Verslag van de vergadering van 2 december 2019 (2019/2020 nr. 9)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.56 uur
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. Allereerst de hartelijke gelukwensen aan de heer Dessing, mevrouw Huizinga-Heringa, de heer De Vries, de heer Arbouw en de heer Rietkerk voor hun mooie maidenspeeches.
Vandaag behandelen we het al dan niet in werking laten treden van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van het project militair radarstation in Herwijnen. Graag neem ik u mee in dat proces. In 2013 is Defensie begonnen met het zoeken van een nieuwe locatie voor een militair radarstation. Deze werd gevonden in de plaats Herwijnen. Aanvankelijk was de gemeenteraad van Lingewaal akkoord in 2015, maar de gemeenteraad van Lingewaal besloot enkele jaren later, in 2018, de wijziging van het bestemmingsplan naar de bestemming maatschappelijk militair zend- en ontvangstinstallatie toch niet vast te stellen.
Dat was dus een wijziging van het aanvankelijke oordeel en daar had de raad twee redenen voor. De eerste was dat men vond dat het plan niet zou leiden tot een goede ruimtelijke ordening, en de tweede was dat de gemeenteraad vond dat onvoldoende inzicht was gegeven in de effecten voor de gezondheid. De huidige gemeenteraad van West Betuwe heeft aangegeven, niet zelf een bestemmingsplanwijziging te willen initiëren. Het enige middel dat dan overblijft, is het inzetten van de rijkscoördinatieregeling. Het Rijk zet dan een rijksinpassingsplan op, maar dat kan alleen als beide Kamers instemmen.
Voorzitter. Het gaat vandaag over de gezondheid van de mensen in West Betuwe. Het gaat over het belang van de veiligheid van de luchtvaart en het gaat over het weer kunnen aanleggen van windmolenparken. Ik licht dat kort toe.
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Mevrouw Moonen moet het mij maar niet kwalijk nemen dat ik haar interrumpeer op het punt dat zij nu aan de orde stelt. Ik heb dat ook van anderen gehoord, maar die mocht ik niet interrumperen. U mag ook namens die collega's spreken. Mevrouw Moonen zegt dat de gemeente niet wilde besluiten, niet tot een coördinatie wilde komen en dat het Rijk het daarom wel heeft moeten doen. Mijn vraag is of dat wel klopt. Is het niet zo dat de gemeente wel degelijk iets wilde besluiten, namelijk dat het er niet moest komen? Het Rijk kon twee dingen doen. Of zeggen: we drukken het door. Of zeggen: we respecteren de gemeente. Is de boodschap dat de gemeente niet wilde besluiten wel de juiste samenvatting? Of heeft de gemeente wel degelijk iets besloten, alleen was dat iets dat het Rijk onwelgevallig was?
Mevrouw Moonen (D66):
Zoals ik zojuist aangaf wilde West Betuwe niet zelf een bestemmingsplanwijziging initiëren. Dat staat in stukken van de raad. Ik heb aangegeven dat dan, als je het dan toch wilt realiseren, de rijkscoördinatieregeling overblijft. Ik wil graag mijn betoog vervolgen om de afwegingen die wij zien nader uit te leggen.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Ik snap wel dat mevrouw Moonen haar betoog wil vervolgen, maar ik wil toch de vinger bij deze zere plek leggen, want dat is dit wel degelijk. De gemeente heeft formeel gezegd het niet te willen initiëren. Zij heeft dat gedaan omdat zij dit niet wilde. Zij wilde deze radartoren niet. Dat is een uitspraak van de gemeente. Ze heeft niet lapzwanserig aan de kant gestaan zodat het Rijk er wel in moest stappen. Nee, de gemeente wilde het gewoon niet. Zo ligt het toch?
Mevrouw Moonen (D66):
Wat is dan uw vraag? Tot zover is het bekend.
