Verslag van de vergadering van 16 december 2019 (2019/2020 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.34 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Als u mij toestaat twee korte opmerkingen vooraf. Mijn felicitaties aan mevrouw Kluit en de heer Van Pareren, wiens maidenspeech als Provinciale Statenlid ik als gedeputeerde op een haar na gemist heb; dan was het twee keer in één jaar geweest. Van harte gefeliciteerd.
De tweede opmerking vooraf is dat wij vanochtend om 12.19 uur, om precies te zijn, in onze mailroutering een brief vonden van de minister, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, waarin stond dat vragen van een aantal collega's over het CDM-advies Analyse boetes bij overtreding Meststoffenwet op dit moment niet beantwoord konden worden. Dat is jammer, want dat raakt wel aan een cruciaal punt van de uitvoering van de maatregelen zoals die nu voorliggen. Ik pleeg mijn bijdrage langer dan anderhalf uur van tevoren te maken, dus een behoorlijk deel van mijn bijdrage zal juist gaan over toezicht en handhaving, omdat dat het fundament is voor de uitvoering van wetgeving.
Voorzitter. De problemen met nitraat en fosfaat in ons grond- en oppervlaktewater baren ook de SP grote zorgen. Wij zien in de praktijk dat de overmaat aan nitraat zorgt voor problemen met de waterkwaliteit en voor problemen in de natuur. Dat kan niet worden afgedaan door enkel te verwijzen naar droge zomers. Er is meer aan de hand. Dit vraagt om een actieve aanpak en samenwerking van alle betrokken overheden en diensten die zorgen voor het toezicht en de handhaving.
Voorzitter. Het is een koude, feitelijke vaststelling, maar de fosfaat- en stikstofproductie blijven beneden de sectorale en nationale plafonds op dit moment. De maatregelen om dat mogelijk te maken, hebben mensen geraakt, in het bijzonder in de melkveehouderij, maar het was niet voor niets. Dat is een schrale troost. Dat maakt de appel misschien iets minder zuur. We kunnen vaststellen dat we ons houden aan de voorwaarden voor derogatie. Dat is ook wel het minste wat we met elkaar moeten doen, want eigenlijk moeten we daar natuurlijk gewoon vanaf.
Ik kondigde het al aan: de vraag die bij iedere maatregel opdoemt is die van toezicht en handhaving. Heeft de minister de indruk dat alle partijen daar voldoende mensen en middelen voor inzetten? Is er voldoende duidelijkheid voor alle partijen in het proces? Waar kan het beter? Worden goede voorbeelden bijvoorbeeld voldoende gedeeld?
Voorzitter. Er zijn een aantal overwegingen om in te grijpen in de productierechten als sectorplafonds dreigen te worden overschreden. Collega's hebben er al veel over gezegd. In het licht van het debat dat we morgen gaan hebben, wil ik de minister vragen een overpeinzing te wijden aan de optie van de vooraanpassing ten behoeve van productie-efficiëntie, ook met het oog op het risico van overschrijding van fosfaat- en stikstofplafonds binnen de bestaande productierechten. Hoe ziet de minister de samenhang met de spoedwet stikstof die wij morgen behandelen? Misschien kan ze daar al iets over zeggen?
Dan heb ik nog een aantal vragen over de systematiek van toezicht en handhaving. Zoals ik al zei, is dat het fundament van de uitvoering van wetgeving. Ik ben niet onder de indruk van de hoogte van boetes als absolute getallen zonder daarbij te weten of de boetes hoog genoeg zijn om het verkregen voordeel te ontnemen, waarna er dan ook nog een stevig punitief aandeel overblijft. Ik moet helaas zeggen dat ik dan uit ervaring spreek. Aan de goede kant, zeg ik daar nog even bij. Dat punitieve deel moet dan ook nog hoog genoeg zijn om een gedragsverandering te bewerkstelligen, want daar gaat het wel om. Anders wordt het kansberekening. Kan de minister aangeven of de sanctiestrategie erop gericht is om de dubbele aanpak van ontnemen en straffen toe te passen? Hoe zit het met de hoge boetes waar de minister in de Tweede Kamer en in de schriftelijke beantwoording aan de Eerste Kamer naar verwees? Zijn die vanuit deze gedachte ook zo vastgesteld?
Dan de pakkans. De pakkans is cruciaal. Kan de minister daar iets over zeggen? Is de pakkans hoog genoeg om een ontmoedigend effect te kunnen bewerkstelligen? Is de toezichtcapaciteit op orde, of moet daar extra in worden geïnvesteerd? Een consistent toezicht en een consequente handhaving kunnen namelijk leiden tot grote milieuwinst, zou ik de minister willen meegeven. Is ze dat met mij eens? En zo ja, is dat nu dan op orde?
Deelt de minister mijn mening dat het generieke karakter van de korting op productierechten, waar collega's ook al over spraken, een cultuurverandering tot stand zou moeten brengen? Het zou er namelijk toe kunnen leiden dat men elkaar onderling aanspreekt. Het generieke karakter maakt dat je misschien eerder je collega aanspreekt en zegt: ik heb last van datgene wat jij aan het doen bent en dat wil ik niet, want daar ga ik ook onder lijden. Uiteindelijk is het natuurlijk zo dat individuele bedrijven in de sector zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen en het nakomen van wetten en regels die ook voor hen gelden. Ik krijg graag een reactie op dit punt. Als de minister het met mij eens is op dit punt, vraag ik waarom zij amendementen heeft omarmd die een dempende werking hebben op de kortingen en daarmee ook op het tot stand brengen van die cultuurverandering. Ik snap daar echt helemaal niets van.
Tot slot wil ik nog wijzen op de noodzaak om tijdig in te grijpen bij overschrijdingen. Lik-op-stuk werkt. Dat is een gegeven. Wanneer er te veel tijd tussen de overtreding en de sanctie zit, vervaagt het effect en wordt het eerder als onrechtvaardig gevoeld. Nog twee afsluitende zinnen, voorzitter. In dat licht heb ik mij verbaasd over het feit dat de minister in de Tweede Kamer aangaf dat haar aanpak bij overschrijding en een trend van verdergaande overschrijding is: "Beste mensen, nu even opletten, want er moet nog wel wat gebeuren." Is dat daadwerkelijk de methode? Denkt de minister dat men daarvan onder de indruk is, dat dit de problemen oplost en dat dit structureel tot een oplossing leidt? Met zo'n aanpak ban je bewuste overschrijdingen niet uit en help je met name de bedrijfscultuur ook niet veranderen.
Voorzitter. Ik wacht de beantwoording van de minister af voor ik mijn fractie zal adviseren over ons oordeel. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan de heer Gerbrandy.