Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.18 uur
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. Het is nu ruim vier jaar geleden dat Nederland zich verbond aan het Akkoord van Parijs om de klimaatverandering te beperken, door de CO2-uitstoot zodanig te verminderen dat er in de tweede helft van deze eeuw een balans wordt bereikt tussen de uitstoot en opname van broeikasgassen.
In het regeerakkoord van dit kabinet is opgenomen dat het kabinet in 2030 een CO2-reductie nastreeft van 49% ten opzichte van 1990. Dat is ook het EU-doel. Mét de andere landen ziet dit kabinet dat doel graag verhoogd tot 55%. De doelstellingen zijn ambitieus, de werkelijkheid weerbarstig.
Uit de Klimaat- en Energieverkenning die onlangs verscheen, weten we dat de doelstellingen gehaald kúnnen worden maar dat er nog een flinke slag te slaan is. We zijn er nog lang niet, zoals ook bleek uit het Urgenda-vonnis. Als het om de klimaat- en milieudoelstellingen gaat, moet de rechter er meerdere malen aan te pas komen om de politiek op zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Het kabinet spant zich nu zeer in om aan de Urgenda-uitspraak te voldoen, maar ook met deze wet zijn we er nog niet. Kan de minister ons informeren hoe het kabinet de Urgendadoelstellingen wél wil halen? Is er niet een veel fundamentelere verandering van onze economie voor nodig?
Voorzitter. In 2003 nam het tweede kabinet-Balkenende, met als verantwoordelijke minister Brinkhorst, het principebesluit om nieuwe kolencentrales te bouwen. Het besluit werd toen breed gesteund en werd ook door latere kabinetten niet meer teruggedraaid. Diversificatie van de energieopwekking stond toen centraal. Leveringszekerheid leek het besluit nodig te maken. We mochten niet te veel afhankelijk zijn van gas en wilden ook zuinig zijn op onze eigen gasvoorraad. In die tijd stonden wind- en zonne-energie in Nederland nog in de kinderschoenen en klimaatpolitiek bestond niet.
We kunnen het ons eigenlijk niet meer voorstellen. Maar bij alle pessimisme over het halen van de klimaatdoelstellingen is het ook goed ons te realiseren hoezeer nieuwe technieken binnen één generatie het mogelijk hebben gemaakt af te zien van de meest vervuilende fossiele brandstof: kolen. De nieuwste kolencentrales die een hoger rendement hebben, zijn overigens nog maar een paar jaar open, maar wél met de verwachting dat zij niet zouden draaien zonder CCS, afvang en opvang.
Mevrouw Gerkens i (SP):
Ik denk dat de heer Pijlman precies daar komt waar ik ook wilde komen, want ik was bij dat debat, overigens met nog twee andere collega's hier, waarin minister Brinkhorst toen besloot die kolencentrales te laten bouwen. Het was niet zo dat er geen klimaatpolitiek was. Er was in ieder geval klimaatdiscussie en er was zéker al wetenschap van de opwarming van de aarde. Als we nu terugkijken op dat debat, waarin inderdaad een minderheid, maar toch een serieuze minderheid, al waarschuwde voor de gevolgen van de opening van die kolencentrales, hoe oordeelt u daar dan over?
De heer Pijlman (D66):
Ik kom daar nog op. Mijn laatste zin, waar ik het net al over had, CCS-opslag, preludeert daar al op.
De voorzitter:
De heer Van der Linden.
De heer Van der Linden i (FvD):
Ik heb ook nog een vraag. Die goeie ouwe tijd, waarin klimaatbeleid nog niet zo'n issue was; dat klinkt toch romantisch.
De heer Pijlman (D66):
Dat was niet de bedoeling.
De heer Van der Linden (FvD):
Zo kwam het op mij over. U spreekt over innovatie en vooruitgang. U noemt dan zon en wind. Vindt u, en vindt D66, de voorgenomen ombouw tot biomassa in dit geval vooruitgang? Als de kolencentrales sluiten en daar biomassacentrales voor in de plaats komen? Of is dat een ramp?
De heer Pijlman (D66):
Ik kom ook daar nog op.