De voorzitter:
De derde interruptie van de heer Ganzevoort.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Mijn vraag is deze. Klopt dan de weergave van mevrouw Moonen wel dat het Rijk er in moest stappen omdat de gemeente haar werk niet deed? Dat is de suggestie die zij deed.
Mevrouw Moonen (D66):
Dan heeft u mij niet goed begrepen. Het Rijk hoeft het niet te doen, maar het Rijk kán een rijkscoördinatieregeling inzetten. Het is niet verplicht om die in te zetten.
Voorzitter. Het gaat over de gezondheid van de mensen in de Betuwe, over het belang van de veiligheid van de luchtvaart en over het weer kunnen aanleggen van windmolenparken. Laten we starten met het gezondheidsaspect, een belangrijk aspect voor de mensen in het gebied. Voor de gezondheid van mensen gaat het om de mogelijke stralingsbelasting. Het zal duidelijk zijn dat D66 vindt dat, wanneer er in dit gebied een nieuwe radar komt, de cumulatie van alle straling binnen de maximale stralingswaarden zal moeten blijven.
Daarnaast gaat het om het nationaal belang van veiligheid voor inkomende mogelijk bedreigende toestellen. De staatssecretaris zegt hier in haar brief aan de Eerste Kamer op 25 oktober het volgende over: "Defensie is vanuit haar grondwettelijke taken onder meer verantwoordelijk voor het bewaken van (een deel van) het NAVO en het nationale luchtruim en het begeleiden van militaire luchtoperaties ...".
Ten slotte gaat het om de aanleg van windmolenparken. Die liggen momenteel voor een groot deel stil in dit land, omdat we eigenlijk geen besluit nemen over het al of niet inzetten van de rijkscoördinatieregeling. Omdat Nieuw-Milligen langer in bedrijf wordt gehouden, krijgen alle windmolenprojecten binnen een straal van 75 kilometer rond Nieuw-Milligen geen verklaring van geen bezwaar. Ook rondom de locatie van Herwijnen en de mogelijke alternatieve locaties ligt een contour van 75 kilometer waar geen windmolenprojecten gerealiseerd kunnen worden. In totaal ligt de aanleg van 900 megawatt aan windenergieprojecten op land hierdoor stil. Dat is 15% van onze totale opgave aan duurzame energie.
De fractie van D66 vindt de gezondheid van de bewoners, de veiligheid van het luchtruim en de aanleg van duurzame energieparken van groot belang. Onze fractie hecht ook zeer aan een ordentelijk proces met de inwoners en de gemeente. Inzet van de rijkscoördinatieregeling betekent dat er volgens de wettelijke regeling onderzoek dient plaats te vinden naar alternatieve locaties. Zodra een alternatieve locatie geschikt wordt gevonden dient de rijkscoördinatieregeling voor de locatie in Herwijnen direct te stoppen. Ook is onderdeel van de RCR dat er onderzoek plaatsvindt naar de cumulatieve effecten van de radar op de gezondheid. Je zou kunnen zeggen dat hiermee wordt verzekerd dat alle benodigde onderzoeken daadwerkelijk gedaan worden. Echter, onze fractie heeft moeite met het proces zoals dat tot nu toe is doorlopen door het ministerie van Defensie. Ik ga niet de hele geschiedenis van het proces doornemen, want door vorige sprekers is er al heel veel over gezegd. Dat hoef ik niet te herhalen. Ik wil wel de recentere procesfailures benadrukken.
De staatssecretaris heeft in haar brief van 22 november 2019 toegezegd dat zij samen met de gemeente en omwonenden een onderzoek naar alternatieve locaties uit zal voeren. Daarnaast heeft de staatssecretaris toegezegd onderzoek te doen naar de cumulatieve effecten van de straling op de gezondheid. Beide onderzoeken zijn nog steeds niet afgerond. Bewoners en gemeente worden dus eigenlijk heel lang in onzekerheid gehouden, maar dat was helemaal niet nodig. Aan de inwoners is erg laat gevraagd om mee te denken over alternatieve geschikte locaties. Toen begin 2019 de gemeente West Betuwe aangaf niet mee te willen werken aan een bestemmingsplanwijziging, had het ministerie van Defensie direct op zoek kunnen gaan naar alternatieve locaties. Dat is niet gebeurd. Hiermee is kostbare tijd verloren gegaan: algauw een maand of tien. Het is hoog tijd om dit te veranderen.
