Verslag van de vergadering van 10 maart 2020 (2019/2020 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.07 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de beide bewindspersonen voor hun antwoorden, voor de bevlogenheid die daaruit sprak en ook wel voor de stevige strijd die zij samen met alle mensen op het departement en in de uitvoerende instanties leveren om onze rechtsstaat iedere dag te borgen en ook wel te ondersteunen daar waar nodig.
Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de opmerking dat gerechtigheid een volk verhoogt. Voor mijn fractie gaat recht nog dieper en verder dan een maatschappelijk contract, waar de minister over sprak. In dat opzicht wil ik mijn waardering uitspreken voor de essenties van het betoog van de heer Nicolaï, die juist over de diepere waarde van het recht sprak, dat ook geldt als een meerderheid van het volk daarin soms andere keuzes maakt. Recht heerst en zal moeten heersen. Juist daarom zal de overheid in al haar gestaltes dienstbaar moeten zijn en blijven aan het recht. Laten wij ons allen daarop ook aanspreekbaar weten.
Voorzitter. Juist in dat licht stelde ik de vraag wat de rechtsstaat ons mag kosten. Het is een belangrijke vraag die voor een belangrijk deel in de motie-Rosenmöller gesteld wordt. Wat mij betreft pakt het kabinet die vraag ook nog eens breder op, maar ik besef dat het vandaag niet gaat lukken. De urgentie om in ieder geval hard te werken aan een antwoord is voldoende onderstreept en ik hoop dat de minister die qua timing ook wil overbrengen richting de onderzoekers. Ik weet dat garanties op dit punt niet bestaan, maar de minister die iets overbrengt heeft vast veel impact.
De waarde van de grondbeginselen van onze rechtsstaat, en daarmee ook de trias, kan niet genoeg worden onderstreept. Mijn waardering voor de inzet van het kabinet in dezen en de heldere taal die daarin geklonken heeft, vanavond en ook eerder. Dank voor de toezegging om bij constitutionele toetsing, de bespreking daarvan in het licht van het rapport van de commissie-Remkes, expliciet in te gaan op de positie daarin van verdragen in de Grondwet en de effecten die constitutionele toetsing kan hebben. De minister heeft met bevlogenheid betoogd hoe kostbaar en kwetsbaar de rechtsstaat kan zijn en verwees naar Polen.
Richting van de heer Van Hattem zou ik geruststellend willen opmerken dat Polen niet meedoet aan het Europees Openbaar Ministerie. De PVV kan in die zin gerust zijn en meegaan. Dat zou toch ook weer een hoopvol teken zijn deze avond.
Ook ten aanzien van de onpartijdigheid van rechters heeft de minister heldere taal gesproken. De fractie die daar in dit huis het meest over gezegd heeft, in dit debat en een eerder debat, heb ik helaas niet meer gehoord. Maar ik noemde al de positieve elementen. Ik heb de stille hoop dat ook zij overtuigd zijn.
Dan de toegang tot het recht. De ChristenUnie-fractie wil precies weten waar het knelt. Ik ben er blij mee dat er een vijfjaarlijks WODC-rapport komt dat dat inzichtelijk maakt. Dat onderstreept nog maar eens het betoog van de heer Rombouts dat het ertoe doet dat mensen hier langer zitten, want ik wist niet dat dat WODC-rapport eens in de vijf jaar kwam en voor een volgende vijf jaar ben ik gewaarschuwd. Ik heb dat rapport, de oude studie uit 2014, er wel even bij gepakt. De Geschilbeslechtingsdelta heet het. Als ik het goed zie, gaat dat alleen over burgers. Dat is belangrijk, want dat zijn de allereerste rechtszoekenden. Nu is er net een studie naar het mkb gedaan, dus ik hoef nu geen nieuwe studie voor alles. Maar voor een volgende ronde, en dat is pas in 2025, zou ik, ook al hechten we aan de woorden van de heer Rombouts dat we niet weten waar we dan staan met z'n allen, toch de minister willen vragen om dan ook te betrekken hoe voor ondernemers en met name het mkb de toegang tot het recht nou precies uitwerkt. Ik zie de inzichten van deze studies graag, voor zover mogelijk, al bij het wetsvoorstel ten aanzien van de griffierechten.
