Verslag van de vergadering van 16 december 2019 (2019/2020 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.23 uur
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. Ook van onze kant felicitaties aan de heer Van Pareren en straks mevrouw Kluit voor hun maidenspeech.
Voorzitter. Met de voorliggende wetswijziging, het zesde actieprogramma Nitraatrichtijn, voldoet Nederland aan de voorwaarden van de EU voor de derogatie die in 2018 is verleend. De totale productie van mest mag het niveau van 2002 niet overschrijden. Met deze wijziging, die per 1 januari 2020 is voorzien, worden de fosfaatgebruiksnormen vastgelegd en treedt een verfijning van het huidige systeem in. Het doel van de richtlijn is onder meer te voldoen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater, hetgeen voor mens en natuurbeheer noodzakelijk is. De bescherming van de biodiversiteit is van groot belang voor mensen zelf. Volgens het CBS, dat regelmatig rapporteert over de Nederlandse uitstoot, is er geen reden om aan te nemen dat we de ingestelde uitstootplafonds gaan overschrijden. Ook het afgelopen jaar lijken we eronder te blijven. Goed nieuws lijkt het, maar tegelijkertijd moeten we de productieplafonds nu in de wet vastleggen naar aanleiding van de meststoffenfraude in 2017. Bovendien is er een handhavingssystematiek opgenomen.
Voorzitter. Nederland telt 18,5 miljoen grotere veedieren als varkens, koeien, schapen en geiten. Daarnaast worden er rond de 107 miljoen kippen, kalkoenen en eenden gehouden. In de Nederlandse slachthuizen worden per jaar 641 miljoen dieren geslacht. Verreweg de meeste daarvan zijn slachtkuikens. We weten het. We hebben een buitengewoon intensieve veehouderij. Dat levert niet alleen stikstofuitstootproblemen op, maar ook andere mestproblemen. Om die problemen enigszins te beheersen is er een enorme bureaucratie opgetuigd voor de boeren, maar ook voor de overheid. We moeten alles registreren, meten, controleren, handhaven, verfijnen, opnieuw inregelen en beboeten en straffen. Is er weleens berekend wat dit eigenlijk kost, vraag ik de minister. Is dit niet een illustratie van een systeem dat te lang over de grenzen heen is gegaan en waarvan de ombouw naar een circulaire landbouw steeds urgenter wordt?
In de memorie van antwoord onderkent de minister ook de bureaucratische problemen rond ons meststoffenprobleem en kondigt ze aan in het voorjaar een vereenvoudiging te zullen publiceren. Dat is positief. Een boer wil ondernemen en heeft niet voor dit vak gekozen om er een papierwinkel van te maken. De overheid kan haar middelen ook beter gebruiken dan ze in te zetten voor een nodeloze bureaucratie. Kan de minister de contouren van het nieuwe stelsel al zichtbaar maken? Wat wil ze precies bereiken en welke uitgangspunten hanteert ze hierbij?
De beste manier om tot verandering te komen, is uiteraard een grootscheepse aanpassing van de sector zelf, zoals de minister in haar realisatieplan van haar visie op een duurzame landbouw in 2030 goed verwoordt. Ik neem aan dat haar mestvisie, minder kunstmest en meer gebruik van natuurlijke mest, zichtbaar wordt in het beleid dat in het voorjaar wordt gepresenteerd. Om de kringlooplandbouw te stimuleren gaat een groot deel van haar begroting nu ook naar activiteiten die bijdragen aan die visie. Verder is er geld beschikbaar voor het saneren van de varkenshouderij. D66 juicht dit beleid zeer toe. Voor de Nederlandse boer, voor het dierenwelzijn en voor natuur en milieu is het de enige weg. Kan de minister ons informeren wat nu de volgende stappen zijn?
