Plenair Pouw-Verweij bij behandeling Wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten



Verslag van de vergadering van 26 mei 2020 (2019/2020 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Pouw-Verweij i (FvD):

Voorzitter. Ik ben dankbaar vandaag het woord te mogen voeren over de voorliggende wet over het opheffen van discriminatoir onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad; door insiders ook wel de broer-zuswet genoemd. Hoewel ik mij ervan bewust ben dat ik namens Forum voor Democratie vandaag het woord voer op het gebied van sociale zaken en werkgelegenheid, wil ik deze wet graag in het bredere kader van mantelzorg plaatsen. Je kan de arts immers uit de zorg halen, bijvoorbeeld om in de Eerste Kamer zitting te nemen, maar de zorg niet uit de arts.

De ouderenzorg is in de afgelopen zeven jaar afgebroken. In 2013 namen VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie wetten aan die erop gericht waren ouderen langer thuis te laten wonen. In theorie een mooie gedachte: veel ouderen geven zelf immers aan zo lang mogelijk thuis te willen blijven wonen. In de praktijk pakte dit echter een stuk lastiger uit. Terwijl maar liefst 800 verzorgingshuizen hun deuren moesten sluiten, werden ook de eisen voor verpleeghuizen verhoogd. Hierdoor viel een vrijwel niet te overbruggen gat tussen alleen thuis wonen en opname in een verpleeghuis. De ouderen die in dit gat vallen, krijgen met tal van problemen te maken. We zien problemen op het gebied van welzijn, met betrekking tot eten en voldoende buiten komen. Ouderen hebben door allerlei factoren, zoals verminderde smaak, reuk en eetlust een verhoogd risico op ondervoeding. Voor alleenwonende ouderen heeft eten daarnaast ook geen sociale functie meer, terwijl die in het verzorgingshuis juist kan motiveren om toch te eten. Met onvoldoende hulp komen deze ouderen ook niet meer buiten, want de drempel om de rollator te pakken en een ommetje te maken is een stuk hoger alleen dan met een verzorgende erbij.

Ook zien we een toename van mentale en emotionele problemen, zoals eenzaamheid en depressie. Het Ouderenfonds meldt dat ruim de helft van alle ouderen eenzaam is. En hoewel thuiszorg soms hulp kan bieden, is deze zorg heel anders dan die in een verzorgingshuis. Waar in een verzorgingshuis laagdrempelig om hulp of zorg gevraagd kan worden of een praatje gemaakt kan worden, zijn thuiszorgmedewerkers aan strikte roosters gebonden. Deze roosters worden steeds voller en drukker, want ook op de thuiszorg is bezuinigd.

Als laatste zien we een toename van medische problemen. Klachten als eenzaamheid en depressie leiden tot lichamelijke klachten, zoals hartkloppingen. Hiermee komen ouderen op de spoedeisende hulp terecht. Hoewel ze onvoldoende ziek zijn om opgenomen te worden, kunnen ze ook niet naar huis, wat een vaak langdurige opname in het ziekenhuis noodzakelijk maakt.

Jaarlijks worden er ruim 300.000 ouderen onnodig in het ziekenhuis opgenomen, wat leidt tot 300 tot 700 miljoen extra kosten. Markant detail: het sluiten van de verzorgingshuizen leverde slechts 70 miljoen per jaar op.

De visie van Forum voor Democratie op de ouderenzorg mag duidelijk zijn: de ouderenzorg moet heel veel beter en moet op mensen gericht zijn en niet op systemen. Wij pleiten voor het stimuleren van gemengde woonvormen, bijvoorbeeld door meerderegeneratiewoningen of door studenten in een verzorgingshuis te laten wonen. Ook willen wij inzetten op meer geld voor een creatievere invulling van wijkverpleging en thuiszorg om te zorgen voor voldoende handen aan het bed. En als laatste — dat brengt mij tot de huidige wet — willen wij mantelzorg stimuleren.

Voorzitter. In ons huidige zorgstelsel is het beschikbaar hebben van voldoende mantelzorg essentieel om ouderen op te vangen die niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen, maar ook niet in een verpleeghuis terechtkunnen. De wet die wij vandaag bespreken, gaat over mensen met een zorgvraag, die samenwonen met hun broer of zus. Volgens de huidige regeling worden zij niet als gehuwden gezien en behouden zij dus het recht op een uitkering, los van het inkomen van de ander. Omdat hiermee niet-bloedverwanten die op dezelfde manier samenwonen gediscrimineerd worden, heeft de Hoge Raad besloten dat de wet aangepast moet worden. De staatssecretaris stelt voor om het inkomen van de ander toch altijd mee te laten wegen, waardoor het recht op een uitkering kan komen te vervallen.