Voorzitter. De fractie van D66 vindt het heel belangrijk om onderscheid te maken tussen voorbereiding, alle voorbereidende onderzoeken, en het besluit tot plaatsing. In onze visie zijn dat twee verschillende trajecten.
De heer Koole i (PvdA):
Ik maak even van de gelegenheid gebruik om de heren Dessing, De Vries, Arbouw en Rietkerk en mevrouw Huizinga te feliciteren met hun maidenspeeches.
Mevrouw Moonen had het zojuist over die onderzoeken en dat proces dat niet goed is verlopen. Het had veel sneller gekund, direct vorig jaar al, toen de gemeente zei: we willen het niet. Zegt mevrouw Moonen hiermee ook dat de onderzoeken die inmiddels zijn gestart maar nog niet zijn afgerond, onderzoeken zijn die zorgvuldig zijn, ook buiten het kader van de rijkscoördinatieregeling? Want die rijkscoördinatieregeling is nog steeds niet in werking getreden. Hoe kwalificeert mevrouw Moonen de zorgvuldigheid van beide onderzoeken die inmiddels zijn gestart maar nog niet zijn afgerond?
Mevrouw Moonen (D66):
Dat is lastig te zeggen, want die onderzoeken vinden momenteel plaats en daar hebben we nog geen kennis van kunnen nemen. Ik kan nu weinig zeggen over de inhoud van de onderzoeken en ik kan al helemaal weinig zeggen over de zorgvuldigheid van de onderzoeken, want ze zijn nog nooit aangeboden, niet aan de Tweede Kamer en ook niet aan de Eerste Kamer. Dat is dus een black box.
De heer Koole (PvdA):
Maar mevrouw Moonen, u zei zonet dat het eerder gestart had moeten worden. Tegelijkertijd zegt u dat u geen oordeel wil hebben over de kwaliteit van de onderzoeken. Betekent dit nu dat u wel wil dat ze snel worden afgerond, maar dat u eigenlijk nog geen vertrouwen kan hebben in de kwaliteit van de onderzoeken omdat u ze nog niet heeft gezien? Wat vindt u er dan van dat ze überhaupt zijn gestart, buiten het kader van de rijkscoördinatieregeling, waarvan u zegt dat die de garantie biedt dat ze wel goed worden uitgevoerd?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik vind het heel belangrijk om geen kostbare tijd te verliezen, met het oog op zowel het belang van de nationale veiligheid van ons luchtruim als het belang van het kunnen plaatsen van windmolenparken. Daarom zeg ik in mijn betoog dat ik het buitengewoon jammer en ook wel kwalijk vind dat we tien maanden verloren hebben laten gaan. In die tien maanden had dat alternatieve onderzoek kunnen plaatsvinden en dan waren we nu verder geweest dan we nu zijn.
De voorzitter:
De heer Koole, de derde.
De heer Koole (PvdA):
Maar dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was: vindt u dat die onderzoeken buiten het kader van de rijkscoördinatieregeling hadden moeten worden gestart, terwijl u vindt dat de garantie voor een zorgvuldig onderzoek binnen de rijkscoördinatieregeling bestaat?
Mevrouw Moonen (D66):
Ze hadden gestart mogen worden buiten het kader van de rijkscoördinatieregeling. Dan waren we nu verder geweest.
De heer Koole (PvdA):
En dan had u er ook vertrouwen in gehad?
