Verslag van de vergadering van 7 juli 2020 (2019/2020 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.52 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. De splitsing van de gemeente Haaren lijkt in veel opzichten volgens het boekje, c.q. het beleidskader te zijn opgetuigd. Het initiatief komt van de gemeente zelf en er is een volksraadpleging gehouden waarin de inwoners van Haaren zich konden uitspreken over de herindeling. Overigens bleek slechts een krappe meerderheid voor de herindeling. Als de minister het landelijk referendum niet had afgeschaft, dan had ze bij een dergelijke uitslag in een landelijk referendum de uitslag gewoon naast zich neergelegd of omgedraaid middels een inlegvelletje.
Desalniettemin hebben de inwoners van de andere bij de herindeling betrokken gemeenten zich niet in zo'n volksraadpleging kunnen uitspreken en bij deze gemeente komen nu wel de problemen te liggen die de huidige gemeente Haaren niet heeft opgelost. Zo werd afgelopen week nog een motie van wantrouwen ingediend tegen de Haarense onderwijswethouder omdat na vele jaren het probleem met de nieuwbouw van de basisschool in het dorp Esch nog niet is opgelost. In het Brabants Dagblad werd geconcludeerd: "Er komt dus geen duidelijkheid voor de school voor de opsplitsing van Haaren. We zadelen Boxtel met dit probleem op."
Een ander niet-opgelost probleem van de gemeente Haaren is een achterstand in het huisvesten van statushouders. De PVV-fractie heeft alle begrip voor de huidige gemeente Haaren dat zij die huizen niet kan of wil weggeven aan asielzoekers, terwijl er voor de eigen woningzoekenden nauwelijks huizen beschikbaar zijn. Tegelijkertijd willen we ook niet dat de inwoners van de gemeenten waarover Haaren per 1 januari verdeeld wordt, opgezadeld worden met deze achterstand en er voor hen dus nóg minder huizen beschikbaar zijn. Een wettelijke regeling blijkt hiervoor niet te bestaan bij een gemeentesplitsing.
In de beantwoording stelt de minister: "De gemeente Haaren verwacht haar taakstelling te behalen in 2020. Dit is de verantwoordelijkheid van de gemeente Haaren. Mocht de huisvestingstaakstelling niet worden gerealiseerd, dan treedt het interbestuurlijk toezicht in werking dat is belegd bij de provincie." Kan de minister aangeven waarop de verwachting is gebaseerd dat Haaren haar taakstelling gaat halen in 2020? Immers, uit het overzicht met gegevens per gemeente over de huisvesting van vergunninghouders van het ministerie van BZK van 1 juli jongstleden blijkt dat de gemeente Haaren voor het eerste halfjaar van 2020 slechts één statushouder heeft gehuisvest. Waarom zou het dan te verwachten zijn dat in de tweede helft van 2020 opeens wél de taakstelling kan worden behaald? De gemeente geeft immers zelf aan dat Haaren te maken heeft met een gering aantal woningmutaties.
En dan stelt de minister dat als de huisvestingstaakstelling niet wordt gerealiseerd het interbestuurlijk toezicht in werking treedt. Maar waarop moet na 1 januari 2021 dat toezicht in werking treden? Op een niet meer bestaande gemeente? Haaren wordt immers volgens de plannen per 1 januari opgeheven.
Bovendien staat de huidige gemeente Haaren voor de huisvestingstaakstelling al sinds 27 maart 2018 onder actief interbestuurlijk toezicht van de provincie. De provincie Noord-Brabant heeft per brief van 26 maart 2020 het toezichtsoordeel uitgesproken dat Haaren niet voldoet aan de taakstelling, deze gemeente op trede 3A van de interventieladder geplaatst en daarbij opgemerkt dat zij zelfs voor de volgende trede, 3B (bestuurlijk overleg), in aanmerking zou komen. Volgens de provinciale toezichtsbrief zou Haaren van plan zijn om de achterstand van de taakstelling na de herindeling door de ontvangende gemeenten te laten overnemen, maar concrete afspraken hierover zijn niet te vinden. Kan de minister aangeven in hoeverre hierover afspraken zijn gemaakt?
