Plenair Ester bij behandeling Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Allereerst mijn gelukwensen aan collega Frentrop met zijn mooie maidenspeech.

Bij de aanvang van dit debat wil de ChristenUniefractie graag het kabinet, de minister, de bonden en de werkgevers feliciteren met het pensioenakkoord. Het heeft bijna een decennium geduurd, maar het resultaat is er dan. Dat geeft het misschien wel historische proporties. Het is een krachtig signaal naar de samenleving dat het uiteindelijk gelukt is een akkoord te sluiten rond dit voor alle Nederlanders zo belangrijke pensioenonderwerp, voor jongeren en ouderen, voor deze en volgende generaties. Het is ook goed dat het pensioenakkoord mag rekenen op brede steun van de sociale partners en hun achterbannen. Het is ook goed dat coalitie en oppositie de samenwerking zochten en elkaar wisten te vinden. De polder wankelde, maar viel niet om.

Voorzitter. De verleiding is groot om in het kader van dit afgepaalde wetsvoorstel een kloeke beschouwing te wijden aan het achterliggende pensioenakkoord, om daarbij vol op het Eerste Kamerorgel te gaan over de noodzakelijke vernieuwing van het pensioenstelsel, de betaalbaarheid van de AOW in het licht van de vergrijzing, het doorknippen van de doorsneesystematiek, de gewraakte rekenrente, het financieel toetsingskader, het langdurig uitblijven van indexatie van de pensioenen en de modernisering van de pensioencontractvormen. Ik zou zo nog lang kunnen doorgaan, want we hebben onderwerpen te over, maar ik zal dat niet doen. Het debat gaat daar vandaag simpelweg niet over. We komen op een ander moment te spreken over het bredere pensioenakkoord, zeker waar het de daarvan afgeleide wetsvoorstellen betreft. Nu, zo zou ik toch willen adviseren, moeten we ons beperken tot dit tamelijk eendimensionale wetsvoorstel dat de verhoging van de AOW-leeftijd wil versoepelen.

De achterliggende doelstelling om pas op de plaats te maken met een verhoging van de AOW-leeftijd, steunt mijn fractie. Terugkijkend bekruipt ook ons het gevoel dat de verhoging van de AOW-leeftijd te snel is gegaan en te weinig in dialoog met de samenleving. Alle argumenten die we in 2012 hadden om deze verhoging wettelijk te verankeren — de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door de vergrijzing en de crisis, de stijgende gemiddelde levensverwachting, het langer gezond blijven van oudere werknemers — mochten rekenen op brede wetenschappelijke onderbouwing, maar de maatschappelijke acceptatie bleek niet navenant. De koele wereld van statistiek en prognoses is een ander perspectief dan de belevingswereld van burgers. Mensen herkennen zich niet in statistische gemiddelden, in cohortbeschrijvingen en abstracte extrapolaties. Dat geldt zeker voor werknemers die kort voor hun pensioen staan. Zij wegen ingrepen in de pensioenleeftijd anders omdat hun leven er direct door geraakt wordt.

De heer Kox i (SP):

Dat zijn duidelijke woorden van collega Ester. Dat is belangrijk aan het begin van het debat. Mag ik dit ook vertalen als een sorry naar de mensen die de afgelopen jaren met een te snelle verhoging van de AOW-leeftijd zijn geconfronteerd?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik denk niet dat veel mensen op een sorry zitten te wachten. Ik denk dat ze zitten te wachten op goed beleid. Daar gaat het vandaag over. We bekijken of we die AOW-leeftijd kunnen versoepelen. Ik zei al dat ik dat een heel belangrijk signaal vind naar diezelfde samenleving toe.

