Plenair Schalk bij debat over het eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, het eerste deel van de kabinetsreactie, de uitvoering van de motie-Schalk c.s. en de met de regering gevoerde correspondentie over dit onderwerp



Verslag van de vergadering van 4 februari 2020 (2019/2020 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.21 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant natuurlijk eerst felicitaties aan de heer Doornhof. Dank voor de mooie maidenspeech. Ik zie uit naar de vervolgdebatten die we met elkaar zullen hebben. Ook dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. We hebben vanavond één aspect niet meer aan de orde gehad, waar ik vanmiddag wel op gedoeld heb, namelijk die cultuuromslag, het oog hebben voor elkaar. Dat kan je soms ook gewoon even heel praktisch maken. Ik heb een tijdje naar de minister zitten kijken. Hij lijkt zijn arm in een brace te hebben. Als hij geen pijn heeft, dan kan ik zeggen: we hebben het gezien. Als hij wel pijn heeft, dan hebben we extra respect voor de geduldige beantwoording. Dat is ook onderdeel van oog hebben voor elkaar.

De minister heeft betoogd dat het kabinet urgentie voelt, maar de regering kiest ook voor haar eigen urgentie. Met name wetsvoorstellen die over deze Kamer gaan, zijn aan de orde. Denk het terugzendrecht, de tweede lezing in de verenigde vergadering en ook de verkiezing van de Eerste Kamer. De minister heeft aangegeven dat vooral bij dat laatste onderwerp de motie-Schalk en mijn naam zeer veel keren werden genoemd vandaag. Ik kan u verzekeren: dat had van mij niet gehoeven. Oftewel, het is alleen maar gebeurd omdat er iets aan zat te komen waar we als Kamer in ieder geval wel behoorlijk wat vragen bij hebben gehad. Het heeft overigens wel geholpen —wellicht — om tot de conclusie te komen of het zinvol is voor de regering om wel of niet met dat wetsvoorstel door te gaan, maar dat leggen we natuurlijk bij de regering zelf.

Mijn vraag is wel of de minister datgene wat ook door de heer Van Rooijen werd opgebracht inderdaad wil meenemen. Dat wil zeggen: koppel desnoods verschillende wetsvoorstellen inhoudelijk aan elkaar, maar koppel ze procesmatig los. Dat kan het proces echt helpen.

We hebben ook met elkaar gesproken over de constitutionele toetsing. Het oude wetsvoorstel is inderdaad ingetrokken. Dat is maar goed ook, want ik denk dat burgers zomaar zouden kunnen zeggen dat er sprake zou zijn van opportunisme als we tien of vijftien jaar na een eerste lezing nog eens aan een tweede lezing beginnen. Maar goed, we hebben wel te maken met die vraag rond constitutionele toetsing, of met de vraag hoe wij omgaan met de Grondwet en de toetsing van de Grondwet bij allerlei wetsvoorstellen. Die vraag heb ik vanmiddag ook opgebracht. Ik heb toen aangegeven dat we de hand in eigen boezem moeten steken. Ik heb daar diverse voorstellen bij gedaan. Je zou een commissietje in de Eerste Kamer kunnen hebben, of misschien een commissie van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer samen om daarover na te denken. We zouden in lijn met de integriteit regelmatig kunnen afstemmen in het College van Senioren en/of jaarlijks een debat erover kunnen hebben. We zouden er zelfs voor kunnen kiezen om het proces af en toe even stil te leggen op basis van zorgen om het grondwettelijke kader.

Voorzitter. Ik heb in dit debat besloten om niet te vragen om daar een keuze in te maken. Ik heb dit ook aangereikt voor de zelfevaluatie van het College van Senioren volgende week. Ik hoop dat het daar aan de orde kan komen. Naar aanleiding van dat gesprek kunnen we altijd bezien op welke wijze we met deze belangrijke kwestie verder kunnen. Ik heb namelijk ook bij verschillende collega's een gevoel van urgentie op dit punt geproefd, niet om daar vandaag al een besluit over te nemen, maar wel volgende week, bij leven en welzijn.

De motie-Vos heb ik medeondertekend. Ik doel daarmee op het volgende. In december zouden we een tweede appreciatie hebben gehad. Die zou in ieder geval zeker voor de zomer wel binnen moeten zijn. Ik vraag aan de minister of hij dat ook zo ziet.

Dank voor dit moment, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Schalk. Het woord is aan de heer Meijer.