Voorzitter. Wie de discussie over de energieopwekking in historisch perspectief zet, en dat probeer ik te doen, valt op dat in eerdere discussies geopolitieke overwegingen een veel grotere rol lijken te spelen dan tegenwoordig. Bij de sluiting van de kolencentrales lezen we niets over een mogelijk toenemende afhankelijkheid van Russisch gas en de wenselijkheid of onwenselijkheid daarvan. Zou de minister willen reflecteren op de geopolitieke gevolgen, niet alleen van dit voorgenomen besluit, maar ook vooral meer algemeen, op de geopolitieke gevolgen van ons energiebeleid en ook op de afstemming met andere Europese landen? Denk ook aan het Nord Stream-debat.
De sluiting van deze centrales betekent dat enkele honderden werknemers hun baan zullen verliezen. De minister heeft daarover de nodige toezeggingen gedaan. Ik zou hem willen vragen hoe het zit met de sluiting van de Hemwegcentrale die nu, in januari, een feit zal zijn. Hoe gaat het met deze mensen? Zijn zij inderdaad begeleid naar nieuw werk?
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
De heer Pijlman heeft het over de onwenselijkheid om afhankelijk te zijn van Russisch gas. Maar hoe duidt hij het dan dat de Nederlandse overheid gewoon mede-eigenaar is van Poetins pijplijn?
De heer Pijlman (D66):
U bedoelt de gasrotonde.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, onder andere de gasrotonde. En ook natuurlijk Nord Stream 1, wat ze nu aan het bouwen zijn, en Nord Stream 2 ook.
De heer Pijlman (D66):
U doet eigenlijk precies hetzelfde wat ik graag wil. Ik vind dat geopolitieke overwegingen bij energiepolitiek weer een grotere rol moeten spelen, zoals het voorheen ook was. Als je het in historisch perspectief zet, dan zag je dat dit destijds, toen we die diversificatie nastreefden, een van de overwegingen was. Die geopolitieke overweging zie ik nu eigenlijk niet terug en dat betreur ik. Dat wilde ik zeggen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, maar ik had toch nog wel even een vraag over hoe dat dan geduid moet worden. Aan de ene kant zou de heer Pijlman niet afhankelijk willen zijn van Russisch gas, maar ondertussen is de Nederlandse overheid wel mede-eigenaar van Poetins pijplijn. Dus dat lijkt dan toch wel tegenstrijdig. Want dat eigenaarschap is er nu eenmaal.
De heer Pijlman (D66):
Ik heb niet gezegd dat we niet afhankelijk moeten zijn van Russisch gas. Dat zijn we allang. Ik heb gezegd dat we afwegingen moeten maken hoezeer we afhankelijk zijn, hoezeer we investeringen doen en ook dat we in Europees verband mét partners afwegingen moeten maken van wat in geopolitieke zin ook een goede energiediscussie zou kunnen zijn.
De heer Van der Linden (FvD):
Toch nog een vraag over die geopolitieke overwegingen. Als u die heel belangrijk vindt, dan moeten deze kolencentrales toch open blijven? Kunt u daar zelf op reflecteren voordat u de minister die kooltjes uit het vuur laat halen?
De heer Pijlman (D66):
Ik kom nog wel op mijn oordeel over de kolencentrales, wees gerust.
Voorzitter. Wanneer de Nederlandse energiecentrales gesloten zijn, zullen we volgens Frontier Economics minimaal 18 megaton CO2-uitstoot besparen, maar door weglek zal dat aanvankelijk 8 megaton zijn. Dat is nog steeds heel fors en er lijkt ook geen alternatief voorhanden. Het is inmiddels duidelijk dat ook Duitsland zal gaan stoppen met de bruinkoolwinning en de kolencentrales. De Kohlenausstieg moet in 2038 voltooid zijn, zo mogelijk 2035. En in 2022 gaan een fors aantal kolencentrales ook in Duitsland dicht. Dat gebeurt naast de voorgenomen Atomausstieg. Mijn vraag aan de minister is of Nederland zijn energiepolitiek voldoende afstemt met de omliggende landen, zodat leveringszekerheid gegarandeerd blijft en ook de toename van duurzame energie geborgd is. Hoe vindt dit overleg en de afstemming concreet plaats, zo vragen wij het kabinet. De minister was er in de memorie van antwoord op mijn vragen niet erg helder over. Graag een meer gespecificeerde toelichting.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik kom nog even terug op die Duitse Kohlenausstieg. Er zijn nog helemaal geen concrete plannen in Duitsland om dat te verwezenlijken. Er is nog helemaal geen uitfaseringsplan. Dus ik weet niet hoe u dat dan ziet?