Voorzitter. Een deel van de Nederlandse boeren heeft zelf al de nodige stappen gezet. Denk daarbij aan de biologische boeren. Maar toch worden zij vaak op dezelfde manier bejegend als de boeren in de intensieve veehouderij, waardoor ze onnodig worden geschaad in hun bedrijfsvoering. Bij alle verfijningen die we meten en regelen, moet het toch mogelijk zijn om voor hen een uitzondering te maken? Op de vragen die ik stelde in verband met de stikstofproblematiek antwoordde de minister naar mijn mening niet erg overtuigend. Ik kom daar morgen op terug bij het stikstofdebat, maar misschien kan zij mij nu al geruststellen. Voorbeeldgedrag dient beloond te worden en niet gestraft. Ik overweeg daarover morgen eventueel een motie in te dienen.
Voorzitter. We nemen nu sectorplafonds op in de wet. In het oorspronkelijk ter consultatie voorgelegde wetsvoorstel stond dat er generieke kortingen zouden worden toegepast bij overtredingen. Maar op grond van de internetconsultatie laat de minister dit nu los en stelt zij dit alleen voor als alle andere middelen niet werken. Daarvan noemt zij er een aantal. Wij begrijpen dat. Alleen zij die zich moedwillig niet hielden aan de regels, dienen te worden gestraft. Bovendien maakt dat het ook mogelijk om maatwerk te leveren voor biologische boeren of kleinere bedrijven die part noch deel hebben aan de problemen, en dat bepleitte ik net ook. Het is wel de vraag wat er eerder toegepast moet worden voordat de generieke korting van stal wordt gehaald. Wil de minister daarop reflecteren, ook in de licht van het in de Tweede Kamer aangenomen amendement-Bisschop?
Hoever ga je als het gaat om het opkopen van rechten en uitkopen? Terecht stelde de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer de vraag hoe fosfaatrechten eigenlijk zijn ontstaan. De minister antwoordde daarop: uitgangspunt is het beleid dat het kabinet-Rutte II heeft ingevoerd en dat in de regeling om tot een sanering van de varkensstapel te komen wordt toegepast. Er wordt dan uitgegaan van marktconforme prijzen. Hoeveel rechten zal Nederland dan op moeten kopen, willen we tot een circulaire landbouw komen? Hoeveel middelen zijn daarmee gemoeid? Hoeveel middelen zijn daarvoor beschikbaar, vraag ik de minister.
De heer Van Pareren i (FvD):
Ik zou de heer Pijlman het volgende willen vragen. Eerder in uw toespraak ving ik op dat u zei "onnodig worden kleine bedrijven — u sprak over biologische bedrijven — geschaad door dit alles". Hoe kijkt u ernaar dat grote bedrijven geschaad worden door alle maatregelen?
De voorzitter:
Meneer Van Pareren, wilt u het woord tot de voorzitter richten?
De heer Van Pareren (FvD):
Dat zal ik doen, voorzitter.
De heer Pijlman (D66):
Mijn tijd liep overigens door, maar dit terzijde. Ik had het over goed gedrag. Het gaat mij niet zozeer om groot of klein. Het gaat me om die bedrijven die hun verantwoordelijkheid nemen en zelf al allerlei beperkende maatregelen hebben genomen. Ik vind dat die ontzien moeten worden wanneer er generieke maatregelen worden genomen. En biologische boeren zijn daar een voorbeeld van, maar zij zijn niet alleen.
De heer Van Pareren (FvD):
Ik ben blij te horen dat het gaat om het goed gedrag, om de bereidheid om aan zaken mee te werken. Er is dus geen onderscheid tussen kleine of grote bedrijven.
De heer Pijlman (D66):
Daar hebt u gelijk in. Morgen zou ik dat voorbeeld noemen, maar ik kan het nu ook noemen: de boeren van Schiermonnikoog. Zij zien wat stikstofuitstoot doet met de natuur in dit nationale en Europese UNESCO-Werelderfgoedgebied. Zij bieden zelf aan om 35% van hun veestapel in te leveren. Ze zijn een tweede tak begonnen. Dat vind ik nou een heel mooi voorbeeld van verantwoordelijkheid nemen. Ik vind ook dat je dit type gedrag moet belonen. Maar morgen verder.
Voorzitter. Wij kijken uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pijlman. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen.