De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe na de inwerkingtreding van de Omgevingswet de ontwikkelingen op het gebied van de rechtspraak en rechtsbescherming te monitoren, waarbij specifiek aandacht zal zijn voor de effectiviteit van de rechtsbescherming en de eventuele noodzaak tot indringendere toetsing (in het kader van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) door de rechter. Bij de evaluatie van de Omgevingswet zal ook specifiek op deze punten ingegaan worden.
Nummer | T02864 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 28 januari 2020 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | evaluaties Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet rechtsbescherming |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 30-59
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Het wettelijk stelsel in Nederland voorziet al in toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals gecodificeerd in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hoewel de bestuursrechter bij beleids- of beoordelingsruimte voor het bestuursorgaan niet zonder meer zijn eigen oordeel over de belangenafweging in de plaats mag stellen van het bestuursorgaan, moet de rechter wel toetsen aan de eisen van het recht, zoals evenredigheid en deugdelijke motivering. Een bestuursorgaan mag geen besluit nemen dat onredelijke of disproportionele effecten heeft voor burgers en bedrijven. Dat volgt uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een bestuursrechter toetst onverkort of een besluit in strijd is met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Ook besluitvorming op grond van de Omgevingswet moet leiden tot een evenwichtig resultaat. Dit is op een aantal plekken in het stelsel ook expliciet aangegeven, bijvoorbeeld in artikel 4.2: het omgevingsplan moet zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
(…) Dan kom ik terug op het eerste punt. Natuurlijk is het zo dat een rechter uitmaakt wat hij met zijn bevoegdheid doet. Het zou raar zijn als wij dat zouden uitmaken.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Precies, dat zijn we in ieder geval met elkaar eens.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar het gaat er natuurlijk om hoe je de bevoegdheid van de rechter omschrijft. Op dit moment ben ik met u eens dat het evenredigheidsbeginsel in de wet staat. Ik ben het ook met u eens dat op diverse plekken in de Omgevingswet, ook in de toelichting, over die proportionaliteit gesproken wordt. De vraag die ik hier echter heb voorgelegd, en waar we hier in de Kamer allemaal mee worstelen, is de volgende. Als de rechter aan dat proportionaliteitsbeginsel gaat toetsen, is op dit moment de rechtspraak dat de rechter dat heel terughoudend doet. Wat betekent terughoudend doen? Dat betekent dat hij zich eigenlijk nauwelijks bemoeit met die belangenafweging. Wij gaan nu hier met z'n allen afspreken, althans als je vóór het omgevingswetstelsel bent, dat die belangenafweging op heel veel meer terreinen ruim mag plaatsvinden.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben het met u eens dat de rechter dat zelf bewaakt. Mijn vraag is, nogmaals, of het geen taak van de wetgever is om dat goed te regelen.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Als de heer Nicolaï denkt dat de ruimte enorm toeneemt, dan zou dat zijn pleidooi ondersteunen. Ik heb net echter ook al aangegeven dat de extra ruimte die wordt geboden ook best beperkt is. Voor mij is er dus geen aanleiding om in het hele stelsel tot een andere weging te komen op dit punt.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik begrijp dit antwoord niet helemaal. De vraag is heel duidelijk en beperkt. Laat ik de vraag dan als volgt formuleren. Stel nu dat na één jaar blijkt dat die rechtsbescherming op veel terreinen inderdaad een wassen neus is. Is de regering dan bereid om te heroverwegen of er op dit specifieke terrein een uitbreiding van de rechterlijke toetsing zou moeten worden voorgeschreven? Voor mijn part zeg je zelfs dat het een experiment is. Daar komt het in feite op neer, want wij schrijven hier voor.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Hier ben ik wel bereid om met de heer Nicolaï mee te gaan. Ik vind namelijk het volgende. We zetten een stelsel neer, waarvan we bepaalde effecten inschatten, en dan is het heel goed om te monitoren of het ook uitpakt zoals we willen. Laat ik dan zeggen dat we dit ook zullen monitoren en dat we op dit punt zullen evalueren. Ik ga niet zo ver om meteen te zeggen: als het zo is, dan ga ik door naar de oplossing die de heer Nicolaï schetst. We hebben daar dan wel een discussie met elkaar over op basis van de evaluatie. Als deze ontwikkeling zich voordoet, dan moeten we daar ook een goed antwoord op hebben, ook in ons wettelijke kader. Dat doe ik dus graag.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
(…)
Voorzitter. Even over de toezeggingen van de minister. Ik hoorde mevrouw Moonen zeggen dat er in die evaluatie ook aandacht zou moeten komen voor de rechtsbescherming en voor de wijze waarop de bestuursrechter omgaat met de toepassing van zijn uitspraakbevoegdheden. Ik heb even gewacht of de heer Rietkerk daar nog iets over zou vragen, want artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht was ook een beetje zijn pakkie-an. Ik wil toch nog even beklemtonen dat ik in ieder begrepen heb dat de minister heeft gezegd dat in de evaluatie van de wijze waarop de bestuursrechter ermee omgaat, uitdrukkelijk ook gekeken gaat worden of een meer indringende toetsing nodig is om rechtsbescherming voldoende te kunnen waarborgen. Dat heb ik genoteerd toen ik daarover begon in mijn discussie met de minister.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Nicolaï vroeg naar de toezegging dat open normen in de evaluatie ook aandacht krijgen vanwege de rechtsbescherming. Hij zei: die heb ik zo begrepen dat de minister heeft gezegd dat ook gekeken wordt of meer indringende toetsing nodig is om rechtsbescherming te waarborgen. Klopt dit, was zijn vraag. Het antwoord is ja. Dat heb ik inderdaad gezegd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een nader schriftelijk overleg over de nulmeting rechtspraak in het kader van de Omgevingswet
op 9 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen
EK 33.118 / 34.986, BS
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan