Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.59 uur
Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):
Voorzitter. Allereerst felicitaties aan collega De Blécourt met haar maidenspeech. Het is mooi om dit moment te delen met een voorvechter voor vrouwenrechten, zo heb ik vandaag nogmaals gehoord.
Meer dan twintig jaar heb ik een toga gedragen, eerst als advocaat en later als rechter. Het voelt een beetje onwennig om hier het woord te voeren achter dit spreekgestoelte zonder de symbolische bescherming van de toga.
Als handels-, kanton-, kortgeding-, straf- en jeugdstrafrechter heb ik veel voorbij zien komen, ook minister Grapperhaus trouwens, herinner ik mij. Wat mij opviel in mijn tijd als rechter, die grotendeels samenviel met de kabinetten-Rutte, is dat het beleid steeds gericht leek te zijn op hervorming van onze rechtsstaat op basis van economische principes, met minder oog voor fundamentele beginselen als de rechterlijke onafhankelijkheid en de toegang tot het recht en juist te veel nadruk op productie, efficiency en output, waardoor de kwaliteit in toenemende mate onder druk kwam te staan. Dit alles heeft onze rechtsstaat kwetsbaarder gemaakt. Onze justitiële keten piept en kraakt. Het vormt de rode draad van deze maidenspeech.
Een van de unieke aspecten van het rechtersambt is dat je de samenleving aan je voorbij ziet trekken, inkijkjes krijgt in onderdelen van de maatschappij die voor anderen gesloten blijven en kunt zien welke ontwikkelingen er gaande zijn. Ik zag die ontwikkelingen en ik maakte me zorgen, steeds vaker. Ik neem u mee naar wat ik zag bij politie en het OM en dan bij de rechtspraak.
Ik zag in toenemende mate druk op politie en OM door structurele onderbezetting. Neem bijvoorbeeld de wijkagenten. Die worden door tekorten elders nu veelal weggeroepen uit de wijken. Meerdere collega's spraken hier al over. Deze wijkagenten zijn onmisbaar als het gaat om het tijdig signaleren van jongeren die dreigen te ontsporen, of het nou gaat om eerste stappen op het criminele pad of om radicalisering. Bij het OM, van hoog tot laag, hoor je hetzelfde: "Er is een capaciteitstekort. Het knelt dat we niet alle zaken kunnen oppakken waar de samenleving om vraagt."
Dat, gecombineerd met het sturen op output, maakt dat veel laaghangend fruit wordt geplukt, zaken die eenvoudig op te lossen zijn. Vaak zag ik de kansarme wietkweker op zitting, maar zelden degene die hem erin had geluisd. Het middenkader van de georganiseerde misdaad blijft in mijn ogen gevaarlijk buiten beeld. Hetzelfde geldt voor zedenzaken, die vaak niet of te laat worden opgepakt. Er is simpelweg geen capaciteit. Officieren die keihard werken en midden in de nacht voorafgaand aan een zitting nog mailtjes sturen naar de rechtbank; het is geen uitzondering en het zijn signalen van een veel te hoge werkdruk. De rechtbank Limburg verklaarde vorige maand het OM niet-ontvankelijk vanwege het niet tijdig indienen van een vordering en legt de schuld daarvan letterlijk bij de politiek. Het bevestigt de zorg die al veel langer bij mij leefde, en dan heb ik het nog niet eens over het verscherpte toezicht en de cultuur bij het OM. Daarnaast is er ook druk bij de ketenpartners zoals de reclassering en het NIFP. Rapporten komen niet of te laat. Zittingen kunnen daardoor niet doorgaan. Recentelijk verleende de rechtbank Den Haag een verdachte een rechterlijk pardon, omdat er rapporten ontbraken. Een duidelijk signaal, en ik vrees dat het daar niet bij blijft.
