigszins anders is gesteld, om het maar eens eufemistisch uit te drukken." En: "Vanuit ons perspectief gezien — dat van de moderniteit — is veel van wat de islam en haar cultuur uitdraagt verwerpelijk dan wel volstrekt achterlijk."
Deze ruim zestien jaar geleden al door Fortuyn genoemde verwerpelijkheid en achterlijkheid van de islam zien we nu terug in onze stadswijken. Zo kan in de moskeeën ongestoord homohaat worden gepredikt. Er is nog geen enkele moskee op slot gegaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de As-Soennah moskee, hier in Den Haag, waar haatsjeik imam Fawaz Jneid predikte: "Sodomieten" — bedoeld zijn homoseksuelen — "ontkennen niet dat homoseksualiteit een perversie is en dat het smerig en onrein is. Dat is zo, zelfs als de wetten over de gehele wereld het erover eens zijn dat het toegestaan is en legitiem." Aldus haatsjeik Fawaz Jneid hier in de moskee in Den Haag.
In de Amsterdamse Poldermoskee stelde het Amsterdamse D66-raadslid Yassmine El Ksaihi als voorzitter van deze moskee dat homoseksualiteit een zonde is in de islam. Tevens preekte daar de Amerikaanse imam Khalid Yasin, die homoseksualiteit wil bestraffen, aids een Amerikaanse uitvinding noemt en spreekt over de wereldheerschappij van de islam.
En dan de transgenders, die in hun eigen buurt en zelfs in hun eigen huis niet veilig zijn. Van transgenders die door islamitisch straattuig worden weggetreiterd uit hun eigen huis zijn de nodige schrijnende voorbeelden bekend. Zoals afgelopen jaar Marieke uit Den Bosch, die slachtoffer werd van zowel verbaal en fysiek geweld op straat als van intimiderende acties rond haar woning. Het slachtoffer zou volgens de lokale omroep hiervan geen aangifte kunnen doen bij de politie, maar slechts een melding. Ik citeer de lokale omroep: "Maar omdat er meerdere daders zijn en Marieke geen duidelijk signalement of bewijs heeft, kan ook geen aangifte gedaan worden." Uiteindelijk was Marieke genoodzaakt te verhuizen naar een andere wijk en werd het islamitisch straattuig, dat voor deze intimidatie verantwoordelijk was, niet aangepakt. Die konden gewoon ongestoord hun gang blijven gaan in die wijk. De wereld op zijn kop.
Met voorliggende wetswijziging is een slachtoffer van antitransgendergeweld, zoals Marieke, niet geholpen. In plaats daarvan zouden dergelijke slachtoffers makkelijker aangifte moeten kunnen doen, ongeacht de mogelijkheden tot opsporing. Afgelopen april merkte COC-voorzitter Tanja Ineke al het volgende op, en ik citeer een artikel op nu.nl: "Ze signaleert een soort gemakzucht bij politie en Openbaar Ministerie. Dan hoor je: Het is moeilijk om te bewijzen, dus we gaan er ook maar niet naar op zoek. Dat kan natuurlijk niet, de politie hoort stevig door te rechercheren." Daarom de vraag aan de minister: wat wil het kabinet betekenen om de aangiftemogelijkheden voor deze slachtoffers te verbeteren?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie: mevrouw Vink?
Mevrouw Vink i (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb nog even getwijfeld of ik dit ter sprake zou brengen. Maar er wordt een Amsterdams D66-raadslid met naam en toenaam genoemd, dus voor de verslaglegging wil ik hier wel bij opmerken dat het desbetreffende raadslid heel vaak heeft aangegeven hoe zij staat tegenover gelijke rechten voor iedereen. Dit was niet echt een vraag, maar ik wou het hierbij wel opmerken.
De heer Van Hattem (PVV):
Oké, daar neem ik dan kennis van. Evenals ik kennisneem van het citaat dat zij eerder heeft gebruikt.
Bij geweld tegen personen met een lhbti-achtergrond zijn volgens verschillende onderzoeken verdachten met een Marokkaans-islamitische achtergrond oververtegenwoordigd. Zo blijken volgens het politierapport getiteld Anti-homogeweld in Nederland uit 2014 bij incidenten waarvan de verdachte bekend is, Marokkanen bijna tien keer vaker verdachte. Volgens het UvA-rapport getiteld Als ze maar van me afblijven, is 62% van de daders van fysiek geweld tegen homo's in Amsterdam van niet-Nederlandse afkomst, en daarbinnen vormen Marokkanen met 36% de grootste groep. Gelet op de oververtegenwoordiging van verdachten van anti-lhbti-geweld met een Marokkaans-islamitische achtergrond en de afwijzing, onderdrukking en haat jegens lhbti in de islam, is het de vraag aan de indieners waarom zij de ogen gesloten houden voor deze gevaren van islamisering. Waarom nemen zij niet de stelling in dat het voor de bescherming van ónze normen en waarden, waaronder het in vrijheid kunnen leven als transgender, noodzaak is om islamisering tegen te gaan? Graag een reactie.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel past in dezelfde categorie als de regenboogzebrapaden: het is ogenschijnlijk heel sympathiek, maar een volstrekt betekenisloos gebaar. Het is heel erg makkelijk om zo'n regenboogzebrapad midden in een winkelcentrum aan te leggen, maar geen enkele gemeente legt ze aan op de plaats waar deze regenboogzebrapaden qua signaal thuis zouden horen: voor de deur van een moskee. Met dit wetsvoorstel is geen enkele transgender- of interseksepersoon geholpen. Met de-islamisering, meer veiligheid en betere mogelijkheden tot aangifte wel. Dáár kiest de PVV voor, en niet voor deze overbodige wetgeving.
Voorzitter. Tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Ik geef het woord aan mevrouw Vink.