Mevrouw Moonen (D66):
Dan had ik ze willen zien. Dan hadden we de oogst kunnen zien en hadden we dat zelf kunnen beoordelen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
De D66-fractie vindt het belangrijk om onderscheid te maken tussen de hele voorbereiding van het onderzoek en de plaatsing. Wat bedoel ik daarmee? De Tweede Kamer heeft de rijkscoördinatieregeling doorgeleid naar de Eerste Kamer. Daarom spreken we hier vanavond ook over. Cruciaal hierbij zijn twee moties die zijn aangenomen in de Tweede Kamer. In de eerste motie, van het lid Voordewind, staat dat er een grondig onderzoek moet komen naar het in kaart brengen van alternatieve locaties voor het radarstation en dat de Kamer daarover geïnformeerd moet worden voordat er "een schop de grond in gaat". Hoe duidelijk kun je zijn? De andere motie stelt dat de staatssecretaris niet alleen eventuele vragen van de inwoners van Herwijnen mee moet nemen bij het onderzoek dat plaatsvindt naar de mogelijke gevolgen van de cumulatieve straling voor de gezondheid, maar ook mogelijke voorstellen om andere wetenschappelijke instituten daarbij te betrekken.
Wij als D66 hebben beide moties gesteund in de Tweede Kamer. Door deze twee moties ontstaat er een onderscheid tussen al het voorbereidende onderzoek en het besluit tot mogelijke plaatsing van de radar. Wanneer alle voorbereidende onderzoeken gereed zijn, moet de staatssecretaris immers met al deze informatie terug naar de Tweede Kamer. Deze dient daar aangeboden te worden. Daar zal dan opnieuw blijken of het nodig is om het inhoudelijke debat hierover voort te zetten. Dan zal blijken of Herwijnen inderdaad de enig overgebleven en meest geschikte locatie is voor plaatsing van de radar. Daar zal blijken of de resultaten van het onderzoek naar de cumulatieve effecten op de gezondheid binnen de juiste normen blijven, bijvoorbeeld voor straling. Dat alles zal blijken voordat er überhaupt een schop de grond in gaat, want dat is de strekking van de motie. Voor onze fractie is het onderscheid tussen het treffen van de voorbereiding en het al of niet plaatsen van de radar van groot belang. Dat is door beide moties geborgd.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Ik heb een kleine correctie en een vraag. Mevrouw Moonen zei net dat het door de Tweede Kamer is doorgeleid naar de Eerste Kamer. Ik heb het zo begrepen dat de Eerste en de Tweede Kamer beide zelfstandig een reactie te geven hebben op het voorstel om de rijkscoördinatieregeling in te voeren, en dat het dus niet een doorgeleide is vanuit de Tweede Kamer naar de Eerste Kamer, maar dat het parallel loopt. Dat als correctie. Dan mijn vraag. Die gaat over het onderscheid tussen voorbereiden en plaatsen. Ik snap die gedachte wel, maar is mevrouw Moonen niet bang dat je daarmee gewoon een nieuwe fuik creëert, zoals we in dit proces al zoveel gezien hebben? We zien dat we iedere keer weer met voldongen feiten voor iets nieuws geplaatst worden, waardoor we gewoon steeds verder die fuik in zwemmen. Welke ruimte is er, niet alleen voor de Tweede Kamer, maar ook voor de Eerste Kamer in haar eigenstandige verantwoordelijkheid, om dat dan nog te toetsen?
Mevrouw Moonen (D66):
Op het eerste punt: de rijkscoördinatieregeling kan pas worden toegepast wanneer beide Kamers daarvoor toestemming geven. In die zin is het dus juist dat er sprake is van een eigenstandige afweging van beide Kamers. Over het tweede punt, dat van die fuik, ben ik wat minder bezorgd, want als wij allemaal onze eigen collega's in de Tweede Kamer serieus nemen — het lijkt me verstandig om dat te doen — dan laat de motie eigenlijk zien dat onze collega's in de Tweede Kamer alle onderzoeken, zoals dat naar de cumulatieve effecten op de gezondheid, maar ook dat naar alle alternatieve locaties, gaan ontvangen. De motie laat ook zien dat de staatssecretaris niet daadwerkelijk mag beginnen met plaatsing alvorens de Tweede Kamer de gelegenheid te bieden om het debat aan te gaan, als zij dat wensen. Als op enig onderdeel blijkt dat het onvoldoende robuust zou zijn, als er onvoldoende gelet zou zijn op de gezondheidsaspecten, dan kunnen leden van de Tweede Kamer, onze collega's aan de overzijde, dat debat met de staatssecretaris aanvragen. We lopen dus helemaal niet in een fuik; we voeren eigenlijk de moties uit die omwille van zorgvuldigheid zijn aangenomen door onze collega's in de Tweede Kamer.