De heer Pijlman (D66):
Er is afgesproken dat dit uiterlijk 2038 plaats zal vinden. In 2035 probeert men het te doen. De eerste centrales gaan overigens in 2022 dicht. Dat zijn er een tiental. En er worden nu plannen gemaakt voor de regio, waar ook grote werkgelegenheidsbelangen zijn, en overigens ook enorme milieubelangen — als u eens naar een bruinkoolgebied gaat kijken, dan weet u wat ik bedoel — om tot die stopzetting te komen. Maar dat moet je allemaal wel Europees op elkaar afstemmen, want anders kun je problemen krijgen met de leveringszekerheid. Feitelijk is dit ook een uitwerking van geopolitiek.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Hoe groot acht de kans ... acht meneer Pijlstra de kans ...
De heer Pijlman (D66):
Pijlstra, kijk eens! Fabstra.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mijn welgemeend excuus voor de verwarring. Hoe groot acht meneer Pijlstra dan werkelijk de kans dat ...
De voorzitter:
Mevrouw Faber, nogmaals.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik raak helemaal in de war van die CO2-toestand. Dat blijkt dus wel.
De heer Pijlman (D66):
Misschien heb u te veel ingeademd.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Misschien te veel ... Ja, maar dat is niet ... Nou ja, laat maar. Even serieus. Hoe groot acht u dan de kans, vraag ik via de voorzitter, dat die bruinkoolcentrales daadwerkelijk gesloten worden?
De voorzitter:
De heer Pijlmán.
De heer Pijlman (D66):
Ik ga ervan uit dat het voornemen van de Duitse regering effectief zal worden gemaakt, want ook Duitsland is gebonden aan het Akkoord van Parijs.
Voorzitter. De voorgenomen sluiting van de centrales stuit op veel verzet van een deel van de eigenaren van met name de nieuwste centrales. De toon van de brieven die ons daarover bereiken, wordt steeds scherper en ook in mondeling overleg met de vertegenwoordigers van Uniper lijkt er sprake van dat men zich voorbereidt op een rechtsgang. De Staat, meent men, zou feitelijk bij sluiting van de nieuwste centrales tot onteigening overgaan, doordat de ombouw naar biomassa niet realistisch is en de centrales zijn gebouwd om ten minste 40 tot 50 jaar te draaien, zodat de grote investeringen terugverdiend zouden kunnen worden.
Het kabinet daarentegen betoogt dat vanaf 2004 en in ieder geval vanaf 2007, het volstrekt duidelijk was dat de nieuwe centrales de CO2-uitstoot terug zouden moeten brengen tot nul. Het kabinet wil nu de eigenaren van de nieuwste centrales tien jaar de tijd geven, als nadeelcompensatie, om aan de verplichtingen van deze wet te voldoen. Eerder verstrekte het kabinet al subsidies om eigenaren van kolencentrales in de gelegenheid te stellen de CO2-uitstoot te beperken door bijstook van biomassa. Het kabinet meent dat de levensduur van de centrales kan worden verlengd door ze aan te passen aan een nieuwe werkelijkheid. De ombouw van de centrales naar verschillende vormen van biomassa, maar ook het gebruik van waterstof als brandstof horen daarbij volgens het kabinet tot de mogelijkheden.
De Raad van State oordeelt dat de sluiting van de kolencentrales door het kolenverbod een passende maatregel is ten behoeve van het terugdringen van CO2-emissies. Ook meent de Raad van State dat er op voorhand geen aanleiding is voor de conclusie dat het voorgestelde kolenverbod niet in overeenstemming zou zijn met het internationale en Europese recht, zoals met name Uniper betoogt. In reactie op de Raad van State ging het kabinet in de memorie van toelichting nogmaals in op alle argumenten rondom eigendomsbescherming. Met dit wetsvoorstel is er, zo meent het kabinet, sprake van een fair balance tussen de verschillende belangen. Dat dient ook zo te zijn. Fair balance is van groot belang voor het vestigingsklimaat van Nederland en voor een betrouwbare overheid. Daarom wil D66 hierover nog een aantal vragen stellen en opmerkingen maken.
