Verslag van de vergadering van 5 oktober 2020 (2020/2021 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.02 uur
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag behandelen we de Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19, in de volksmond wet corona-app geheten. Het is een tijdelijke wet, die regelt dat de notificatieapplicatie als mogelijk hulpmiddel kan worden ingezet bij de bestrijding van de epidemie van COVID-19. De wet regelt uitsluitend de mogelijkheid om op vrijwillige basis al dan niet een app te downloden en bevat daarenboven een verbod op drang of dwang, zodat niemand gedwongen kan worden om tot downloaden van de app over te gaan. De wettekst is zeer beperkt, beslaat nauwelijks vier pagina's en heeft tot doel de recente, significante stijging van het aantal coronabesmettingen en de oplopende verspreiding van het virus te bestrijden.
Hoe opmerkelijk is het dan om te constateren dat dit summiere, beperkte wetsvoorstel toch bij heel veel burgers in de samenleving vragen en onrust oproept? Ook wij als senatoren hebben vragen. De gezamenlijke fracties hebben maar liefst 267 vragen ingediend bij de schriftelijke voorbereiding. De beantwoording in de memorie van antwoord gaf aanleiding tot nog meer vragen.
Waarom dan zo veel vragen over deze CoronaMelder? Is het de angst voor het onbekende, voor een overheid die voor het eerst in de geschiedenis burgers oproept om een app te installeren op hun privé-smartphones, ook al is het voor een goed doel? Is het de angst dat de overheid hiermee een eerste stap zet naar een totale controle van de bevolking door allerlei gegevens te vergaren? Is het de angst over hoe de vrijwilligheid van de burger wordt geïnterpreteerd? Is het de angst dat er door foutmeldingen een schijnveiligheid gaat ontstaan?
Voorzitter. 50PLUS is een partij die opkomt voor ouderen, waaronder een groep kwetsbare ouderen voor wie het risico op besmetting met het coronavirus fataal kan aflopen. Juist mijn partij zou toch ieder hulpmiddel moeten omarmen dat kan bijdragen tot vermindering van dit risico. Toch heeft ook mijn fractie nog veel vragen. Voor een aantal daarvan sluiten wij ons aan bij die van collega Nooren van de PvdA omtrent het ROS-rapport. Voor 50PLUS zal de beantwoording daarvan, alsmede hoe de effectiviteit van deze notificatieapplicatie in de praktijk gaat uitwerken, van doorslaggevend belang zijn om al dan niet voor dit wetsvoorstel te stemmen.
Voorzitter. 50PLUS heeft tijdens de technische briefing van 8 september jongstleden aan de heer Roozendaal gevraagd om een schatting te maken van het percentage appgebruikers ten opzichte van de bevolking dat nodig is om de werking van de notificatie effectief te laten zijn. Immers, door de minister wordt gesteld dat de inzet van de CoronaMelder zal worden beëindigd wanneer de inzet onvoldoende effectief blijkt te zijn. De indicatoren hiervoor zijn adoptie, gebruik, direct beoogde effecten, indirect beoogde effecten en niet-beoogde effecten. Ik wijs nogmaals op het al eerder door 50PLUS aangehaalde onderzoek uit Duitsland waaruit blijkt dat 20,3% van de bevolking de app vanaf juni 2020 gebruikt, maar ook dat besmettingen significant blijven stijgen tot op de dag van vandaag. In de nota naar aanleiding van het verslag van 2 oktober jongstleden wordt vermeld: bij een dekking van 20% blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Utrecht dat digitale contactopsporing al effectiever is ten opzichte van analoge methoden van bron- en contactonderzoek. Betekent dit voor de minister dat hij een percentage van 20% appgebruikers als voldoende effectief beschouwd voor de inzet van de CoronaMelder? Of streeft hij naar een hoger aantal? Graag een reactie van de minister waarbij hij ook aangeeft wat hij gaat doen om het gewenste percentage te behalen. Hoe gaat hij het draagvlak onder de bevolking vergroten om de app te gebruiken?
Voorzitter. Zowel in de memorie van antwoord als in het verslag van 1 oktober heeft mijn fractie vragen gesteld over de adviestermijnen van quarantaine en thuisisolatie. De minister benadrukt dat voor beiden thans een termijn geldt van tien dagen. Vervolgens moeten contacten gedurende veertien dagen na het laatste contactmoment met de patiënt alert zijn op klachten passend bij COVID-19. De termijn van veertien dagen geldt ook voor mensen die door de CoronaMelder op de hoogte worden gesteld van een mogelijk contact. Dus, ondanks tien dagen afzondering kunnen nog vier dagen later klachten optreden. Mijn fractie begrijpt nog steeds niet waarom alertheid geboden blijft na die tien dagen. Bestaat dan nog steeds de kans dat je besmet bent of besmettelijk bent voor anderen? Graag een duidelijke verklaring voor deze extra vier dagen.
De hoogste besmettingsgraad met COVID-19 vinden we momenteel terug onder de jongeren. In afwachting van testresultaten en zeker wanneer klachten ontbreken, gaan zij meestal niet in een vrijwillige thuisisolatie voor tien dagen. Dat is de realiteit. Waarom denkt de minister dat jongeren straks via een app wel de handelingsadviezen opvolgen? Zij gelden immers nu ook al.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel heeft een duidelijk doel, namelijk het tegengaan van de verspreiding van het virus door middel van waarschuwingen, de zogenaamde notificaties, via een app op je telefoon. Voor ieder weldenkend mens geldt dat op het moment dat je een bericht krijgt dat je mogelijk in aanraking bent geweest met een besmet persoon, je maar één ding wilt: testen of je daadwerkelijk besmet bent. Daarvoor is voldoende testcapaciteit en testmateriaal noodzakelijk. En een duidelijke richtlijn om je ook bij geen klachten te laten testen, zodat iemand zo spoedig mogelijk zekerheid verkrijgt over zijn gezondheidssituatie.
In de memorie van antwoord bevestigt de minister dat de overheid verantwoordelijk is voor het regelen van voldoende testcapaciteit voor COVID-19, ook wanneer er schaarste is. Uit mediaberichten blijkt dat de schaarste, de huidige schaarste, al veel eerder voorzienbaar was en dat die voorkomen had kunnen worden door tijdig ingrijpen. Dat de minister antwoordt dat hij binnenkort contracten aangaat met pooling laboratoria en buitenlandse laboratoria gaat inschakelen, komt als mosterd na de maaltijd. Dit had allang moeten gebeuren. Mijn fractie wil van de minister de toezegging hebben dat door het noodgedwongen uitwijken naar het buitenland vanwege onvoldoende testcapaciteit hier op eigen bodem nimmer inbreuk wordt gemaakt op de Algemene verordening gegevensbescherming, de AVG.
De tests worden afgenomen met wattenstaafjes waarop zich het DNA-materiaal van de geteste personen bevindt. De EU-richtlijn, de General Data Protection Regulation, geldt enkel binnen de lidstaten van de Europese Unie en niet daarbuiten.
De heer Van Pareren i (FvD):
U gaf aan dat er in het hele gebeuren met testen en zo voldoende en onvoldoende capaciteit is, voldoende in het buitenland, onvoldoende in Nederland. Waar baseert u op dat er onvoldoende capaciteit in Nederland is?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dat haal ik uit de beantwoording in de memorie van antwoord en in de nadere nota, waarin de minister elke keer weer benadrukt dat er op dit moment onvoldoende testcapaciteit is, waardoor de richtlijn zelfs is: bij geen klachten je niet laten testen. Als er voldoende testcapaciteit zou zijn, zou de logische gevolgtrekking zijn dat eenieder die mogelijkerwijs een notificatie krijgt of op andere manieren aanleiding heeft om te veronderstellen dat hij mogelijk in aanraking is geweest met een besmet persoon, zich laat testen.
De heer Van Pareren (FvD):
Mag ik u, mevrouw Baay, verzoeken om in uw vraagstelling ook de vraag mee te nemen of er in Nederland niet voldoende capaciteit is?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik wil de vraag best meenemen naar de minister. Bij dezen: minister, is er ook voldoende testcapaciteit in Nederland? Ik ben mijn collega zeer ter wille. Als dat wel zo is, hoor ik graag waarom er niet getest wordt bij geen klachten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dank u, voorzitter. Ik refereerde aan de EU-richtlijn, die dus niet geldt buiten Europa. Dat is naar aanleiding van het feit dat de minister de mogelijkheid zou onderzoeken om ook tests buiten Europa, bijvoorbeeld in Abu Dhabi, te laten uitvoeren. De minister zegt daar weliswaar op — en ik citeer: "Op het gebied van kwaliteit, privacy en betrouwbaarheid doe ik geen concessies. Deze waarborgen zullen dan ook meegenomen worden in de beslissing om wel of niet gebruik te maken van deze laboratoria. Of deze waarborgen op een juiste manier kunnen worden ingevuld, wordt op dit moment onderzocht." Graag hoort mijn fractie van de minister of dit onderzoek al is afgerond en hoe hij deze waarborgen gaat afdwingen zonder wettelijke grondslagen. Want een kat in het nauw maakt rare sprongen. Door toenemende druk om de testcapaciteit te vergroten, zeker na invoering van dit wetsvoorstel, zal de minister geneigd zijn om alles in het werk te stellen om eraan te voldoen.
Graag hoort mijn fractie in dit kader de stand van zaken over de reeds beschikbare sneltesten, waarvan de uitslag binnen 30 tot 45 minuten beschikbaar is. Zijn de uitslagen daarvan voldoende betrouwbaar? Kunnen deze sneltesten overal worden ingezet, bijvoorbeeld in verpleeghuizen, scholen en bedrijfsleven? En wordt zo'n sneltest straks ook aangeboden door de GGD'en na een notificatie? Graag een antwoord.
Voorzitter, tot slot. Als Eerste Kamerlid behoor ik wetgeving te toetsen op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Regels die voortvloeien uit wetgeving moeten ook uitgevoerd kunnen worden. Is dit niet of niet geheel mogelijk, om welke reden dan ook, dan zal mijn fractie daaruit conclusies trekken. Met belangstelling kijk ik uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Prins-Modderaar, namens het CDA.