Voorzitter. Ik heb duidelijk mijn steun uitgesproken richting de minister in de bestrijding van zware criminaliteit en dan met name de drugscriminaliteit. Ik heb een aanmoediging uitgesproken om daarin zo breed mogelijk op te trekken met de verschillende betrokken ministeries. Het grootste punt van zorg is voor mijn fractie toch ook wel de bewaking van de integriteit van het financiële stelsel. Dat ziet breder dan alleen de wetgeving rondom witwassen. Dat geldt ook voor de adviserende sector in den brede en daarnaast de kwetsbare sectoren die de heer Rombouts al eerder treffend benoemde in zijn bijdrage en eerdere motie.
Samen met veel collega's in dit huis vraag ik de minister om het inzicht in waar de kwetsbaarheden zitten te vergroten. Ik heb een motie die helpt om daarop een eerste blik te verkrijgen.
De voorzitter:
Door de leden Bikker, De Blécourt-Wouterse, Rombouts, Backer, Recourt, Veldhoen en Van Dijk wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de strijd tegen de zware drugscriminaliteit op alle fronten gevoerd wordt;
overwegende dat die strijd niet alleen door het ministerie van Justitie en Veiligheid, maar ook door de andere ministeries, zoals Financiën, Economische Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gevoerd zal moeten worden;
overwegende dat de geldstromen in de zware criminaliteit niet alleen en zeker niet voor altijd ondergronds blijven;
overwegende dat de motie-Rombouts c.s. (34997, letter Q) oproept om gevoelige branches op hun verantwoordelijkheden aan te spreken;
overwegende dat het Nederlandse financiële stelsel, de onderliggende financiële sectoren en ook de adviserende sector in brede zin juist in het kader van het bewaken van hun integriteit zo veel mogelijk in staat moeten worden gesteld om gevrijwaard te blijven van verbindingen met de onderwereld en ongewenste geldstromen;
verzoekt de regering ter bescherming van de integriteit van dat stelsel om onderzoek te doen naar de kwetsbaarheden van het financiële stelsel, de adviserende sectoren in brede zin en de gevoelige branches, en deze daartoe op systematisch niveau zo door te lichten dat een eerste overzicht wordt verkregen welke kwetsbaarheden er zijn en of de huidige wetgeving en het beleid in afdoende mate hier een antwoord op de bestrijding van zware criminaliteit geven of dat actie op dit punt geboden is, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter S (35300-VI).
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, mijn tijd tikt door, maar ik zie dat u genadig bent en ik heb nog maar een paar kleine puntjes.
Ik dank de ministers ook voor het uitspreken dat de aanpak van mensenhandel onverminderd prioriteit heeft. Ik weet dat de wetgeving bij de staatssecretaris ligt, maar dit leeft breder in de Kamer, bijvoorbeeld ook bij mijn collega van de SGP. Ik moedig aan om hiermee vaart te maken. Het is in dit huis dat de wetgeving gestokt is. Ik ben mij daarvan bewust. Maar het is wel gebeurd in de voorvorige kabinetsperiode en dus een hele tijd terug. De sector, de gemeenten en de slachtoffers schreeuwen om duidelijkheid. Een hartelijke aanmoediging om ons snel op dit punt te ontmoeten.
Voorzitter. Ten slotte het punt van de digitale ontwrichting. De minister en de ChristenUnie zijn het eens over de urgentie, maar dat schept wel verwachtingen voor het beleid waar de minister verder mee zal komen. Ik heb er alle begrip voor dat de kabinetsreactie op het WRR-rapport aan het eind van deze maand zal komen, dus ik wil daar nu ook niet op vooruitlopen, maar de minister beseft wel dat er verwachtingen zijn gewekt. Ik hoop van harte dat hij die op een overtreffende manier gaat waarmaken.
Dat gezegd hebbend, dank ik u, voorzitter, voor uw deskundige leiding. Dit was de bijdrage van de ChristenUnie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan is het woord aan de heer Rombouts.