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Hieruit begrijp ik dat mevrouw Moonen vindt dat als wij vandaag, morgen of volgende week tot een besluit zouden komen, de rol van de Eerste Kamer eigenlijk is uitgespeeld en dat we het maar moeten overlaten aan de collega's, die inderdaad altijd heel erg goed werk doen. Welke grond geeft haar in het proces tot nu toe het vertrouwen dat deze staatssecretaris dat zo zorgvuldig doet dat wij als Eerste Kamer ons recht zomaar uit handen moeten geven?
Mevrouw Moonen (D66):
U heeft de vooronderstelling dat ik geen aanvullende toezeggingen zou willen van de staatssecretaris. Dan kan ik beter mijn betoog afmaken, want het is niet zo dat ik geen extra toezeggingen wil; die zitten nog verderop in mijn betoog.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik kom nu op inspraak van de bewoners. Onderdeel van de rijkscoördinatieregeling, wanneer deze wordt ingezet, is dat de bewoners van de gemeente West Betuwe inspraak hebben en ook zelf met geschikte alternatieve locaties kunnen komen. Ook kunnen bewoners en bedrijven een procedure starten bij de Raad van State en blijft bezwaar en beroep mogelijk. De fractie van D66 hecht belang aan een goede communicatie met de bewoners. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij het proces van inspraak inricht? Dat is een gerichte vraag aan de staatssecretaris.
Tot slot wil ik een toezegging vragen aan de staatssecretaris. Omdat het hier gaat over de gezondheid van de mensen in West Betuwe, omdat het hier gaat over het belang van de nationale veiligheid van de luchtvaart en omdat het hier gaat over het weer kunnen aanleggen van windmolenparken, is het belangrijk dat er een ordentelijk proces wordt gevolgd. De rijkscoördinatieregeling en uitvoering van beide moties van de Tweede Kamer voorzien hier in principe in. Dan zal blijken of Herwijnen de enige overgebleven en meest geschikte locatie is voor plaatsing van de radar en of aan alle normen van de gezondheid voldaan wordt. Voor de fractie van D66 is het van belang dat de staatssecretaris toezegt om verantwoording af te leggen over de kwaliteit van het proces tijdens de inzet van de rijkscoördinatieregeling. De staatssecretaris heeft mondeling reeds toegezegd in de commissie dat de resultaten van alle onderzoeken die naar de Tweede Kamer gaan, op hetzelfde moment ook gezonden en aangeboden worden aan alle leden van de Eerste Kamer. De fractie van D66 vraagt hierbij iets extra's. Wij vragen de staatssecretaris een brief waaruit blijkt hoe zij de afgelopen maanden invulling heeft gegeven aan de wijze waarop er is omgegaan met voorstellen voor alternatieve locaties van bewoners en hoe zij is ingegaan op en medewerking heeft verleend aan de inspraak door de bewoners. Deze brief dient tegelijkertijd met het pakket van de resultaten van de onderzoeken gezonden te worden aan de Tweede Kamer en op hetzelfde moment ook aan de Eerste Kamer. Kan de staatssecretaris deze brief over dat proces toezeggen?
Ik rond af. Ik wacht de beantwoording van de staatssecretaris af alvorens met een advies naar de fractie te gaan.