Ik zag met eigen ogen hoe de rechtspraak steeds meer onder druk kwam te staan. Eigenlijk is een verwijzing naar het bericht van vrijdag dat meer dan 20.000 zaken op de plank blijven liggen voldoende om te zeggen: I rest my case. Maar ik neem het toch even mee, omdat dit probleem al jaren speelt en bij mij de vraag opkomt: waarom heeft de regering het zo ver laten komen? Want ik zag al jaren een rechtspraak waar de afdoening van zaken steeds langer op zich liet wachten, de werkdruk steeds hoger werd en de druk op kwaliteit toenam. Een rechtspraak waar het vertrouwen van de mensen op de werkvloer in de bestuurders minder werd en de kritiek op de wijze van financiering luider. Een rechtspraak waar steeds vaker kwetsbare mensen terechtkwamen die voorheen in het domein van zorg en welzijn werden opgevangen. Het strafrecht wordt in toenemende mate bevolkt door mensen met psychiatrische problematiek. De politie zag sinds 2012 het aantal meldingen voor deze doelgroep ruim verdubbelen tot 100.000 meldingen. Wat mij betreft een gevolg van het opheffen van vele bedden in de 24 uursopvang. Stille getuigen van een niet werkende participatiesamenleving. Of de vele mensen met schulden in de rechtbank. Als kantonrechter word je geconfronteerd met mensen die ten einde raad zijn en huilend hun administratie op je tafel kieperen; bij wie een enkele vordering van €500 binnen één procedure verandert in een schuld van meer dan €1.000, dit als gevolg van de hoge griffierechten en andere kosten. Zie daar maar eens uit te komen als je van het sociale minimum leeft. Een enkele schuld leidt zo al snel tot een berg schulden. Mensen die wel willen betalen, maar het simpelweg niet kunnen.
In de rechtbanken beweegt zich een groep mensen langs verschillende loketten: incasso- en huurzaken, onderbewindstellingen en kleine strafrechtelijk zaken. Het zijn de mensen die niet meekomen in de huidige maatschappij, waar veel, te veel van hen wordt gevraagd. De tweedeling tussen de cans en de cannots werd de laatste jaren van achter mijn tafel op een pijnlijke manier steeds zichtbaarder. Het SCP en de WRR waarschuwen ook consequent voor de stapeling van problemen bij de meest kwetsbaren die het niet redden in de zelfzorgsamenleving en onnodig in juridische procedures terechtkomen, terwijl ze vooral hulp nodig hebben. En dat zag je als rechter.
Meneer de voorzitter. Ik voel het als een voorrecht dat ik deze zorgen op deze plek over het voetlicht kan brengen en onder de aandacht van de beide ministers. Dat is dan ook meteen de reden waarom ik hier sta. De ervaringen die ik beschrijf, zijn ontwikkelingen die in mijn ogen een bedreiging vormen voor de rechtsstaat, en daar wil ik vandaag bij stilstaan. Zoals ik zojuist schetste, is er sprake van een zwaar overbelaste justitiële keten, het gevolg van falend sociaal-maatschappelijk beleid, dat ervoor zorgt dat te veel maatschappelijke problemen in die keten terechtkomen, terwijl er ondertussen te weinig middelen beschikbaar worden gesteld om dat in die keten op te vangen.
Naast dit structurele probleem zie ik nog een viertal bedreigingen voor onze rechtsstaat. Ten eerste de wijze waarop politiek en bestuur zich tot de trias verhouden. Ten tweede de tanende onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Een derde bedreiging is de slechtere toegang tot het recht en de gefinancierde rechtsbijstand. Als laatste de dreiging van de georganiseerde misdaad. Ik zal per onderwerp een korte toelichting geven en een paar vragen stellen.
Allereerst de bedreigingen binnen de trias. De scheiding der machten leek een rustig bezit, maar dat is niet langer het geval. We hebben daar vandaag al vaker over gesproken. We zien steeds meer aanvallen vanuit de ene macht op de andere. De uitvoerende macht speelt landjepik op het terrein van de rechtsprekende macht door de wijze van aansturing en financiering van de rechtspraak. De politiek, de wetgevende macht, is te veel verweven geraakt met het bestuur. Ik denk aan de dichtgetimmerde regeerakkoorden en het wekelijks coalitieoverleg. Vanuit de wetgevende macht worden openlijk en in toenemende mate aanvallen uitgevoerd op de rechtsprekende macht. Dat laatste is zeer zorgelijk, juist omdat we in Polen en Hongarije kunnen zien waar dat toe leidt. Er vinden openlijk aanvallen plaats. We hebben daar vandaag al vaker over gesproken. Na oproepen van Henk Naves en Herman Tjeenk Willink om deze aanvallen te pareren, is het erg stil gebleven. Wij zouden ons keihard moeten uitspreken tegen deze aanvallen. Wij zouden ons in de frontlinie moeten opstellen ter verdediging van deze rechtspraak als instituut. Bij dezen doe ik dat namens mijn fractie. Ik ben blij daar vandaag ook anderen over gehoord te hebben.