Voorzitter. Het ware wenselijk geweest dat een Europees CO2-beprijzingssysteem met een eerlijke prijs dat geleidelijk zou zijn ingevoerd, ertoe had geleid dat de energieproductie opgewekt door kolen, afgebouwd moest worden. Maar de prijzen zijn veel te laag, omdat er te veel rechten zijn uitgegeven. En we weten ook hoe moeizaam in eigen land de CO2-beprijzing gaat. Toch kan een toekomstige verdere beprijzing van CO2, die inmiddels toch ietsje hoger ligt dan bijvoorbeeld twee jaar geleden, de economische houdbaarheid van het openhouden van de kolencentrales ingrijpend beïnvloeden, waardoor een overgangstermijn van tien jaar voor de nieuwste centrales als uitermate redelijk wordt ervaren. Graag horen wij van de minister hoe hij aankijkt tegen de toekomst van het CO2-beprijzingssysteem. Er wordt vandaag in Madrid ook weer over gesproken. Kan hij ons eens meenemen in zijn bespiegelingen hoe zich dat de komende jaren gaat ontwikkelen? Gaat de prijs, volgens de beste inzichten van het kabinet, de stijgende trend volgen? En hoe staat de CO2-beprijzing dan in relatie tot de overgangstermijn van tien jaar?
D66 hecht eraan dat het principe "de vervuiler betaalt" ook hier wordt toegepast. Wij menen dat het niet onredelijk is dat ook in dit geval de vervuiling van het milieu in beginsel bij de vervuiler wordt gelegd, mits daarbij de nodige zorgvuldigheid wordt betracht, wij ons houden aan internationale verplichtingen en de producent van de vervuiling in redelijkheid de kans heeft gekregen om tot vermindering van de vervuiling te komen. In dit verband hechten wij er zeer aan dat de Raad van State in de voorlichting over de amendementen van het Kamerlid Vos (Kamerstuk 34627-XIV, nr. 11, 2016-2017) heeft uitgesproken dat CO2-reductiemaatregelen vanaf 2007 voorzienbaar waren.
De kolencentrale-exploitanten wisten waaraan ze begonnen toen ze de centrales bouwden en namen op grond van talloze overwegingen hun investeringsbeslissingen. Op mijn vragen in het voorlopig verslag antwoordt de minister in de memorie van antwoord van 17 oktober jongstleden dat de vergunning voor de nieuwste centrales destijds is afgegeven met de verwachting dat CCS — het systeem om CO2 af te vangen en op te slaan in lege gasmijnen, op land of in zee — binnen tien jaar een marktrijpe technologie zou zijn. Dat betekent dat tijdens de bouw van de nieuwste centrales op grond van Europese wetgeving de centrales CCS-ready zijn gebouwd, dat wil zeggen dat de centrales zijn aangepast, zodat de CO2-afvanginstallatie op een later moment er relatief eenvoudig bijgebouwd kan worden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Pijlman ...
De heer Pijlman (D66):
Ha!
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, er zit lerend vermogen in! Meneer Pijlman geeft aan dat we ons moeten houden aan de internationale afspraken, maar het Akkoord van Parijs kunnen we toch gewoon opzeggen?
De heer Pijlman (D66):
Ja dat kan. Uw grote voorbeeld Trump heeft dat ook gedaan. U zegt buiten de microfoon om terecht: dat kunnen wij ook, maar dat was nou niet wat ík wilde betogen.
Voorzitter. Als we nou even terugkijken naar die CCS-opvang. Wat betekent dit nu concreet? De exploitanten van ook de nieuwste centrales wisten dus wel degelijk wat er van hen werd verwacht. Ze beloofden bijvoorbeeld ook aan de gemeente Rotterdam dat CCS zou worden toegepast, maar losten die belofte nooit in. Het toenmalige kabinet maakte er wel de financiële middelen voor vrij. Maar in 2017 stapten de exploitanten van de kolencentrales uit het Rotterdamse ROAD CCS-project. Het is mij niet bekend of ze daarna nog andere voorstellen deden om tot beperking van de CO2 te komen. Dat afwegende zijn de maatregelen die het kabinet nu neemt, gerechtvaardigd, meent de D66-fractie. De centrales die in de jaren negentig zijn gebouwd, zijn overigens al afgeschreven, en de eigenaren van de nieuwste centrales wisten waaraan ze begonnen toen ze de investeringsbeslissingen namen. Na de opening van de centrales stapten ze zelf uit het ROAD-project, waardoor ze niet meer konden voldoen aan de bekende eis tot CO2-reductie. Wie dat overweegt, vindt de aangeboden overbrugginstermijn redelijk en billijk, meent D66.
