Verslag van de vergadering van 16 juni 2020 (2019/2020 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.46 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Dank aan de minister voor de antwoorden en voor de toezeggingen over de nadere duiding van de uitvoering van de twee moties: er komt duidelijke feitelijke informatie en er is een toezegging gedaan over arbeid in iedere p.i.
Voorzitter. De minister is een gevoelsmens. Dat is met dit debat wel duidelijk geworden. Ik kom daarop omdat de antwoorden van de minister mij sterk deden denken aan een poster van Loesje die ik recent tegenkwam, met de tekst: een mening zonder argumenten is een gevoel. De minister verwacht niet dat rechters rekening gaan houden met de verkorte voorwaardelijke invrijheidstelling. De minister verwacht niet dat gedetineerden calculerend gedrag gaan vertonen. De minister verwacht niet dat het onveiliger wordt omdat gedetineerden niet of onvoldoende zijn voorbereid op hun terugkeer. Maar —anderen hebben het ook al gezegd — de minister kan al deze verwachtingen niet staven. Nogmaals, een mening zonder argumenten is een gevoel. De ketenpartners en de medewerkers van de p.i.'s hebben een andere mening en meer dan dat: zij staan dag in, dag uit met hun laarzen in de modder en kunnen het gevoel staven met praktijkervaring.
Voorzitter. Ik zei er in de eerste termijn al iets over: ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de belangrijkste reden voor dit wetsvoorstel toch is dat de stoerheid van het regeerakkoord vooropstaat. Anders dan mevrouw Bikker zie ik nog wel de geest van het voormalige ministerie van Veiligheid en Justitie rondwaren in dit wetsvoorstel: straffen is goed en nog meer straffen is beter. "Langere detentie is geen doel, maar wel een gewenst effect", zo hebben we de minister min of meer omfloerst horen zeggen. Het straffen wordt dan belangrijker dan het beschermen, en daar verschillen wij dan wellicht van mening over.
In de Tweede Kamer zei de minister herhaaldelijk dat hij het huidige systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling met voorwaarden niet krijgt uitgelegd. Mijn vraag aan de minister is of hij al heeft nagedacht hoe hij het gaat uitleggen als dit nieuwe systeem van maximale voorwaardelijke invrijheidstelling gaat leiden tot lagere straffen en hogere recidive. Waarschijnlijk is het antwoord van de minister dan dat hij niet verwacht dat dit gaat gebeuren. Maar ik zei het al: dat is een gevoel en niet meer dan dat. Ik zal het maar "wensrekenen" noemen, want de twee jaar loslaten op de huidige straffen en de huidige strafmaat, zal, als we de signalen uit het veld horen, niet de realiteit gaan worden. Daarom denk ik, in navolging van de heer Recourt, dat het belangrijk is dat de minister nu toch al de volledige verantwoordelijkheid neemt voor dit wetsvoorstel en ook toezegt dat hij pal voor de rechters en de reclassering zal gaan staan op het moment dat zijn gevoel niet juist blijkt te zijn en de straffen toch lager worden en de recidive toeneemt. Ik hoor dan ook graag een toezegging van de minister op dit punt.
Voorzitter. De zorgen over de uitvoering van het vanaf dag één aan de slag gaan met gedetineerden zijn voor mijn fractie niet weggenomen. De personeelstekorten bij de p.i.'s zijn daarvoor te groot, evenals de achterstanden in opleiding. Daarnaast zijn de roosters te krap bemeten. De minister heeft in zijn antwoorden in eerste termijn gezegd dat daarin wordt voorzien. Maar budget op papier is nog geen mensen op de werkvloer. Daarnaast zijn gemeenten in financiële nood, onder andere door de gevolgen van de decentralisaties in het sociaal domein. Die nood wordt nog eens verdiept door de huidige coronacrisis. In die omstandigheden vragen wij van gemeenten om nu te gaan investeren in de uitvoering van deze wet. Mijn verwachting en mijn gevoel is dat dat niet gaat lukken. Overigens zien we dat sommige gemeenten het al niet deden en nog steeds niet doen. Er wordt nu al geschrapt in budgetten bij gemeenten. Pijnlijke bezuinigingen worden doorgevoerd. Jeugdzorg bijvoorbeeld kampt al langer met onvoldoende middelen. In de verdeling van die schaarse middelen gaat dit wetsvoorstel niet bovenaan de prioriteitenlijst komen, bestuursafspraak of niet.
Ik pleit daarom ook voor realisme op dit punt. Het gaat mij er dan ook niet om of een wetsvoorstel wordt aangenomen of niet. Dat is de Haagse werkelijkheid. Het gaat mij erom wat de gevolgen zijn voor de veiligheid en het beschermen van mensen. Daarom mijn vraag aan de minister of hij de opvatting van de SP-fractie deelt dat alles op orde moet zijn voordat de uitvoering kan beginnen op 1 mei. Kan de minister toezeggen dat niet wordt gestart als de personele zaken niet op orde zijn? Dan bedoel ik dat het ook daadwerkelijk op de werkvloer op orde moet zijn, en niet alleen op papier.
Afrondend, voorzitter. De SP-fractie houdt onverminderd grote twijfels over met name de uitvoering van dit wetsvoorstel. Niet alleen zeggen de partners dat dit zo inhoudelijk op onderdelen niet gaat werken; de omstandigheden zijn er ook niet naar. Bij veel partners is geen geld. Er zijn nog geen mensen. En de cruciale personele bezetting bij de p.i.'s is kwalitatief en kwantitatief nog niet op orde. Onze grote zorg is daarom dat deze actie uit het regeerakkoord een papieren oplossing zal blijken te zijn die onze samenleving in de praktijk onveiliger zal maken. Dat is pas echt iets wat je niet krijgt uitgelegd. Dit alles leidt ertoe dat mijn fractie nog een weging van de plussen en minnen zal moeten maken om te komen tot ons eigen afgewogen oordeel in de Eerste Kamer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.