Natuurlijk is het zo dat je iets moet kunnen vinden van een uitspraak van een rechter en dat je het daarmee oneens moet kunnen zijn, maar dat is wat anders dan het fundamenteel aanvallen van het instituut en het op die manier ondermijnen. Want wie de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ter discussie stelt, is geen democraat. Maar wie erover zwijgt, treft eveneens blaam. De minister zei de afgelopen dagen in de media voor het eerst iets over de aanvallen op de onafhankelijkheid van de rechter, maar het is wat mijn fractie betreft te mager. Gelukkig zegt de minister dat gerechtelijke uitspraken altijd dienen te worden gerespecteerd en dat de aanval op rechters kwalijk is. Dat is een begin, maar wat mijn fractie teleurstelt, is dat hij tegelijkertijd de rechtstreekse werking van verdragen op grond van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet ter discussie lijkt te stellen. Is dat echt zo, is mijn vraag. Graag een reactie.
Zou de minister in zijn antwoord ook kunnen betrekken dat hij het opzeggen van de internationale verdragen expliciet als een mogelijkheid noemt? Het opengooien van deze discussie ligt in lijn met de bredere tendens wereldwijd om het multilaterale verdragssysteem en de daaruit voortvloeiende verplichtingen ter discussie te stellen. Van Trump tot Bolsonaro en van Johnson tot rechts Nederland: allemaal vallen ze de rechter aan en verklaren ze het nationale systeem zaligmakend. In de optiek van mijn fractie zou de minister daarvan afstand moeten nemen en juist pal moeten staan voor de multilaterale wereldorde, die Nederland zo veel brengt, maar de minister lijkt zich aan te sluiten bij sommige geluiden in deze Kamer en aan de overkant. Graag een reactie van de minister.
De tweede bedreiging die ik zie, is het landjepik van het bestuur op de rechtspraak. De huidige bestuursstructuur en financiering van de rechtspraak voldoen naar het oordeel van mijn fractie niet aan de eisen van de rechtsstaat. Er vindt nu onderzoek plaats naar de benoemingsstructuur van de rechtspraak, na een motie in de Tweede Kamer. Dat is goed, want het is de vraag of er genoeg checks-and-balances zijn nu de minister de leden van de Raad voor de rechtspraak benoemt en de leden van de raad de presidenten van de gerechten benoemen.
Maar het gaat verder. Hoe zit het met de aanwijzingsbevoegdheden van de minister en de financieringssystematiek? Staan die los genoeg van politieke keuzes? Naar het oordeel van mijn fractie moeten we naar een andere wijze van financiering. Onafhankelijke rechtspraak vereist onafhankelijke financiering. De rechterlijke macht is geen uitvoeringsdienst van het ministerie, waarvoor een minister tarieven vaststelt, maar een volwaardige derde staatsmacht. Die staatsmacht moet niet concurreren qua budget met de IND, de politie of het gevangeniswezen. De onafhankelijkheid moet worden geborgd in een eigen begroting, net zoals bij de Hoge Colleges van Staat het geval is of minstens vergelijkbaar daarmee. Deze aanpassing is noodzakelijk om te verzekeren dat de rechterlijke organisatie bij eventueel politiek zwaar weer overeind blijft. Laten we het dak repareren zolang het niet regent, of zolang het niet hard regent, want het miezert al wel. We kunnen in Polen zien hoe snel het weer kan omslaan.
De minister verwijst op dit punt naar de motie-Rosenmöller, die voorziet in een onafhankelijk onderzoek naar een betere borging van de continuïteit in de bekostiging van onder meer de rechtspraak. Mag ik deze reactie zo uitleggen dat het onderzoek naar de continuïteit van de financiering van de rechtspraak ook ziet op de begrotingssystematiek en de onafhankelijkheid van de rechtspraak? Ik zou hier graag een helder antwoord op krijgen van de minister.