De minister geeft in haar beantwoording aan: "De Huisvestingswet 2014 voorziet niet in een specifieke oplossing voor de resterende taakstelling bij een splitsing. Een logische oplossing is om ook de resterende taakstelling te verdelen naar rato van het aantal inwoners dat overgaat naar de ontvangende gemeente. Het is ook mogelijk om in goed overleg met betrokken partijen taakstellingen over te dragen. Maatwerk in goed overleg tussen de betrokken partijen is hierin nodig. De Huisvestingswet 2014 voorziet hierin voor de taakstelling die voor de ontvangende gemeenten geldt in het jaar waarin de herindeling geëffectueerd is. De Huisvestingswet 2014 voorziet niet in een specifieke oplossing voor resterende taakstellingen bij een splitsing."
Voorzitter. De minister kan dit een "logische oplossing" vinden, maar het is ook denkbaar dat de ontvangende gemeenten niet zitten te wachten op een zwaardere taakstelling. Het ís geen logische oplossing om hun inwoners langer op wachtlijsten voor sociale huurwoningen te moeten laten staan en de weinige sociale huurwoningen weg te geven aan statushouders, en daarnaast de gemeenten op te zadelen met alle andere ellende die de huisvesting van statushouders met zich meebrengt, zoals bijstandsuitkeringen, inburgeringstrajecten, gezinsherenigingen en vaak overlast en vervreemding in de eigen straat voor omwonenden.
Het kan nog erger: de huisvesting van een gewelddadige, gestoorde statushouder in je straat zonder dat de betrokken instanties voldoende informatie uitwisselen en maatregelen nemen. Een deze week gepresenteerd rapport van de gemeente Bernheze spreekt hierover boekdelen. Het verschrikkelijke resultaat van zulk wanbeleid heeft geresulteerd in de moord op de 18-jarige Rik van de Rakt uit Heesch door de 25-jarige Soedanese statushouder Abdallah H., die afgelopen januari een huis kreeg toegewezen in de gemeente Bernheze nadat hij zich in een azc al schuldig had gemaakt aan mishandeling. Welke gemeente kan nu verantwoordelijkheid nemen voor de huisvesting van zulke potentiële tijdbommen, wier privacy beter beschermd is dan de veiligheid van onze burgers?
De heer Van der Burg i (VVD):
Ik dacht dat we het over het opsplitsen van een gemeente hadden. Mijn openingsvraag is: wat is de relatie tussen de wet die nu voorligt, en uw redelijk bekende retoriek met betrekking tot uw aversie tegen asielzoekers en statushouders?
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is duidelijk. Een opsplitsing van gemeenten moet correct geregeld zijn. Er ligt hier een behoorlijk open einde qua verdeling van statushouders. Daarover zijn geen afspraken gemaakt en er is geen wettelijke regeling voor. Dat is het punt dat ik hier wil bespreken. Dat is de reden om dit aan te halen. Ik wil niet dat gemeentes die statushouders zouden moeten overnemen, met deze problemen worden opgezadeld, terwijl ze er zelf part noch deel aan hebben.
De heer Van der Burg (VVD):
Laat ik het hier maar bij laten met de constatering dat, of we het nou over abortus, euthanasie of kernenergie hebben, de heer Van Hattem altijd in staat is dezelfde retoriek over asielzoekers en statushouders te ventileren.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, u vervolgt uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik moet ook constateren dat de VVD hier al jarenlang voor wegkijkt.
Voorzitter. Ik kan zeggen wat de buurvrouw van deze statushouder in het Brabants Dagblad stelde: "Weet je waar ik net vandaan verhuisd ben? Van waar het azc in Heesch zou komen. Ik heb zo ontzettend gedemonstreerd toen. Ik ben naar alle bijeenkomsten geweest. Weet je hoe vaak ze ons hebben gezegd dat we ons geen zorgen hoefden te maken? Er zijn zo veel Nederlanders die op een huisje zitten te wachten en deze man krijgt er zomaar eentje. Het is echt verschrikkelijk. Het zal je kind maar wezen."