De heer Koole (PvdA):
Mevrouw Moonen heeft heel veel vertrouwen in het rijkscoördinatieproces. Mijn vraag aan mevrouw Moonen is tweeërlei. Acht zij het ook mogelijk, gegeven dat proces waar zij het over heeft binnen de rijkscoördinatieregeling, dat dit leidt tot bijvoorbeeld onderzoeken die wel tot de conclusie moeten leiden dat de bouw van een radar niet in Herwijnen kan plaatsvinden — dat zou een mogelijkheid kunnen zijn — en dat daarmee het proces sowieso een aantal jaren wordt vertraagd? Dat sluit mevrouw Moonen niet uit? Dat is mijn eerste vraag.
De tweede vraag gaat over de brief van de staatssecretaris. Gevraagd is aan de staatssecretaris om uit te leggen hoe er precies wordt omgegaan met de burgers en de democratie in het kader van het goed communiceren met de burgers. Wat betekent dat voor de Eerste Kamer? Wat gaat de Eerste Kamer dan volgens mevrouw Moonen doen met die brief? Leidt dat volgens D66 tot een heropening van het debat of tot iets anders?
Mevrouw Moonen (D66):
Misschien allereerst de vraag of het daarmee nog jaren kan duren. In het betoog zit heel duidelijk dat de onderzoeken nu allemaal dienen plaats te vinden en dat vervolgens binnen de rijkscoördinatieregeling deze onderzoeken worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Daar hebben wij vanavond als fractie de nadrukkelijke wens aan toegevoegd om een extra brief te maken die ingaat op hoe met de bewoners wordt gecommuniceerd, zowel als het gaat over hun voorstellen voor mogelijke alternatieve locaties alsook over de wijze van inspraak. Die brief gaat op hetzelfde moment, met het pakket resultaten van de onderzoeken, naar de Tweede Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer. Dat is ons voorstel. Vervolgens is het allereerst aan onze collega's in de Tweede Kamer. Zij zijn als eerste aan zet om op basis van de resultaten van alle onderzoeken en op basis van de hele procesbeschrijving te bepalen of zij een debat gaan aanvragen met de staatssecretaris, waarin dan op zich alle opties opnieuw openliggen. Want dat is ook de inhoud van de motie: er kan geen schop de grond ingaan voordat de Tweede Kamer daar daadwerkelijk het fiat voor geeft. Ze kunnen dat debat dus aanvragen.
De heer Koole (PvdA):
Begrijp ik goed dat het mogelijke vervolgproces in de Eerste Kamer door D66 afhankelijk wordt gesteld van initiatieven in de Tweede Kamer?
Mevrouw Moonen (D66):
Het is de taak van de Tweede Kamer om inhoudelijk de moties uit te voeren die ze samen, met unanieme steun en in grote meerderheid, hebben aangenomen. We moeten hen ook in de gelegenheid stellen om die motie uit te voeren. Dat is voor D66 een hele belangrijke motie, omdat precies door deze motie er onderscheid wordt gemaakt tussen de hele voorbereiding, alle voorbereidende onderzoeken, en de plaatsing. De Staat kan dus niet in één keer door met plaatsen. Nee. Wanneer de Tweede Kamerleden het noodzakelijk achten om de staatssecretaris naar de Kamer te roepen, op basis van de resultaten van de onderzoeken, hebben ze daar alle mogelijkheden toe. Daarmee ontstaat de knip tussen voorbereiding en plaatsing, die wij als fractie heel belangrijk vinden.
De voorzitter:
De heer Koole, voor een derde interruptie.
De heer Koole (PvdA):
Ik constateer dat mevrouw Moonen de actie in de Eerste Kamer zeer afhankelijk stelt van de Tweede Kamer. Ik zou er erg voor willen pleiten dat beide Kamers eigenstandig een zelfstandige afweging maken. Dit proces is iets anders dan de wetgeving; de heer Ganzevoort heeft daar al op gewezen. Dan is het volgtijdelijk, hier is het parallel. Ik zou daar echt voor willen pleiten. Maar mijn eerdere vraag was: sluit mevrouw Moonen uit dat als de rijkscoördinatieregeling wordt toegepast, dat tot een vertraging van wellicht enkele jaren zou kunnen leiden?