Daarnaast heb ik twee concrete punten over de rechtspraak. Ten eerste. Om van een productiegestuurde naar een kwaliteitsgestuurde rechtspraak te komen, hebben de rechters zelf, verenigd in landelijk Tegenlicht, voorgesteld om de professionele standaarden voor alle rechtsgebieden in te voeren. Dit zijn de minimumnormen voor rechters om hun werk goed te kunnen doen. Is de minister bereid tegemoet te komen aan de capaciteitsbehoefte van de rechtspraak door volledige financiering van deze professionele standaarden beschikbaar te stellen? Graag een reactie van de minister.
Ten tweede. Men wil naar een tijdelijke aanstelling van rechters, waardoor het rechtsstatelijke beginsel van levenslange benoeming van rechters wordt losgelaten. Ook wil men het makkelijker maken om rechters over te plaatsen. Beide zijn nodig om achterstanden weg te werken. Het is feitelijk een gevolg van jarenlange bezuinigingen. Mijn fractie baren deze maatregelen grote zorgen. Het is namelijk bedreigend voor de rechtsstaat, ook gelet op de steeds sterkere roep van extreme zijde om rechters makkelijker te kunnen ontslaan of op een andere wijze te bestraffen. Hoe ziet de minister dit in het licht van de onafhankelijkheid van de rechtspraak? Wat is hij voornemens op dit punt wel en niet te doen? Graag een duidelijke reactie van de minister.
Naast de noodzaak van de rechtspraak als een volwaardige derde staatsmacht met eigen financiering en een onafhankelijke bestuursstructuur, wil ik nu stilstaan bij de derde bedreiging: de verminderde toegang tot het recht. Mijn fractie ziet toegang tot het recht voor iedere burger als een metagrondrecht. Dat moet beter geborgd worden. Dat valt in twee aspecten uiteen. Ik zal die beide behandelen, allereerst toegang tot het recht. Daarna kom ik bij de gefinancierde rechtsbijstand.
Toegang tot het recht. Wij leven in een samenleving waarin steeds meer bepaald wordt door wetgeving, die alle facetten van ons leven raakt. In die wetgeving is er steeds vaker sprake van open normen. We spraken hierover ook in het kader van de Omgevingswet. De rechter heeft daarin een belangrijke rol. Dat wordt nog eens versterkt door het feit dat wetgever en bestuur steeds vaker twee handen op één buik zijn, waar Herman Tjeenk Willink ook steeds op wijst. Mensen kunnen in dat geval alleen nog hun toevlucht zoeken bij de rechter. Omdat de samenleving steeds verder juridiseert, is het naar het oordeel van mijn fractie van belang dat er een laagdrempelige toegang tot het recht is voor iedereen, dus ook, of misschien juist, voor de mensen die dat niet zelf kunnen betalen of die die weg niet kunnen vinden.
In de praktijk zien we echter dat de toegang tot het recht juist afneemt. Het College voor de Rechten van de Mens concludeerde vorig jaar dat de toegang tot het recht in Nederland onder druk staat. Collega De Blécourt wees daar ook al op. De conclusies en aanbevelingen zijn helder. Mijn fractie sluit zich daarbij aan. De overheid kan en mag niet wachten tot mensen met een probleem komen, maar dient actief informatie te verstrekken over hun rechten. Alle burgers moet in gelijke mate rechtsbescherming worden geboden. De weg naar de onafhankelijke rechter moet openstaan en de overheid moet toegankelijke rechtsbijstand garanderen aan haar burgers. Het is de basis van een rechtsstaat.
Maar wat zien we bij deze regering? Het lijkt erop dat het beleid er juist op gericht is de burger bij de rechter weg te houden: strafbare feiten laten afdoen door het OM; de civiele rechter uitsluitend als ultimum remedium. Natuurlijk is het zo dat niemand naar de rechter moet stappen als dat niet nodig is, maar als het wel nodig is, moet dat mogelijk zijn. Dat wordt voor een steeds grotere groep steeds moeilijker. De minister wil meer geschillen oplossen buiten de rechter om. Natuurlijk is het goed om te kijken naar modernere vormen van geschilbeslechting, zoals mediation en herstelbemiddeling. Maar hoe zit het dan met de rechtsbescherming? Hoe gaat de minister zorgen dat bij deze geschillenbeslechting belangrijke rechtsbeginselen zoals equality of arms worden gerespecteerd, bijvoorbeeld in een geschil met een werkgever of een overheid? Wordt schikken niet inschikken, juist bij de meest kwetsbaren? Graag een reactie van de minister. En is de visie van deze regering op de rechter als probleemoplosser rechtsstatelijk juist? Is de rechter niet bij uitstek een geschilbeslechter, zo vraag ik de minister.