Voorzitter. Dat brengt mij op de vraag wat er na 2030 te doen valt met de centrales, wanneer zij kolen niet meer als brandstof voor de elektriciteitsopwekking kunnen gebruiken. Het kabinet wijst erop dat ombouw tot biomassa tot de mogelijkheden behoort. Daarover is terecht veel onrust ontstaan. Biomassa en de bijstook van hout worden daarbij overigens vaak door elkaar gehaald in de discussies. Het is voor D66 volstrekt helder dat alleen biomassa die aan alle ook internationaal gestelde doelen voldoet, als bijstook en/of vervangende brandstof kan dienen. De aanvoer van wel of niet duurzaam verbouwd hout van zeer ver, hoort daar uiteraard niet bij. Maar daarmee is ook niet alles gezegd. Biomassa die aan alle voorwaarden voldoet, blijft de komende jaren nodig en wordt ook in het Klimaatakkoord voorzien, maar daar is veel onduidelijkheid en maatschappelijke discussie over. Wanneer kan het kabinet een helder kader over de verschillende soorten van biomassa en de gewenste voorwaarden overleggen, zo vragen wij de minister.
Het is overigens goed te bedenken dat de subsidiemogelijkheden voor biomassa vanaf 2018 niet meer opengesteld zijn in de SDE+-regeling. Wel worden bestaande subsidieregelingen gelet op de rechtszekerheid in stand gelaten tot 2024. Wij hebben daar begrip voor, maar willen wel een toetsbaar kader en controle op het gebruik van biomassa. Overigens maakten de drie nieuwste centrales al gebruik van eerdere subsidieregelingen. CCS, afvang en opvang, lijkt wel een nieuwe kans te krijgen bij de industrie in Rotterdam. Kan de minister ons informeren over de stand van zaken aangaande deze nieuwe ontwikkelingen?
Voorzitter. Het kabinet heeft in artikel 4 van het voorliggende wetsvoorstel een hardheidsclausule opgenomen. Uiteindelijk alles afwegend kan die gebruikt worden, mocht er onverhoopt toch sprake zijn van een individuele en buitensporige last. Dat is niet voorzien, maar niet alle omstandigheden zijn de komende tien jaar te overzien. Wij beschouwen deze hardheidsclausule ook als een instrument om in alle redelijkheid tot het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie te komen.
Voorzitter. Ik rond af.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
We hebben allemaal behoefte aan een helder kader voor biomassa. Het PBL doet onderzoek en de SER komt met een advies, waar het kabinet ongetwijfeld op zal reageren. Dan ligt dat kader er en dan bespreken we dat hier. Zou de heer Pijlman het met mij logisch vinden dat het kabinet tot die tijd geen nieuwe subsidies verstrekt, voor welke stroom van biomassabenutting dan ook?
De heer Pijlman (D66):
Bij mijn weten worden er op dit moment geen nieuwe subsidies verstrekt voor de bijstook van biomassa in de centrales. Vorige week hebben we over de houtbijstook nog een debat en een motie gehad. Ik wacht nu eerst even de reactie van het kabinet af. Bij mijn weten worden er geen nieuwe biomassasubsidies meer verstrekt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Over bij- en meestook is de minister wel expliciet geweest in zijn duiding van de motie van de heer Koffeman. Dat is mijn punt niet. Mijn punt is om alle subsidies voor benutting van biomassa even op te houden totdat we het door de heer Pijlman gewenste kader hier goed besproken hebben en van een politieke meerderheid hebben kunnen voorzien. Zou hij daarvoor voelen?
De heer Pijlman (D66):
Dan blijf ik mezelf herhalen. Ik wacht nu eerst even het antwoord van de minister af. Ik denk dat die nieuwe subsidies al niet meer worden verstrekt, maar dat bestaande subsidies wel doorlopen tot 2024. Dat kan juridisch ook niet anders. Mocht het anders zijn, dan komen we er in tweede instantie op terug.
Voorzitter. Ik rond af. De D66-fractie ziet veel meer in het grootschalig opwekken van duurzame energie en duurzaam groene waterstof. De techniek voor groene waterstof ontwikkelt zich snel en talloze bedrijven willen er ook in investeren. Ook Europese projecten zouden zeer welkom zijn. Het kabinet heeft groene waterstof omarmd. Kan de minister ons informeren over de verdere uitrol van groene waterstof als mogelijkheid om vooral de industrie te vergroenen en over de rol die het kabinet op zich neemt om dit te stimuleren?