Voorzitter. Mijn fractie heeft drie grote bezwaren tegen de aanpassing van de wet zoals deze voorligt. Ten eerste gaat er een ontmoedigende werking van uit richting mantelzorgers, juist nu mantelzorg essentieel is, gezien de ontoereikendheid van onze ouderenzorg. Ten tweede is een huishouden waarin sprake is van een zware zorgvraag niet te vergelijken met een normaal huishouden, omdat er sprake is van afhankelijkheid. Ten derde verwachten wij als gevolg van deze wet een financiële strop voor de betrokkenen. Deze bezwaren licht ik graag wat uitgebreider toe.

Ons eerste bezwaar: ontmoediging van essentiële mantelzorg. Zoals zojuist genoemd, valt er voor ouderen een groot gat tussen alleen thuis wonen en opname in een verpleeghuis. Aangezien er ook op de thuiszorg bezuinigd is, moeten mantelzorgers in dit gat springen om kwetsbare ouderen op te vangen. De hoeveelheid mantelzorg die nodig is, zal mettertijd alleen maar groter worden. Het kabinet schat zelf dat het aantal kwetsbare ouderen zal stijgen tot 1 miljoen in 2030. Van de zelfstandig wonende 75-plussers is ruim een derde kwetsbaar. Bij 80-plussers is dit maar liefst de helft. Zoals gezegd wordt het steeds moeilijker om een plaats in een verzorg- of verpleeghuis te krijgen. Mantelzorg is dus essentieel om deze groeiende groep kwetsbare ouderen te verzorgen. Wat vindt de staatssecretaris van die noodzaak van mantelzorg? Is zij het met ons eens dat het verminderen of wegvallen van een uitkering een ontmoedigende werking heeft op het leveren van mantelzorg? Zo ja, heeft zij dan enig idee hoe haar collega's op het ministerie van VWS deze zorgvraag in de toekomst willen gaan opvangen?

Ons tweede bezwaar: afhankelijkheid in de zorgrelatie. Samenwonen met iemand die 24 uur per dag zorgafhankelijk is, is zwaar. Er valt immers niet aan te ontkomen — zelfs al zou je dat willen — dat je als mede-inwoner zorg levert voor die persoon. Laten we duidelijk zijn: dat is de groep waar het vandaag om gaat. Een Wlz-indicatie wordt alleen afgegeven bij mensen die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben om ernstig nadeel te voorkomen. De staatssecretaris stelt zelf dat de relatie tussen ouders en kind als uitzonderlijk wordt gezien. In deze situatie is er namelijk sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Ik wil de staatssecretaris het volgende vragen. In een huishouden waarin een van de twee een dermate hoge zorgvraag heeft, is er toch ook sprake van afhankelijkheid? Ik zou zelfs willen stellen dat deze afhankelijkheid groter is dan tussen gezonde volwassen kinderen en hun ouders. Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris hierop.

Als deze wet niet beperkt, maar juist uitgebreid wordt, zodat alle huishoudens waarin sprake is van een zorgvraag, recht hebben op behoud van een uitkering, moet dit ook gelden voor gehuwden, zo stelt de staatssecretaris. Dit bevreemdt mijn fractie. Bij het aangaan van een huwelijk maken twee mensen elkaar allerlei beloften en gaan zij plichten aan. Een van die plichten is de onderhoudsplicht en deze dicteert dat zij financiële zorg moeten dragen voor elkaar. Dit is bij geen enkele ander vorm van samenleven het geval. Het lijkt ons dan ook niet meer dan logisch dat gehuwden uitgesloten worden van deze wet. Dit geldt overigens ook voor mensen met een samenlevingscontract. Ik zou graag van de staatssecretaris horen waarom zij vindt dat het huwelijk niet uitgesloten kan worden, terwijl de plichten zo anders zijn.

Ons derde en laatste bezwaar: financiële lasten voor mantelzorgers. Ik noemde eerder al dat het vrijwel onmogelijk is om geen zorg te leveren in een huishouden waarin de ander een zware zorgvraag heeft. Veel mensen zullen deze samenleefvorm juist aangaan omdat zij wel mantelzorg willen leveren. Dit leidt ertoe dat zij tijd kwijt zullen zijn aan het leveren van deze zorg. Tijd die zij dus niet meer kunnen gebruiken om inkomen te vergaren. Hierdoor is de kans erg groot dat zij überhaupt al financieel zullen inleveren door voor deze vorm van samenleven te kiezen. Nu zouden we kunnen denken dat als twee mensen bij elkaar intrekken, de huur en vaste lasten van een van beide huizen vervalt en hierdoor de uitkering van een van de twee best weg kan vallen. Hierbij wordt echter vergeten dat deze uitkering niet puur voor woonlasten wordt gebruikt, maar ook voor ander levensonderhoud, denk aan simpele dingen zoals kosten voor eten, de zorgverzekering of de eigen bijdrage voor medicijnen. Deze kosten blijven allemaal bestaan en zouden dan op het bord van de ander terechtkomen. Als naast de afgenomen mogelijkheid om inkomen te vergaren ook nog eens de kosten voor levensonderhoud op het bordje van de mantelzorger komen, wordt de financiële strop gigantisch. Hierdoor zal een dusdanige vorm van mantelzorg iets worden dat alleen de rijken zich kunnen veroorloven.