Ook ten aanzien van toegang tot recht wil ik twee concrete punten noemen waarop ik graag een antwoord krijg. Ten eerste. Mijn fractie maakt zich juist zorgen dat de burger de rechter nu al niet meer weet te vinden. Kijk bijvoorbeeld naar de kantonrechter, de meest laagdrempelige rechter omdat je daar tot € 25.000 zelf kunt procederen. Professor Ruth de Bock constateert dat de burgers maar ook het mkb wegblijven en roept de regering op een publiekscampagne te beginnen met de slogan "de rechter is er ook voor jou" en een website te ontwikkelen met conceptdagvaardingen en onlinetools om mensen te ondersteunen bij het indienen van vorderingen. Deze oproep sluit aan bij de aanbeveling van het college. Wil de minister dit in zijn beleid meenemen?
Ten tweede. De hoge griffierechten vormen een ernstige en reële drempel als het gaat om toegang tot het recht. Er is nu een consultatie gaande over een wetsvoorstel tot verlaging van die kosten, maar dit is erg mager. Bij kleine zaken bedraagt het griffierecht nog altijd meer dan 60% van de hoofdsom. Bij grote zaken van bijvoorbeeld € 100.000, de grote handelszaken, slechts 5%. En als het om een vordering van miljoenen gaat, slechts enkele procentpunten. Grote handelszaken zijn daarmee simpelweg te goedkoop en kleine veel te duur. Wij zijn voor een eerlijker verdeling, zodat het recht toegankelijk wordt voor iedereen. De Raad voor de rechtspraak pleit hier overigens ook voor. Is de minister bereid de balans aan te passen ten faveure van deze kleinere zaken? Graag een concreet antwoord.
Ik kom bij de gefinancierde rechtsbijstand. Om toegang tot het recht voor alle burgers mogelijk te maken is toegankelijke gefinancierde rechtsbijstand essentieel. De hervormingsplannen zijn uiteengezet en de minister ligt sindsdien op ramkoers met de sociale advocatuur. Ik sprak onlangs met een aantal sociaal advocaten en hun situatie klinkt uiterst somber. Steeds meer advocaten stoppen ermee en er is geen aanwas, want wie wil nog starten in deze markt? Rechtsbijstand is cruciaal in een rechtsstaat. Zonder rechtsbijstand geen legitieme rechtspraak. Zo simpel is het wat mijn fractie betreft. Is de minister dat met mij eens?
De afschaffing van de rechtsbijstand in de eerste fase van een asielprocedure is symptomatisch voor de steeds hogere drempels in de gefinancierde rechtsbijstand en de verdere afkalving van fundamentele rechten. Hierbij benadrukken deskundigen ook nog eens dat dit niet zal bijdragen aan een Europese harmonisatie en bovendien leidt tot een zwaardere druk op de nu al overbelaste IND. Is de minister bereid om toe te zeggen dat het afschaffen niet gebeurt zolang de problemen bij de IND niet zijn opgelost? Graag een concrete toezegging op dit punt.
De minister wil hervormen binnen de huidige financiële kaders. Er mag geen geld bij. Waarom eigenlijk niet, vraag ik hem, nu we een begrotingsoverschot van twee miljard lastenverlichting hebben en de samenleving steeds meer juridiseert. Bij aanvang van de plannen was er sprake van een stijging van 42% van de toevoegingen. De noodzaak tot hervorming was mede daarin gelegen. Maar als ik het goed heb is deze stijging afgevlakt. Wat zegt dat over de noodzaak van de herziening? Ik hoor graag van de minister of er inmiddels doorrekeningen zijn van zijn plannen en of we deze kabinetsperiode nog wetgeving kunnen verwachten.