De voorzitter:
Bent u door uw tekst heen?
De heer Pijlman (D66):
Nee, ik aarzelde even, maar ik maak het af.
Ten slotte. Het wetsvoorstel om te komen tot een verbod van kolen bij de elektriciteitsproductie kan op de instemming van de D66-fractie rekenen. Het is de enige manier om op korte en middellange termijn tot een forse CO2-reductie te komen. Het voorstel voldoet aan de eisen van artikel 1 EP EVRM, dat erkent dat de Staat ter borging van het algemeen belang het gebruik van eigendom mag reguleren en aan beperkingen mag onderwerpen, als aan voorwaarden is voldaan zoals de legaliteitstoets, de legitimiteitstoets en de evenredigheidstoets, de fair balance. En dat doet dit voorstel.
De D66-fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Over groene waterstof sprak de heer Pijlman zojuist goede woorden en die heb ik onlangs ook gesproken tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, in aanwezigheid van de minister en de staatssecretaris van Financiën. Precies dit punt heb ik het kabinet voorgehouden: neem op substantiële wijze groene waterstof op in de groeiagenda van de minister, met financiering via het bijbehorende transitiefonds. Het kabinet had daar toen nog geen zin in. Nou hoor ik de heer Pijlman. Kunnen we hier zaken over doen in dit debat?
De heer Pijlman (D66):
U kijkt ook al even achterom en ik keek even vooruit. Zullen we even afwachten hoe het kabinet reageert? Wij zijn het er in ieder geval over eens dat groene waterstof een buitengewoon goede manier kan zijn om duurzame energie op te wekken. We weten ook allemaal dat we dan nog wel wat moeten doen, met name in de windparken investeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, nog één keer, als u mij toestaat. Mijn punt was nou juist dat het kabinet al heeft gereageerd bij monde van de minister van Financiën. Daar was uw collega de heer Backer bij, maar we weten allemaal, u kunt het ook nalezen, dat het niet opschoot. Vandaar nogmaals mijn vraag. Als het kabinet zo afhoudend is om stevig erin te gaan, met een goed programma voor groene waterstof, dan moet het van ons komen, vandaag.
De heer Pijlman (D66):
Misschien is het debat van toen juist de reden dat ik het nu weer op de agenda zet. Ik weet me gesteund door u. Dat is plezierig.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik had eigenlijk niet helemaal antwoord gekregen op de vraag die ik stelde aan de heer Pijlman. Ik hoor hem zeggen dat hij teleurgesteld is in het feit dat er niet geïnvesteerd is in de CO2-afvang, zoals was beloofd. Ik denk dan meteen: dat is uiteindelijk toch gekomen doordat we de energieleverantie hebben overgelaten aan de markt? Als we het in eigen hand hadden gehad, hadden we het waarschijnlijk allang geregeld, maar dat ter zijde. Hij zegt dat het besluit toentertijd ook genomen is vanwege geopolitieke redenen. Hij vergeet denk ik toch dat de discussie van toen over de effecten op het klimaat en de gezondheid van mensen wel degelijk aanwezig was. Daar is hij niet op teruggekomen. Ik zou hem daar graag nog over willen horen. Hoe kijkt hij daar terugkijkend naar?
Als we naar de geopolitiek kijken, heb ik de volgende vraag: waar komen de kolen vandaan en hoe worden die gedolven? Het gaat niet alleen maar om CO2. Het gaat ook om de milieueffecten en de gezondheid van omwonenden. Het is dus niet alleen de geopolitiek geweest en het is ook niet alleen het klimaat geweest waarop wij toen gewezen hebben. Nogmaals, hoe kijkt de heer Pijlman nu terug op deze hele discussie?