De heer Kox (SP):

De heer Ester heeft gelijk dat mensen voor de toekomst op goed beleid zitten te wachten, maar een grote groep mensen is in het verleden en zeer recente verleden de dupe geworden van beleid waarvan de fractiewoordvoerder van de ChristenUnie nu zegt dat het te snel is gegaan en dat het maatschappelijk niet begrepen werd. Daarom denk ik dat het wel op z'n plek is dat de politiek, als ze dit wetsvoorstel aanneemt, daarbij ook zegt dat ze in het verleden een beleid heeft gevoerd dat niet goed heeft uitgepakt voor een grote groep mensen. Daar zitten mensen — u kent ze net zo goed als ik — wel op te wachten. Je wordt er geen cent beter van, maar je gaat je wel iets beter voelen als je denkt: ik vroeg niet te veel, maar kreeg te weinig.

De tijdelijke voorzitter:

Is dat een vraag of een aanbeveling?

De heer Kox (SP):

Mijn vraag is of collega Ester het ermee eens kan zijn dat behalve door te zeggen dat we goed beleid voor de toekomst moeten maken, het passend is dat we ook sorry zeggen tegen mensen die de dupe van dat te snelle beleid zijn geworden. Mijn vraag is of het raar is, ook al worden die mensen daar geen cent beter van, om toch te zeggen: we hadden het niet zo moeten doen. Dat kan toch balsem op de ziel zijn, zal ik maar zeggen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik weet niet of die mensen dat zo ervaren. Ik zou zeggen: als we al het beleid uit het verleden hier moeten corrigeren, zijn we nog wel even bezig. Ik hecht er waarde aan om ons te concentreren op het wetsvoorstel dat nu voorligt en kijk liever naar de toekomst, overigens lerend van de ervaringen uit het verleden. Daar ga ik zo nog wat woorden aan wijden.

Voorzitter. Onderzoek laat zien dat langer doorwerken voor veel oudere werknemers een mentale en fysieke belasting is. Met de arbeidsmotivatie is niets mis in ons land, maar mensen leven niet bij werk alleen. Soms is genoeg ook genoeg. Dat geldt zeker voor werknemers met belastende beroepen. Ook andere prioriteiten vragen om aandacht en onderhoud: ontspanning, mantelzorg, vrijwilligerswerk, genieten van een welverdiende oude dag. De makke was dat oudere werknemers — we hadden het er net al even over — die vlak voor hun pensioen zaten vrij plotseling geconfronteerd werden met een verhoging van hun pensioenleeftijd. Zij voelden zich overvallen; zij voelden zich overrompeld. Zij dienden hun prioriteiten en plannen te herschikken. De leeftijdscohorten die daar direct onder zitten, moesten hun werkzame toekomst opnieuw definiëren. We slagen er kennelijk niet in om de brug te slaan tussen de wereld van min of meer objectieve demografische trends en de rol die burgers voor zichzelf zien weggelegd. Dat is geen onwil of tegendraadsheid van hun kant, maar het gevolg van botsende prioriteiten die om voorrang strijden, van dilemma's die zich heel scherp aandienen op het snijvlak van werk en pensionering.

Ik ben benieuwd of de minister zich in deze kenschets herkent. Zijn we in de afgelopen jaren te hard van stapel gelopen met de ophoging van de AOW-leeftijd, zo wil ik hem vragen. En, zo ja, welke lering trekt hij daaruit? Hebben we het verhaal wel goed aan de burger uitgelegd?

Voorzitter. De temporisering van de AOW-leeftijd in het wetsvoorstel waar het vandaag over gaat, richt zich vooralsnog op de periode 2020-2025. Kern is dat pensionering op 67-jarige leeftijd naar 2024 wordt verschoven, waardoor per jaar tussen de 165.000 en 220.000 werknemers eerder met pensioen kunnen. De voorstellen over de periode daarna zijn zeker zo bepalend. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd meer gematigd, voor twee derde gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Mijn fractie steunt die matigende insteek. Deze laatste maatregel, die overigens ook in het voordeel werkt van komende generaties, is niet in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen. De minister heeft daar argumenten voor. Het pensioenakkoord moet ook op dit punt verder worden uitgewerkt — mijn fractie begrijpt dat — maar de keerzijde is evenwel dat er voor de komende paar jaar weliswaar rust en zekerheid is wat de AOW-leeftijd aangaat, maar het beeld daarna veel diffuser blijft.