En daar zitten de inwoners van de ontvangende gemeenten rond Haaren dus ook niet op te wachten. Dus wat is het gevolg voor de taakstelling als de ontvangende gemeenten om logische en legitieme redenen niet willen meewerken aan zo'n vrijwillige overnemen? Kan de minister uitsluiten dat hogere overheden bestuurlijke dwang zullen inzetten richting ontvangende gemeenten om meer statushouders op te nemen? De PVV dient zo meteen een motie in om de resterende taakstelling voor de huisvesting van statushouders na de splitsing niet te herverdelen over de ontvangende gemeenten, maar deze geheel te laten vervallen.
Dan nog een punt over de gemeentelijke financiën. De minister stelt: "Wij hebben geen signalen ontvangen van de betrokken gemeenten dat er sinds het vaststellen van het herindelingsadvies ontwikkelingen zijn waardoor er nu wel een reden is voor onzekerheid over de financiële positie van Vught in verband met de herindeling." In de financiële systematiek zit voor Vught nog een knelpunt. Vught maakt een reguliere begroting voor vier jaar, maar door de toevoeging van Helvoirt kan pas in januari 2021 een begrotingswijziging inclusief Helvoirt worden vastgesteld. Hierdoor weet Vught nog niet precies wat de extra inkomsten en uitgaven zijn vanaf januari voor het nieuwe deel van de gemeente. Pas als de nieuwe gemeente een feit is, kan de begroting voor de nieuwe gemeente vastgesteld worden. Daarom wil ik de minister vragen of hierover niet eerder en adequater duidelijkheid kan komen voor Vught en de andere betrokken gemeenten, zodat zij hun inwoners niet onverwacht hoeven te confronteren met eventueel veel hogere lokale lasten. Voor Vught lijkt me dit zeker belangrijk, omdat zij met Helvoirt ook het Haarense deel van de ombouw van rijksweg N65 binnen hun gemeente krijgen, een zeer grootschalig project dat in veel opzichten een grote impact heeft.
Voorzitter. Dan over de nieuwe gemeente Eemsdelta. In de beantwoording geeft de minister aan: "De aan het woord zijnde leden wijzen terecht op een omissie in mijn eerdere beantwoording. Uit de beantwoording van de enquêtevraag blijkt dat vier van de vijf ambities ongeveer even vaak zijn aangegeven als belangrijkste uitdaging en dat 'toekomstbestendige zorg en ondersteuning' duidelijk vaker worden genoemd. De ambitie 'verduurzaming en energietransitie' wordt in het herindelingsadvies als vijfde" — en daarmee laatste — "ambitie genoemd."
De PVV is blij dat de minister toegeeft dat er een stukje nepnieuws in haar beantwoording zat en dat dit door de oplettendheid van de factcheckers van de PVV is rechtgezet. Het is duidelijk waar de prioriteit ligt voor de inwoners: duidelijk wel bij de toekomst van de zorg en dus niet bij de verduurzaming en de energietransitie. Kan de minister aangeven of de ambities van de burgers voor een goede zorg duidelijk wel worden nagestreefd en de ambities van de klimaatdwingelanden niet, en dat de gemeente dus ook niet wordt opgezadeld met onbetaalbare RES-ambities, de Regionale Energiestrategieën?
Dan wat de financiële toekomst van deze nieuwe gemeente betreft: er is nu al sprake van een valse start met grote financiële tekorten. We moeten ook de illusie loslaten dat herindelingen financiële tekorten kunnen oplossen. Veelal zijn de kosten van herindelingen per saldo groter dan de opbrengsten. Daarom de vraag aan de minister: wat is nu daadwerkelijk de toegevoegde waarde van zo'n herindeling als direct een financieel zwakke gemeente ontstaat? Wat blijft er dan nog over van de veronderstelde extra bestuurskracht? Wat wordt er nu eigenlijk wel echt opgelost met deze schaalvergroting?
Voorzitter, tot zover in eerste termijn. Ik dien de volgende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Van Strien, Faber-van de Klashorst, Bezaan en Ton van Kesteren wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er geen formele regeling is voorzien voor de verdeling van een resterende huisvestingstaakstelling voor statushouders bij de splitsing en opheffing van een gemeente;
constaterende dat de gemeente Haaren bij haar voorgenomen opheffing op 1 januari 2021 waarschijnlijk nog een resterende taakstelling huisvesting statushouders zal kennen;
overwegende dat bij de splitsing van de gemeente Haaren betrokken ontvangende gemeenten niet met de resterende huisvestingstaakstelling statushouders moeten worden geconfronteerd;
roept de regering op een op 1 januari 2021 eventueel resterende huisvestingstaakstelling statushouders van de gemeente Haaren in zijn geheel te laten vervallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (35345).