De heer Pijlman (D66):
Wat ik geprobeerd heb te zeggen, is het volgende. Toen de besluitvorming rondom de kolencentrales in 2003 speelde, speelden vooral geopolitieke redenen een belangrijke rol. Zeker, er waren toen ook al mensen die wezen op de klimaatproblematiek en dat werd steeds sterker, maar de overwegingen lagen toen vooral op geopolitiek terrein. Nu sluiten we de centrales. Dat vind ik verheugend. Maar ik merk in het hele energiebeleid, ook in het Europese energiebeleid, dat er maar weinig meer wordt gesproken over de geopolitieke consequenties, niet tussen landen als Duitsland en Nederland, die toch heel intensief op elkaar zouden moeten afstemmen, en niet in breder verband. Dat zou ik graag zien. Toen het besluit in 2003 werd genomen, was er nog geen sprake van CCS, afvang en opslag. Dat is pas later gekomen. Maar ik meen dat de exploitanten van de nieuwste kolencentrales nu net doen alsof zij geheel en al slachtoffer zijn. Nee, zij hebben destijds beloofd, onder andere aan de gemeente Rotterdam, dat ze aan de slag zouden gaan met CCS. Er is een groot financieel project gestart. Er is ook Europees geld voor gekomen. Zij trokken zich er vervolgens uit terug. En toen was er dus geen enkele mogelijkheid meer om aan die verplichting te voldoen. Dat aspect wordt helemaal weggelaten uit de discussie, maar dat hoort er wel bij, want het is een van de overwegingen van nu om tot sluiting over te kunnen gaan.
De voorzitter:
Mevrouw Gerkens, tot slot.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik hoor de heer Pijlman lessen trekken uit het verleden, waarin hij eigenlijk kijkt naar zijn eigen belangen of de belangen die hij naar voren wil brengen: de geopolitieke situatie en de beloften die gedaan zijn en niet na zijn gekomen. Ik vraag hem te kijken naar andere aspecten, waarvan je je nu zou kunnen afvragen wat er toen fout ging en waarvan we nu zouden kunnen leren. Ik zou het fijn vinden als de heer Pijlman daar ook op wil reflecteren. Inderdaad, er was toen zeker een minderheid die heeft gezegd dat het de verkeerde keuze was. Wat ik hier probeer te zeggen is dat democratie meer is dan zeggen: we hadden brede steun. Misschien was het beter geweest als we toen ook naar de waarschuwingssignalen hadden gekeken. Die zijn er nu ook op een aantal fronten. Ik vraag de heer Pijlman om die ook mee te nemen.
De voorzitter:
Houd het kort, meneer Pijlman.
De heer Pijlman (D66):
Dat probeer ik te doen. Ik heb geprobeerd het in historisch perspectief te zetten. Ik geef toe dat er toen ook al waarschuwingen waren. Die hebben gelijk gekregen. Toen werd er veel meer met een geopolitieke blik gekeken. Dat wordt nu volstrekt niet meer gedaan. Dat betreur ik. Overigens, de koe in de kont kijken, heeft niet zo heel veel zin in dezen.
De voorzitter:
De heer Van der Linden voor een korte afsluitende vraag.
De heer Van der Linden (FvD):
Ik had gedurende de bijdrage twee vragen gesteld en heb daar niet volledig antwoord op gekregen. Ik had een vraag over de geopolitiek waarover u net nog even doorging. Als D66 nu zelf kijkt naar wat hier gebeurt, namelijk de aanstaande sluiting van deze kolencentrales, is dat vanuit geopolitiek oogpunt dan een verbetering of een verslechtering? Dat is mijn eerste vraag.
De tweede vraag die ik gesteld heb, is de vraag of het ombouwen naar biomassa volgens D66 een verbetering is.
De heer Pijlman (D66):
Over dat laatste heb ik genoeg gezegd. Ik wil nu eerst dat kader weten. Ik heb ook gewezen op artikel 4 van de wet. Daar heb ik dus genoeg over gezegd.
Geopolitiek gezien kan ik het niet overzien. Dat is nou juist de kern van wat ontbreekt in de hele energiediscussie. Dat aspect moet weer hoger op de agenda. Daar leg ik de nadruk op.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van der Linden (FvD):
Het is toch opvallend. U weet niet wat het geopolitiek betekent en u weet ook niet of biomassa een verbetering is. D66 weet dat dus niet, maar is er wel heel stellig over dat deze wet een goed idee is. Dat begrijpen wij niet.
De heer Pijlman (D66):
Ik vind dat u mij wat tekortdoet door te zeggen dat ik dat niet weet. Ik zet een aantal punten op de agenda die ik nog niet heb gehoord, met name dat geopolitieke aspect. Over biomassa ben ik heel helder en duidelijk geweest.
De voorzitter:
Dank, meneer Pijlman.
De beraadslaging wordt geschorst.