Verslag van de vergadering van 27 mei 2019 (2018/2019 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.02 uur
Mevrouw Gerkens i (SP):
Dank u wel, "voorzitters", moet ik misschien zeggen. Amper vier jaar na het invoeren van het leenstelsel klapt de toen gemaakte coalitie van welwillenden al uit elkaar in twee partijen. De ene groep wil de rentemaatstaf verhogen en dus de kosten van de lening hoger maken. De andere groep wil het systeem afschaffen. De SP houdt vast aan de koers die ze altijd heeft gevaren: dit leenstelsel is slecht voor de toegankelijkheid van het onderwijs, vergroot de tweedeling en vermindert de gelijke kansen. Het verhogen van de rentemaatstaf, waarvan de gelden slechts rechtstreeks naar de staatskas gaan, vindt mijn fractie een slecht plan, dat dan ook niet onze steun kan wegdragen.
In deze Kamer, die in de huidige samenstelling nog slechts één keer bij elkaar komt — althans, dat hopen we, want misschien is het toch nog wel ... maar goed, dat zijn andere dingen — is inmiddels in meerderheid ook het besef ingedaald dat het leenstelsel gewoon een goed voorbeeld van een slecht plan is en dat we vandaag beter hadden kunnen spreken over "hoe nu verder" dan over "hoe nu hoger".
Voorzitter. Mevrouw Nooren zei het al: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, en dat vindt ook de SP. Mijn fractie is dan ook verheugd over deze koerswijziging. Daarmee is het toch al broze draagvlak onder dit leenstelsel verdwenen, en rijst de vraag waarom wij vandaag spreken over het voorstel om de rentemaatstaf te verhogen teneinde in 2060 226 miljoen euro aan inkomsten binnen te halen. De kans dat u en ik — zeg ik tegen de minister, via de voorzitter — dan nog in leven zijn, is bijzonder klein, alhoewel niet onmogelijk; maar dat geeft wel aan hoever die datum voor ons ligt. Er is genoeg tijd om het gat dat dan zal vallen wanneer we hier vandaag besluiten het wetsvoorstel niet door te laten gaan, op te vullen. Liever had mijn fractie vandaag gesproken over hoe we deze dwaling zouden gaan herstellen. Om het leenstelsel af te schaffen moeten er keuzes worden gemaakt en oplossingen worden bedacht. Gezien het verminderde draagvlak zou het goed zijn wanneer de minister eens gaat kijken naar de alternatieven voor het leenstelsel. Is zij daar al mee bezig? Ik overweeg een motie in tweede termijn.
Voorzitter. Het stelsel is namelijk een slecht stelsel. Het gaat ervan uit dat de student maar zelf moet investeren in zijn toekomst, want hij of zij plukt de vruchten ervan. Dat gaat voorbij aan het feit dat die vruchten door de hele samenleving geplukt worden. Die profiteert namelijk van sterk opgeleide inwoners, zeker in een kenniseconomie als de onze. Bovendien gaat het leenstelsel uit van de premisse dat een hoge opleiding ook een hoog salaris oplevert. Dat dit voor een fiks aantal beroepen niet zo is, vertellen de voorstanders niet. Ook gaan zij voorbij aan de wenselijkheid hiervan. Hierdoor krijgt men afgestudeerden die gaan voor het hoogste inkomen en niet de grootste maatschappelijke bijdrage. Alhoewel het een het ander niet uitsluit, gaat dit natuurlijk niet per definitie hand in hand. Daarmee werkt dit voorstel individualisme in de hand, hetgeen in de ogen van mijn fractie zeer onwenselijk is. Daarnaast verhoogt het de druk op de studenten om te presteren. Zodra je van de middelbare school af komt, soms wel zo jong als 16 jaar, word je min of meer gedwongen om te lenen of om naast je studie te gaan werken. De kosten van levensonderhoud voor studenten zijn hoog. Een woning is nagenoeg niet te vinden. De schulden lopen op naar ruim €21.000, en dat wordt met dit voorstel nog eens €5.000 meer.
Maar deze minister zegt dat de druk die de studenten voelen, met name komt door de sociale media. Ja, zeker spelen de sociale media een rol in ons leven, wat nadere aandacht behoeft, maar daarmee mag je de overige factoren toch niet negeren, zoals: verplicht een bijbaan erbij, de problemen om financieel rond te komen en de angst straks geen goede baan te krijgen om die schulden af te kunnen betalen? Graag krijg ik van de minister een reflectie op haar opmerkingen dat sociale media de schuld zijn van de stress van studenten.
