Verslag van de vergadering van 7 april 2020 (2019/2020 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.15 uur
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ten eerste wil ik de minister graag bedanken voor zijn antwoorden. De PVV-fractie is nog steeds van mening dat het uitgangspunt moet blijven: fysiek bijeenkomen indien mogelijk, natuurlijk wel met inachtneming van de voorschriften van het RIVM. We zitten nu echter in een situatie waarin een groot deel van de volksvertegenwoordigers niet wil komen. Ik vind het te betreuren dat er een wet als deze voor nodig is om ze toch aan de gang te krijgen. Daar ben ik niet zo blij mee.
Uiteraard zullen wij de zaak kritisch blijven volgen. Maar ja, de boel moet wel vlot getrokken worden. De lokale overheden moeten weer gaan besluiten en beslissen. De PVV-fractie zal dus, alles overwegende, toch voorstemmen.
Dan over de moties. We kunnen voor de eerste motie, op stuk nr. C, van de heer Nicolai stemmen, maar niet voor de motie op stuk nr. D van meneer Nicolaï. De Kamer kan namelijk altijd bijeenkomen, ook als de minister aangeeft dat hij wil verlengen.
Wat betreft de motie op stuk nr. E van Fractie-Otten: er staat gewoon een datum in de wet, dus dan zou je een novelle nodig hebben. Deze motie kan dus eigenlijk niet. Ik vind het eigenlijk ook niet zo kies om in dit geval het verzoek in te dienen om een motie in stemming te brengen voordat we gaan stemmen over het wetsvoorstel.
De heer Koole i (PvdA):
Ik heb een vraag aan mevrouw Faber. Zij heeft nu ook in tweede termijn gezegd dat een groot deel van de volksvertegenwoordigers op provinciaal en lokaal niveau een soort lafbekken zijn die niet durven of niet willen, en dat deze wet ze dwingt toch actief te worden. Zo heb ik het begrepen. Op welke gegevens baseert mevrouw Faber een dergelijk beeld? Ik heb een heel ander beeld, namelijk dat mensen, ook volksvertegenwoordigers, zich willen houden aan de adviezen van het RIVM en dat ze zich daardoor soms beperkt voelen in het uitoefenen van hun democratische functie. Digitaal vergaderen zou dan op sommige plekken een uitkomst kunnen zijn, maar dat heeft niets te maken met onwil of dat ze te laf zouden zijn om hun verantwoordelijkheden te nemen. Waarop baseert mevrouw Faber zich?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik heb er een heel ander beeld bij, maar dat had meneer Koole al begrepen. Het is namelijk zo dat men, zelfs met inachtneming van de regels van het RIVM, nog gewoon fysiek kan beraadslagen. Dat doen wij nu hier namelijk ook, hè. Hier in dit huis hebben we 75 leden en elke fractie heeft een afgevaardigde gestuurd. Het is hier fantastisch goed geregeld. We kunnen hier gewoon vergaderen en besluiten, dus het kan wel. We hebben een deel van de senatoren — gelukkig het grootste deel van de senatoren, anders hadden we hier niet kunnen staan — bereid gevonden om vanuit het hele land hiernaartoe te komen, ook om alleen hun handtekening te zetten.
Zoals u weet, ben ik ook actief op lokaal niveau. Daar heerst een heel ander sentiment. Ik heb er begrip voor als iemand zegt: mijn partner, of een familielid of wie dan ook, zit in quarantaine, dus ik kan niet komen. Natuurlijk heb ik daar begrip voor. Maar het is niet zo dat je niet aan een quorum kan komen doordat er een hele grote groep ziek, zwak en misselijk is. Er is een mogelijkheid om tot een quorum te komen en tot een fysieke vergadering. Ik vind dat we dan gewoon moeten komen. Want de mensen in de zorg — ik heb het net al aangekaart — hebben niet altijd de beschikking over beschermende kleding. Zij moeten wel gaan en gaan ook gewoon. Dat vind ik heel knap, want zij worden niet alleen qua gezondheid bedreigd, maar ook mentaal. Moet u zich eens voorstellen. Ik heb een arts gesproken. Er werd mij het volgende verteld. Die zat op een afdeling met 30 coronapatiënten en daar vielen gewoon elke dag een paar doden. Dat is verschrikkelijk! Je moet je eens voorstellen wat dat mentaal met je doet. Maar zo'n arts gaat wél. Daar mag ik diep respect voor hebben. En hier zitten leden in een heel veilige omgeving geeneens ... Ja, wij komen hier dus wel, maar er zijn dus mensen op lokaal niveau, waar ook een heel veilige situatie geschapen kan worden, die niet komen. Ik kan daar geen begrip voor opbrengen.