De tijdelijke voorzitter:

De heer Van Strien heeft een interruptie.

De heer Van Strien i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik constateer bij de heer Ester alle begrip en ondersteuning voor deze maatregel. Ik neem aan dat hij dan ook uit kan leggen waarom we na een korte onderbreking weer verdergaan met het verhogen van de pensioenleeftijd met telkens acht maanden voor elk jaar dat we langer leven. Ziet de heer Ester daar ook een of andere redenering achter? Is het te begrijpen dat wij iedere keer met acht maanden later AOW rekening moeten houden voor ieder jaar dat we ouder worden?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank voor deze vraag. Het zal u niet ontgaan zijn dat dit onderdeel is van een veel breder pensioenakkoord. Dat is geven en nemen, zo hebben wij allemaal vanaf de zijlijn kunnen zien. Dit is daar uitgekomen en daar hebben wij een oordeel over uit te spreken. Ik zal dat vanochtend ook graag doen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat het dan een dealtje is, niet redenerend vanuit de pensioengerechtigde, maar een dealtje tussen politici.

De heer Ester (ChristenUnie):

Het is een verhaal dat geboren is in de schoot van de polder en daar moeten we het ook even lokaliseren. Het lijkt mij goed om het daar even bij te houden.

Kan de minister dragender uiteenzetten waarom de wetgevingsknip gemaakt is zoals die gemaakt is tussen die beide wetsvoorstellen die ik net noemde? Waarom hebben we dat niet gewoon in één keer geregeld? Zal het de maatschappelijke rust in het pensioendebat terugbrengen of eerder verschuiven? Hoe voorkomen we dat we over een paar jaar weer een onwelkome boodschap moeten brengen?

Voorzitter. Werknemers vragen langer door te werken, ook in een meer gematigd tempo, staat of valt met serieus beleid rondom duurzame inzetbaarheid en leven lang leren of, zoals dat tegenwoordig heet, leven lang ontwikkelen. We moeten werknemers gezond en vitaal naar hun AOW-leeftijd brengen. Daar zijn ze uiteraard ook zelf verantwoordelijk voor. Duurzame inzetbaarheid en competentieontwikkeling zijn daarbij leidend. Het kabinet trekt de portemonnee. Er komt een integraal investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid. Dan gaat het om een nog niet ingevuld bedrag van maar liefst 800 miljoen, verspreid over vier jaar vanaf 2021. En ook dat moet allemaal nog nader worden uitgewerkt.

De ChristenUniefractie onderschrijft de inzet van het gekozen beleid, maar wijst erop dat het bestaande beleid rond duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen bepaald geen daverend succes is. Te vaak is het beleid blijven steken in goede voornemens die het stadium van de grondverf niet voorbijkwamen. Ondanks jaren van discussie is beleid rond duurzame inzetbaarheid nog lang geen gemeengoed in bedrijven en organisaties. Hoe gaan we er nu voor zorgen dat dat in het komende jaar gaat kantelen? Waarom zal dit nu wel gaan lukken en waarom vroeger niet? Dat is niet alleen een kwestie van geld maar ook van cultuur, denk ik. Hier moet ik — u merkt het voorzitter — mijn verhaal toch een beetje oprekken. Deelt de minister de urgentie van veel nadrukkelijker beleid op duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen, juist in het licht van dit wetsvoorstel? En, zo ja, wat is zijn agenda en hoe gaat die samen met de sociale partners worden uitgewerkt? Brengt dit ook gerichte wetgeving met zich mee?