Voorzitter. Wij erkennen de vangnetfunctie van de bijstand. Wij hebben er ook begrip voor dat de uitspraak van de Hoge Raad aanpassing van de wet vereist. Echter, de Centrale Raad van Beroep geeft aan dat juist een uitbreiding van de huidige wet wenselijk is. Verschillende instanties, zoals de Landelijke Cliëntenraad, spreken hier steun voor uit. Wegens onze genoemde bezwaren over ontmoediging van essentiële mantelzorg, de afhankelijkheidsrelatie en de financiële lasten voor mantelzorgers lijkt ook ons dit de voor de hand liggende optie.

Ten slotte lijkt het ons dat er extra goed gekeken moet worden naar de aanpassing van de wet in de context van de coronacrisis. Zoals genoemd gaat deze wet over huishoudens waarin de persoon die mantelzorg ontvangt een indicatie heeft voor een opname in een verpleeghuis. Op 11 april kopte het Parool: "In verpleeghuizen vallen de klappen. Wij zijn de loopgraven van de corona-oorlog." Een wet aannemen die als mogelijke consequentie heeft dat er meer ouderen in verpleeghuizen zullen worden opgenomen, is in onze ogen dan ook volstrekt onaanvaardbaar. Wij willen de staatssecretaris vragen of zij de timing van deze wet ook ongepast vindt en of zij bereid is om deze uit te stellen. Ik hoor graag de gedachte van de staatssecretaris hierover.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. Mijn hartelijke gelukwens met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

Na uw middelbare school in Nieuwegein studeerde u geneeskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Sinds uw afstuderen in 2015 bent u verbonden aan de VU als arts-onderzoeker en promoveert u in de reumatologie en nucleaire geneeskunde. Tijdens uw studie heeft u in Amsterdam vijf jaar lang gewerkt als verzorgende bij Cordaan Thuiszorg, was u onderzoeksstagiair bij Astellas Pharma, junior medisch stagiair bij Medisch Centrum Alkmaar, medisch en senior medisch stagiair bij verschillende gasthuizen en ziekenhuizen, en student-assistent in het VU Medisch Centrum.

U sloot zich intussen aan bij Forum voor Democratie, dat in 2016 is opgericht, en was onder andere actief bij de jongerenorganisatie. Uw ervaringen in de zorg, met name in de thuiszorg, waren voor u ook een motivatie om in 2018 namens Forum voor Democratie kandidaat te zijn voor de gemeenteraad van Amsterdam. U pleitte in die campagne voor meer handen aan het bed en meer plek op de Spoedeisende Hulp in Amsterdam. Bij die verkiezingen stond u op plek tien en behaalde Forum voor Democratie in Amsterdam drie zetels. Een jaar later werd u alsnog gekozen, nu in de Provinciale Staten van Utrecht, de provincie waar u inmiddels weer woont. Daar zet u zich namens Forum voor Democratie in voor communicatie, cultuur en erfgoed, leefbaarheid, wonen en binnenstedelijke ontwikkeling.

Tegen dagblad Trouw toonde u zich niet verbaasd over de verkiezingswinst van Forum voor Democratie en ik citeer: "Ik hoorde dat op veel plekken de afgelopen tijd mensen het helemaal gehad hebben. Ze zien de noodzaak dat het anders moet."

Drie maanden nadat u als lid van Provinciale Staten Utrecht was gekozen, werd u beëdigd als lid van deze Kamer.

Dat zorg en welzijn u aan het hart gaan, heeft u recent buiten de Kamer laten horen in filmpjes van uw partij over COVID-19 waarin u zich pal achter de zorgverleners stelt. Vandaag heeft u ook binnen de Kamer in dit plenaire debat uw motivatie voor zorg en welzijn met verve verwoord.

Nogmaals van harte welkom en we kijken uit naar uw verdere inbrengen.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken zodat de leden u kunnen feliciteren. Ik verzoek u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties, waarbij ik u als Voorzitter graag als eerste feliciteer.