De minister wil rechtshulppakketten introduceren. Dat is simpelweg het privatiseren van de rechtshulp. Het is wat mijn fractie betreft onwenselijk, omdat het sowieso leidt tot een verdere race to the bottom. Ik vraag de minister: is deze neoliberale benadering acceptabel bij de rechtsbijstand?
Ook bij de rechtsbijstand wil ik twee concrete onderwerpen benoemen. Ten eerste. Heeft de minister kennisgenomen van het idee van een groot aantal gerenommeerde rechtswetenschappers en andere juristen die voorstellen doen om het huidige juridische loket om te bouwen naar een loket van eerstelijns juridische zorg, zoals er ook eerstelijns medische zorg is? Een loket waar een nabijheidsrechter, een schuldhulpverlener, een advocaat, een psycholoog, een mediator en een deurwaarder zetelen, die een filter vormen: hulp en oplossingen voor wie dat nodig hebben en naar de rechter als die het geschil moet beslechten. Zo vindt een inhoudelijke toets plaats als het gaat om de vraag "hulp of rechtspraak?", in plaats van een financieel gedreven toets op het verzoek om rechtsbijstand. Wil de minister toezeggen dat hij dit verder zal uitwerken in het beleid op dit punt?
Een tweede punt zijn de toevoegingen in het strafrecht. Natuurlijk moeten alle verdachten verzekerd zijn van goede rechtsbijstand. Als je kijkt naar de megaprocessen die nu gaande zijn en waar honderden, waarschijnlijk wel duizenden uren aan rechtsbijstand worden verleend, moet dat dan niet afgezonderd worden? Het neemt namelijk een enorme hap uit de totale koek, en die koek is schaars. Het is naar het oordeel van mijn fractie fair hier een aparte voorziening voor te treffen, zoals rechtbanken en hoven dat doen als het gaat om dit soort type megazaken. Want dit type zaken neemt toe, terwijl het budget niet wordt verhoogd. Is de minister bereid toe te zeggen dit te onderzoeken?
Ik kom bij de vierde bedreiging die ik zie voor de rechtsstaat, namelijk de ondermijning. We zijn het met elkaar eens dat de georganiseerde criminaliteit een bedreiging vormt voor onze rechtsstaat. De vreselijke moord op Derk Wiersum was een voorlopig dieptepunt. Ook ik noem hem, om dit niet te vergeten. De minister heeft in grote lijnen uiteengezet waar de aanpak in eerste instantie uit bestaat: een harde aanpak. Daar is ook mijn fractie voorstander van. Er zijn drie aspecten die daarbij de aandacht van mijn fractie hebben.
Allereerst moet de harde aanpak samengaan met adequate preventie. We moeten ervoor zorgen dat jongeren niet verleid worden tot criminele hand- en spandiensten, dat er andere perspectieven worden geboden, juist in die buurten waar weinig perspectief is. We moeten het tijdig signaleren als jongeren zich wel laten verleiden. Daarom moet de wijkagent vól terug in de wijken en moeten leraren, buurtwerkers, jeugdzorg, medewerkers van woningcorporaties en andere betrokkenen worden getraind op het herkennen van signalen.
Ten tweede is mijn fractie alert als het gaat om burgerrechten. Een harde aanpak mag er niet toe leiden dat wij deze rechten consequent ondergeschikt maken.
Ten derde wil mijn fractie nogmaals benadrukken dat georganiseerde criminaliteit puur geldgedreven is. Daar moet wat ons betreft de focus liggen. Volg het geld, ook als dat leidt naar de Zuidas. Leg het contant betalen aan banden, verder dan de minister dat wil. Tot maximaal € 1.000, zoals de burgemeester van Amsterdam vraagt, zodat het lastiger wordt om vers crimineel verdiend geld in straten als de Amsterdamse P.C. Hooftstraat uit te geven. Zodat misdaad minder loont.
Ten slotte een vraag aan de minister. Mijn fractie vraagt zich af wat de regering gaat doen aan structurele maatregelen, naast de incidentele maatregelen die zijn aangekondigd. Zoals ik in het begin aangaf, is de hele justitiële keten uitgehold. Meer dan 20.000 zaken blijven op de plank liggen, weten we sinds deze week. Substantiële investeringen in de keten zijn nodig om de slag te winnen. Wat gaat de minister op dit vlak concreet doen?