Er is op dit punt, zo stelt de ChristenUniefractie, nog een wereld te winnen. Ook de Raad van State wees nadrukkelijk op de noodzaak van slagvaardig beleid rondom duurzame inzetbaarheid. Het gaat hier toch om een wat kwetsbaar onderdeel van het wetsvoorstel. Kan de minister mijn fractie toezeggen dat hij persoonlijk de regierol rond het opschalen van het duurzame-inzetbaarheidsbeleid zal pakken? Gaat hij de voortgang bewaken en evalueren? Dat lijkt ons uitermate van belang.

Om zware beroepen te ontlasten biedt het pensioenakkoord perspectief op het financieel faciliteren van vervroegde uittreding, onder andere door een versoepeling van de RVU-regeling. Deze belangrijke maatregel moet ingaan vanaf 2021. Ook hier moeten de spelregels nog nader worden uitgewerkt door de sociale partners in de komende cao-onderhandelingen. Ongeveer €19.000 zal worden vrijgesteld van de RVU-heffing. Kan de minister mijn fractie toelichten dat een dergelijk bedrag het verschil zal maken om werknemers met een zwaar beroep verlichting te bieden?

Ik dank de minister voor zijn antwoorden op onze schriftelijke vragen over het dekkingsvoorstel. Dat heeft een aantal onduidelijkheden weggenomen. Het gaat om een pakket van om en nabij 8 miljard euro, waarvan de dekking wordt uitgesmeerd over vijftien jaar. Dat is veel geld, erg veel geld zelfs, maar een goed pensioenakkoord moet ons ook wat waard zijn. In dit bedrag is de versoepeling van de koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting na 2025 niet opgenomen, niet verdisconteerd. Daarvoor komt dan, zo neem ik aan, een afzonderlijk dekkingsvoorstel. Het lijkt mij ook goed om het CPB eens te vragen om de houdbaarheidseffecten van het hele pakket door te rekenen.

Voorzitter. Veel van de ophef rond de eerdere verhoging van de AOW-leeftijd in 2013 en de versnelling ervan in 2015 — collega Frentrop ging er al op in — had te maken met het feit dat oudere werknemers zich overvallen voelden. Ze moesten doorwerken voorbij de datum die in hun beleving als in beton gegoten leek. We moeten nu oppassen dat de maatschappelijke reuring niet de andere kant uitslaat: oudere werknemers die, anders dan gepland, nu plots eerder met pensioen moeten. Voor alles hebben we rust nodig aan het pensioenfront. Dat betekent: heldere overheidscommunicatie richting burger en werknemer. Mijn fractie dringt er bij de minister op aan om dit traject overtuigend ter hand te nemen. We krijgen daarover graag een toezegging en we verzoeken om een inkijk in de plannen.

De tijdelijke voorzitter:

U dringt er bij de regering op aan, maar ik bij u om op de spreektijd te letten.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, ik heb nog een halve minuut nodig, voorzitter. Dank daarvoor.

We vragen daarbij ook aandacht van de minister voor het mkb. Van kleine bedrijven wordt extra behendigheid gevraagd om de versoepeling van de AOW-leeftijd te managen. Wat zijn hier de voornemens van de minister?

Voorzitter, ik rond af. De ChristenUniefractie steunt dit wetsvoorstel om de verhoging van de AOW-leeftijd te temporiseren. De richting is goed en komt tegemoet aan breed gedeelde maatschappelijke opvattingen. Het biedt oudere werknemers soelaas, houdt de intergenerationele solidariteit in stand en creëert stabiliteit. We zijn blij met het pensioenakkoord waarvan dit voorstel deel uitmaakt. We zijn ook blij dat als het echt moet de sociale partners bereid blijken, ook nu weer, om in te schikken. De polder werkt nog altijd, al vraagt het steeds meer tijd en gaat het met horten en stoten.

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister op de vragen van mijn fractie.

De tijdelijke voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan is het woord aan de heer Van Strien.