De voorzitter:
Ik ga even terug naar de heer Koole. Hij wil volgens mij nog een tweede en laatste vraag stellen in zijn interruptie.
De heer Koole (PvdA):
De waardering voor de mensen in de zorg is natuurlijk bij iedereen groot, bij mij ook, bij onze partij ook. Daar gaat het niet om. Dat staat buiten kijf. Wat ook buiten kijf staat, is dat er een hele discussie kan zijn over techniek en over wel of niet een quorum halen. Mijn vraag gaat over de constatering of de beschuldiging, zou ik bijna willen zeggen, van mevrouw Faber aan een groot deel van de volksvertegenwoordigers op provinciaal en lokaal niveau. Zij zegt dat ze niet willen en eigenlijk ook te laf zijn om hun democratische functies te vervullen. Dat is nergens op gebaseerd. Zij proeft een sentiment, maar het is nergens op gebaseerd. Het is slechts hineininterpretieren. Ik zou willen vragen of mevrouw Faber daarop wil terugkomen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik kom daar uiteraard niet op terug. Iedereen hier in de zaal weet dat ik er niet zo gauw op terugkom als ik met zo'n stelling kom. Dat is wel bekend, dacht ik. Daarbij wil ik de leden er toch even op wijzen dat je bij de aanvaarding van een zetel een belofte hebt afgelegd of dat je hebt gezworen. Daar heb je in gezworen dat je trouw zal zijn aan de Grondwet en aan de regels. In die regels staat ook dat je bij elkaar komt en dat je komt besluiten en beraden. Dat staat er allemaal in. Als je er dan later, tijdens de wedstrijd zal ik maar zeggen, achter komt dat je daar niet aan kan voldoen, geef dan gewoon je zetel terug aan iemand die wel wil komen.
De heer Van der Linden i (FvD):
Mevrouw Faber gaf net bij interruptie net aan dat het risico van coalitie doordrukken op lokaal niveau vergroot wordt door dat digitaal vergaderen. Nou kan ik uit eigen ervaring spreken: ik zit in een gemeenteraad van 29 mensen, in een fractie van 14 mensen. Zes kartelpartijen hebben daar 15 zetels. Wij krijgen met 14 zetels dezelfde spreektijd als een partij met 1 zetel daar lokaal. Zelfs bij fysiek vergaderen wordt dat gewoon besloten. Dus ook bij fysiek vergaderen is dat risico er toch altijd? Dat wordt toch niet per se groter met deze wet? Bent u het daarmee eens?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik ben het daar niet mee eens. Meneer Van der Linden is een gelukkig man als hij zegt dat hij in zijn gemeente net zo veel spreektijd krijgt als andere partijen. Dat is te prijzen in uw gemeente, dat is bijzonder. Maar je ziet op lokaal niveau het beeld dat de coalitie altijd bij elkaar trekt. Dat is altijd zo. Dan zie je het spel. Iedereen hier die enige politieke ervaring heeft — u moet het absoluut niet zo zien dat ik dat negatief naar u bedoel — weet hoe het spel gespeeld wordt. Die weet gewoon: de coalitie kruipt bij elkaar en dualisme bestaat niet. Het is gewoon een feit dat er dealtjes worden gemaakt. U hebt het altijd over het kartel. Nou, dat bestaat ook. Of zegt u nu ineens dat dat kartel niet meer bestaat? Het kartel bestaat en er worden gewoon afspraken gemaakt. Misschien is er af en toe een uitzondering — ik maak een nuance, dat is historie — maar goed, ik ...
De voorzitter:
Toch even terug naar uw betoog, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik rond af, voorzitter. Ik begrijp dat u dit debat snel wilt afronden. Nou ben ik er eerlijk gezegd een beetje uit. Je ziet gewoon in de praktijk dat de coalitie bij elkaar kruipt, dealtjes maakt en ervoor zorgt dat het coalitieakkoord wordt uitgerold.
De voorzitter:
De heer Van der Linden, nog een korte aanvullende vraag.
De heer Van der Linden (FvD):
Ik zal mijn anekdote iets verduidelijken. Mijn fractie heeft er veertien en krijgt evenveel spreektijd als fracties met één zetel. Dat vind ik geen goede zaak. Ik hoop dat u dat deelt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja.
De heer Van der Linden (FvD):
Mijn vraag was meer: wordt het risico op die kartelspelletjes, waarover wij het volgens mij eens zijn, nou groter als deze wet wordt aangenomen? Volgens mij niet, dat is onderdeel van de huidige politiek, en dat moet anders. Maar dat wordt toch niet groter als we digitaal kunnen vergaderen?
De voorzitter:
Die vraag kan met ja of nee worden beantwoord, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik heb al aangegeven dat het groter wordt, ja.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Dan ga ik ten slotte naar de heer De Vries.