De minister wijst er ook telkens op dat de sociale betaalvoorwaarden ervoor zorgen dat de lening niet als een last op de schouders drukt. Ook hier is een valse premisse gebruikt, namelijk de premisse dat alleen hoge lasten van een lening druk geven. Maar het hebben van die schuld heeft consequenties. Zo heeft het bijvoorbeeld ook gevolgen voor de hoogte van de hypotheek. Het is niet niks, zeg ik tegen de minister, een schuld van €21.000. Het zou de minister ook niet misstaan wanneer ze dit zou willen uitdragen. Ondanks dat ik al enkele malen vroeg om een zogenaamde financiële bijsluiter toe te voegen, en ondanks de aangenomen motie van de heer Bruins, waarin hij verzocht om een goede informatievoorziening, is de informatievoorziening van DUO echt summier.
Voorzitter. Wanneer ik de berekening studiefinanciering invul — ik zou best nog wel een keer willen studeren met die voorwaarden — wordt er eerst nog gesproken over het "krijgen" van geld. Natuurlijk, als ik dan verder die website doorloop, wordt het het "lenen" van geld. Vervolgens wordt er een aflosmogelijkheid van €60 per maand bij een bruto-inkomen van €3.200 voorgeschoteld. Volgens dat plaatje ben ik bezig met negentien jaar aflossen. De harde realiteit is echt anders. €3.200 per maand verdienen als pas afgestudeerde, dat is behoorlijk optimistisch! Ik mag echt wel uitgaan van een lager salaris en een maximale aflostermijn, 35 jaar. Dit is een klein voorbeeld, maar het geeft aan dat de informatie niet gericht is op het realistisch en terughoudend informeren over de gevolgen van het leenstelsel.
Voorzitter. Dit leenstelsel was ook bedoeld om het onderwijs te verbeteren. Het geld zou terugvloeien naar de student. Drie jaar na dato moeten we helaas constateren dat deze belofte slechts deels is ingelost. De Rekenkamer concludeerde dat voor slechts 280 miljoen euro met zekerheid vastgesteld kan worden dat deze ten goede zijn gekomen aan de verbetering van het onderwijs, veel minder dan de beloofde 600.
De verhoging van de rentemaatstaf zorgt voor een hogere rente voor studenten. Hoeveel hoger is eigenlijk niet precies duidelijk. De verwachtingen zijn ontleend aan het verleden. Dat betekent dat er een nieuw onzeker element is toegevoegd aan het voorstel. Schrijnend is het feit dat dit voorstel al vier jaar na inwerkingtreding van het leenstelsel wordt gedaan. In dat debat werd destijds betoogd dat studenten heel goed van de overheid kunnen lenen. Die zou immers een betrouwbare partner zijn die tegen een lage rente kon lenen. Maar met deze stap laat de regering zien dat zij allesbehalve een betrouwbare partners is. De vijfjaarsrente wordt ineens tienjaarsrente. En hoe gegarandeerd is dat? Hoe hard is die aflostermijn van 35 jaar? Wanneer komt bijvoorbeeld het voorstel om een klein beetje terug te schroeven, naar 30 jaar? Is dit niet de tweede stap in de richting van een keihard leenstelsel, na de invoering van het leenstelsel als eerste stap? Die invoering werd gedaan om meer geld voor het onderwijs te genereren, iets wat zoals gezegd maar ten dele gelukt is. Ik weet dat dit toen ook van belang was voor partijen als GroenLinks en D66. GroenLinks heeft inmiddels zijn knopen geteld en is tot de conclusie gekomen dat het niet zo gewerkt heeft. Ik vraag me af hoe de fractie van D66 hier nu over denkt.
Voorzitter. Zoals gezegd gaan de opbrengsten van dit wetsvoorstel niet terug naar het onderwijs, maar spekken ze de staatskas. Uit een onderzoek van het ISO blijkt dat dit tegen de regels van het ook door Nederland ondertekende IVESCR-verdrag indruist. De opbrengsten van deze maatregel komen namelijk niet ten goede van het onderwijs. Terwijl bij de invoering van het huidige leenstelsel is betoogd dat het geld zou terugvloeien, vloeit dat geld nu door naar de staatskas. Daarmee is het in strijd met dit verdrag. De minister heeft dit aspect nog niet in de beantwoording van de schriftelijke vragen meegenomen. Ik verzoek haar om daar nu wél uitgebreid op in te gaan. Het ISO heeft ook juridische stappen aangekondigd, dus ik verwacht van de minister ook een gedegen antwoord.
Voorzitter, ik rond af. Ik zie dat de twijfel in deze Kamer groot is. Ik zie een minderheid die het leenstelsel nog steunt en ik zie 27 jongerenorganisaties, evenals de jongeren van onze eigen politieke partijen — de Jonge Democraten, DWARS, ROOD, CDJA, SGP-jongeren, JOVD en PerspectieF — die ons oproepen deze wet niet te steunen. Ook zij vinden dit een goed voorbeeld van een slecht plan. Ik vraag de minister waarom zij denkt dat het nodig is om hun oproep te negeren. Ik kijk uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Gerkens. Ik geef het woord aan de heer Schalk.