Ik zal afronden. Ik ben begonnen met terugkijken op ontwikkelingen die ik zag. Ik wil afsluiten door vooruit te kijken. Ik sta hier vol goede voornemens. Om te beginnen neem ik mij voor om de adviezen van de Raad van State op waarde te schatten. Als eenvoudige rechter was ik gewend dat je luistert naar wat de Raad van State te zeggen heeft. Verbazing dus bij mij als ik zie dat de regering, maar ook de leden van de beide Kamers de adviezen van de Afdeling advisering zo makkelijk naast zich neerleggen, als men dat politiek gezien opportuun acht. Hoe gaan wij zelf om met onze rechtsstatelijke taak? We moeten waken over de deugdelijkheid van de aan ons voorgelegde wetgeving en of die in overeenstemming is met de Grondwet en internationale verdragen, past in het wettelijk systeem en uitvoerbaar en handhaafbaar is, maar in de praktijk laten we het hoofd, vind ik, te vaak hangen naar wat politiek wenselijk is. We moeten waken voor onze eigen rol en voor het evenwicht in de trias.
Hoe is de staat van de rechtsstaat alles overziend? Er moeten nodig wat piketpaaltjes worden geslagen, tussen parlement en bestuur en tussen bestuur en rechtspraak. De rechtspraak moet weer een volwaardige macht worden, gestuurd op kwaliteit en met voldoende middelen. Er moet substantieel in de keten worden geïnvesteerd. Het recht op toegang tot recht en rechtvaardigheid moet als metagrondrecht beter gestut worden. De rechtspositie van de minder bedeelde rechtszoekende is het kanariepietje in de kolenmijn. Daaraan kan je het rechtsstatelijke gehalte van de samenleving aflezen. Ik sluit af met het voornemen ook in deze Kamer steeds goed naar dat kanariepietje te blijven luisteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Veldhoen, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
Na uw studie Nederlands recht aan de Universiteit van Amsterdam, werkte u enkele jaren bij het Europees Parlement in Brussel. In 1997 begon u aan de beroepsopleiding van de Nederlandse orde van advocaten en werkte u bij Kalff Katz & Koedooder Advocaten en later bij Hulkenberg Van der Veen Advocaten. U behandelde zaken met betrekking tot het intellectueel eigendom, het arbeidsrecht en het ondernemingsrecht.
In 2007 maakte u de overstap naar de rechtspraak. U was bij de rechtbank Midden-Nederland tot 2013 kantonrechter en handelsrechter. Van 2013 tot 2019 was u bij dezelfde rechtbank rechter strafrecht en jeugdstrafrecht.
U bent onder meer lid van de klachtencommissie van de Vereniging Rembrandt, lid van de raad van toezicht van Stichting Paradiso en lid van de raad van commissarissen van de Stichting Ymere. Eerder was u lid van de raad van commissarissen van Theater Carré en van de raad van toezicht van de NPO.
U zei zelf over uw ervaring als toezichthouder in de culturele sector, ik citeer: "Ik ben omringd door mensen die zich bezighouden met beeldende kunst, muziek, film en theater. En hoewel ik zelf geen kunstzinnige aspiraties heb, probeer ik op mijn manier een bijdrage te leveren aan de culturele sector in Nederland." Er zijn overigens mensen die het Binnenhof het politieke toneel noemen ...
In de jaren dat u als rechter werkte, is uw politieke vuur aangewakkerd door uw zorgen over de ontwikkelingen binnen de rechtspraak, zo motiveerde u uw kandidatuur voor het Eerste Kamerlidmaatschap. U was lid van Tegenlicht, de groep kritische rechters die zich onder meer inzet voor meer geld en een lagere werklast voor de rechterlijke macht.
Op de website van GroenLinks schrijft u daarover, ik citeer opnieuw: "Dat de rechtsstaat steeds meer onder druk staat, gaat mij aan het hart en daar wil ik me sterk voor maken." Dat heeft u zojuist in uw bijdrage aan dit beleidsdebat over de staat van de rechtsstaat nog eens uitvoerig betoogd.
Nogmaals van harte welkom en we kijken uit naar uw verdere bijdragen.
Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat de leden u kunnen feliciteren. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties, waarbij ik, als voorzitter, u graag als eerste feliciteer.