Verslag van de vergadering van 16 juni 2020 (2019/2020 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.55 uur
Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie stond kritisch tegenover dit wetsvoorstel vanuit de vrees dat Nederland hier niet veiliger van wordt, juist ook gelet op geluiden vanuit het veld, van de ketenpartners. Het is de vraag in hoeverre die zorg is weggenomen. We hebben de minister bevraagd over de onderbouwing van de verschillende verwachtingen die onder dit wetsvoorstel liggen. Wij constateren dat die onderbouwing niet anders is dan in de schriftelijke fase. Mijn fractie hecht veel belang aan de kritische geluiden vanuit het veld, van de ketenpartners. De minister zegt daarover dat de adviezen in de implementatiefase zijn afgegeven en dat het voorstel in de Tweede Kamer is aangepast. Hij erkent ook dat dat niet het geval is ten aanzien van de maximering van de vi-termijn tot twee jaar, waar de organisaties juist zo kritisch over zijn. Mijn fractie ziet, deels met de minister, dat juist op de wezenlijke onderdelen van deze wet, namelijk de maximering van die termijn en de rol van de rechter, geen wijzigingen in de Tweede Kamer tot stand zijn gebracht, ondanks pogingen daartoe van mijn collega's in de Tweede Kamer door het indienen van amendementen.
Voor mijn fractie staat dan ook vast dat de kritische geluiden van het OM, de Raad voor de rechtspraak, de Reclassering, de RSJ, Slachtofferhulp et cetera nog steeds onverkort gelden op die punten. Dan dringt de vraag zich op of de door hen geuite zorgen voldoende door de minister zijn weggenomen. Mijn fractie is van oordeel dat dit op dit moment onvoldoende het geval is. Wij houden grote zorg over de maximering van de vi en de uitwerking die dat zal hebben op de straffen. Als het anders uitpakt dan de minister voorziet, wat betekent dat voor het vertrouwen in de rechter? Platform Slachtofferhulp spreekt zich hierover ook uit.
Wij houden ook grote reserves over de gemarginaliseerde rol van de rechter. Een van de argumenten van de minister om deze keuze te maken, is de snelheid waarmee het OM kan beslissen rondom de vi. Maar datzelfde resultaat had bereikt kunnen worden met een waarborg van een rechterlijke toets, namelijk de rechter-commissaris. Dat geeft ook de rechtspraak aan. Die kan ook in één dag beslissen. Mijn fractie verzet zich tegen het verder verkleinen van de rol van de rechter en het vergroten van de rol van het OM, ook in de detentiefase. Ik houd nog maar even voor dat bij een OM-afdoening in kleine strafzaken in de periode 2015-2017 in 30% van de zaken de rechter niet tot een strafoplegging komt waar het OM dat wel deed. In 2018 was dat ruim 26%. Niets ten nadele van het OM, maar dat kijkt nu eenmaal met een andere, veel minder magistratelijke bril. Daar heeft mijn fractie zorgen over, ook in de detentiefase.
In reactie op de vraag of de vi niet opnieuw als retributie ingezet zal worden als de slachtofferbelangen te zwaar worden meegenomen, is de toezegging gedaan dat dit zal worden meegenomen in de evaluatie. Wij zijn blij met die toezegging, dank daarvoor.
We zijn ook blij met de toezeggingen dat de minister de vinger aan de pols houdt bij de implementatie, dat hij de zorgen die de Reclassering daarover uit, serieus neemt, dat er toetsmomenten zijn en dat 1 mei niet in beton gegoten is. Ook dank voor die toezeggingen.
Ik kom tot een afronding. De zorgen zijn onverminderd. Ik constateerde gisteren dat veel zorgen breed werden gedeeld. Het zijn wezenlijke zorgen over de uitvoering en de veiligheid in dit land en de rechtsbescherming van burgers, want veroordeelden zijn ook burgers. Daar komen bij de grote en wat mijn fractie betreft reële zorgen over de uitvoering. Mijn fractie gaat zich beraden of de positieve elementen opwegen tegen de negatieve elementen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Veldhoen. De heer Dittrich heeft nog een interruptie op mevrouw Veldhoen, schat ik in.
De heer Dittrich i (D66):
Een vraag aan mevrouw Veldhoen, want de zorgen die zij hier heeft geuit, al dan niet begrijpelijk, werden ook door de GroenLinksfractie in de Tweede Kamer geuit. Uiteindelijk heeft die voor het wetsvoorstel gestemd met de redenering: er zit ook veel goeds in het wetsvoorstel waar gedetineerden in de praktijk van alledag hun baat bij kunnen vinden. Waarin zit het verschil tussen de Eerste Kamerfractie en de Tweede Kamerfractie?
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
Heel terechte vraag en dank daarvoor. De fractie in de Tweede Kamer heeft uiteindelijk een afweging gemaakt en geconstateerd dat de positieve elementen overheersten en daardoor voor deze wet gestemd. De feiten zijn in zoverre veranderd dat er nu veel meer zicht is op hoe de uitvoering gaat plaatshebben en op de problematiek die bijvoorbeeld bij de DJI speelt als het gaat om capaciteitsproblemen die daar heel urgent zijn. Dan dringt de vraag zich op of die positieve elementen in de praktijk wel worden bewaarheid. Mijn fractie in deze Kamer heeft daar grote twijfels bij. De afweging wordt natuurlijk anders als de positieve elementen op papier mooi zijn — in de Tweede Kamer is dat ook geconstateerd en zwaar meegewogen, maar in deze Kamer zien we dat de uitvoeringsproblematiek reëel is — maar het nog maar de vraag is of de uitvoering zo mooi wordt als deze op papier is. Dan wordt de weging natuurlijk anders.
De heer Dittrich (D66):
Maar is dat eigenlijk niet een beetje onlogisch? Nog even afgezien van het nieuwe wetsvoorstel zijn er bij DJI vacatures, opleidingsproblemen en dat soort dingen. De minister heeft geantwoord daarmee aan de slag te gaan en te hopen dat het dan allemaal beter wordt. Maar met een tegenstem tegen dit wetsvoorstel lost u de problemen uit de praktijk niet op. Dan blijft dus de vraag waarom u overweegt om wellicht tegen dit wetsvoorstel te stemmen. Dat helpt de mensen in detentie niet.
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
Het is waar dat een tegenstem, als wij zover komen, die problemen niet oplost. Maar het maakt wel dat er langer de tijd is om aan die re-integratie te werken omdat de vi-termijn langer blijft. Met dit voorstel wordt de vi-termijn korter, komt er meer druk op de ketel te staan en moet het in die twee jaar tijd ook echt gebeuren. En het moet, zoals de minister steeds benadrukt, ook voorafgaand aan de vi al heel erg goed van de grond zijn gekomen tijdens detentie. Als je vragen of onzekerheid hebt of die vroege re-integratie wel van de grond komt, dan heeft dat natuurlijk onmiddellijk effect op het terugbrengen van de maximering van de vi tot twee jaar, terwijl als de wet ongewijzigd blijft, je een langere periode hebt om als reclassering vinger aan de pols te houden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Veldhoen. Dan is het woord aan de heer Recourt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.