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. De heer Van der Linden.
De heer Van der Linden i (FvD):
Ik heb nog een vraag aan de heer Van Hattem. Hij gaf net aan dat bestuurskracht en kostenvoordelen bij schaalvergroting heel vaak een wassen neus zijn. Daar ben ik het volstrekt mee eens. Maar hoe beoordeelt u het feit dat in de gemeenten Appingedam, Loppersum en Delfzijl het draagvlak daarvoor er in ieder geval wel is? Ik heb contact opgenomen met allerhande lokale partijen daar, die zich al organiseren. Er is eigenlijk weinig wanklank over de samenvoeging. Van onderop lijkt men daarover lokaal enthousiast. Er lijkt niet veel verzet te zijn. Beoordeelt u dat wel als positief, of zegt u: dan nog moet je dat niet doen?
De heer Van Hattem (PVV):
De PVV is er altijd heel duidelijk in wanneer een herindeling eventueel wel zou kunnen: als er echt draagvlak is, dat gepeild is in bijvoorbeeld een referendum, en als de bevolking zich heeft kunnen uitspreken. In het geval van de herindeling van Appingedam, Loppersum en Delfzijl is er geen sprake geweest van een lokaal referendum. Het is alleen door de gemeenteraden vastgesteld. Er zijn wel wat bewonersbijeenkomsten et cetera geweest, maar dat is niet hetzelfde als een referendum. Dat maakt het dus toch wat anders.
Een ander belangrijk aspect dat hier nu speelt — dat is pas vrij recent, afgelopen maand, duidelijk geworden — is dat er grote financiële tekorten gaan ontstaan. We krijgen dus straks ook nog een financieel bijzonder zwakke gemeente, waarbij de lokale lasten, zeker voor bepaalde groepen zoals de boeren, extra hard kunnen gaan stijgen. Het probleem is wat ons betreft dus vooral dat het draagvlak per referendum moet worden gemeten. Dat is in de nieuwe gemeente Eemsdelta, zoals die dan genoemd zou moeten worden, niet gebeurd.
De heer Van der Linden (FvD):
Daar wil ik nog twee dingen over zeggen. Ten eerste worden die financiële problemen niet opgelost als men niet herindeelt. Volgens mij zijn die er ook als die drie gemeentes los blijven bestaan. Ten tweede ben ik het wel met u eens dat een referendum hiervoor een goede graadmeter is, maar in dit geval is er ook geen enkele wanklank. Er is geen opstand. Er zijn geen mensen in verzet gegaan. Als er nou een brede oproep onder de mensen zou zijn om een referendum te houden ... Maar die is er ook niet. Als dat er allemaal niet is en als iedereen het blijkbaar wel goed vindt, vindt u dan nog dat we hier in de Eerste Kamer nee moeten zeggen?
De heer Van Hattem (PVV):
Het moet niet alleen het initiatief van de bewoners afhangen of er een referendum komt. Ik vind het ook een verantwoordelijkheid van die gemeenten zelf, als zij zo'n zware stap zetten, om hun bevolking actief in een referendum te bevragen. Ze moeten dan niet zeggen: u moet het zelf maar organiseren. Dat is voor de PVV heel duidelijk. Dat initiatief moeten de gemeenten wel nemen, maar dat is in Appingedam, Delfzijl en Loppersum niet gebeurd. Dat vind ik wel een factor die van essentieel belang is om te kunnen zeggen dat het draagvlak niet duidelijk gepeild is. In het herindelingsadvies zag ik dat er wel enquêtes gehouden zijn. Daarin benoemden de burgers wel de nadelen. Een van de zorgpunten was dat de gemeente verder van de inwoners af komt te staan. Dat is dus wel een gevoel dat er leeft. Er werden door de burgers in het herindelingsadvies eigenlijk bijna geen voordelen genoemd, maar wel veel nadelen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan kijk ik even naar de minister. Ik schors voor vijf minuten.