Mevrouw Moonen (D66):
Dat hangt ervan af. Het werkt als volgt bij een rijkscoördinatieregeling. Wanneer er een alternatieve geschikte locatie wordt geworden, dan stopt op dat moment de rijkscoördinatieregeling, want dan gaat men door met die alternatieve geschikte locatie. Zeker als dat de instemming heeft van de gemeente West Betuwe, is er helemaal geen nut en noodzaak meer om de rijkscoördinatieregeling in te zetten. Die moet dan per direct stoppen. Dat staat ook in de brief van de staatssecretaris. Op dat moment, wanneer er een alternatieve geschikte locatie is, die ook de goedkeuring krijgt van de gemeente West Betuwe, hebben we dus geen rijkscoördinatieregeling meer. Dat zou eigenlijk de meest ideale situatie zijn, want dan heb je geen rijkscoördinatieregeling meer nodig.
De voorzitter:
De heer Koole, nog een korte laatste interruptie.
De heer Koole (PvdA):
Moet die alternatieve locatie per se in de gemeente West Betuwe liggen?
Mevrouw Moonen (D66):
Dat is een goede vraag. Dat lijkt me ook een hele goede vraag om door te geleiden naar de staatssecretaris. Tot nu toe zat dit in het schrijven en de brieven van Defensie, maar ik denk dat het een interessante vraag is om neer te leggen bij de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dan de heer Janssen.
De heer Janssen i (SP):
Een hele korte verhelderende vraag, met naar ik hoop een verhelderend antwoord. Vindt mevrouw Moonen het in een zorgvuldig proces een rol van inwoners om zelf alternatieven aan te dragen? Of zegt zij: nee, in een goed zorgvuldig proces hoort objectief gekeken te worden naar mogelijke alternatieven; dat hoort het ministerie te doen, bij zo'n objectief proces, en niet de inwoners zelf, aan wie dan gevraagd wordt "zeg maar waar u het wil hebben, als u het hier niet wil hebben".
Mevrouw Moonen (D66):
Ten eerste is die vraag niet zo gesteld: zeg maar waar je het wilt hebben als je het hier niet wilt hebben. Er is gewoon een open vraag gesteld aan de bewoners. Dat je bewoners vraagt om mee te denken, vind ik op zich prima. Ik heb al aangegeven dat ik het proces heel onzorgvuldig vind. Daar ben ik ook heel kritisch over. Ik vind het ook onjuist dat wij heel kostbare tijd hebben verloren. Met "wij" bedoel ik dan niet zozeer de bewoners, maar ook het ministerie van Defensie zelf. Het ware logisch geweest als het ministerie van Defensie vanaf januari 2019 — dat zat ook in mijn betoog — toen de gemeente West Betuwe aangaf niet te willen meewerken aan de wijziging van het bestemmingsplan, zelf had ingezet op het op zoek gaan naar alternatieve locaties.
De heer Janssen (SP):
Mag ik u dan zo begrijpen dat u zegt dat het eigenlijk de rol van het ministerie was? Het is goed dat bewoners meedoen, ja, maar ik zie dat eerder in de uitvoering dan in een ingewikkelde locatiekeuze, waarbij alles meespeelt wat technisch is. Begrijp ik nu dat u zegt: ik had het liever anders gezien, maar nu het eenmaal zover is, moeten ze maar meedenken?
Mevrouw Moonen (D66):
Niet moeten: ze worden daartoe uitgenodigd. Nogmaals het ware beter geweest als het proces erin had voorzien dat het ministerie vanaf januari dit zelf ook ter hand had genomen. Maar daar zijn ook door andere sprekers veel opmerkingen over gemaakt. Dan nog had het gekund met een participerende aanpak samen met bewoners. Maar dan hadden ze zelf het voortouw en de regie genomen. Dat is niet gebeurd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Moonen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.