Verslag van de vergadering van 12 mei 2020 (2019/2020 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.35 uur
De heer Doornhof i (CDA):
Voorzitter. Dat doe je toch met plezier: luisteren naar een minister die met zo veel passie over de vrijheid van onderwijs spreekt. Hij noemde het een van de grootste verworvenheden van de parlementaire geschiedenis. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat mijn fractie het daarom ook zo'n goed wetsvoorstel vindt, omdat nou juist de formulering van artikel 23 recht wordt gedaan. We kunnen ook het autoriteitsargument van stal halen omdat de Afdeling advisering dat ook met zo veel woorden heeft gezegd.
Ik moet zeggen dat ik ook met heel veel belangstelling heb geluisterd naar de bijdragen van de andere fracties. Ik heb mevrouw Adriaansens al genoemd. Ik kan het enorm waarderen als collega's misschien wat minder enthousiast over dat artikel 23 spreken dan de minister en mijn fractie doen, maar zij wel kijken wat dit wetsvoorstel uiteindelijk als resultaat oplevert. Komen we hiermee nou met z'n allen iets verder?
Voorzitter. De minister heeft benadrukt dat juist in deze wet ook vooraf de toets aan het burgerschapsonderwijs zit. Hij noemde dat een eis die in zijn eerste mandje zit. Ik heb in mijn bijdrage wel naar voren gebracht dat er een extra impuls moet komen wat het burgerschapsonderwijs betreft. Dat wordt bevestigd door het feit dat de minister zelf schuin aan de overkant een wetsvoorstel Verduidelijking burgerschapsopdracht heeft ingediend, juist ook om misstanden te kunnen aanpakken. Wij verwijzen ook naar het voorbeeld dat even in het debatje tussen de minister en collega Nanninga naar voren werd gebracht.
De minister zegt wel: ja, als ik deze nieuwe wet ga toepassen, moet ik me qua voortoets en burgerschapsonderwijs wel baseren op de nu geldende wet; dat kan ik nog niet doen met inachtneming van die Wet verduidelijking burgerschapsopdracht. Daarom zou ik nog concreet aan de minister willen vragen of het verstandig is dat je het nu meer mogelijk gaat maken voor initiatiefnemers van scholen om van start te gaan met een school, zonder dat je bij die voortoets op kwaliteit al een beroep kunt doen op de aangescherpte eisen voor de burgerschapsopdracht.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Doornhof. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren.