Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.08 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. De afgelopen tijd en zeker in de afgelopen dagen hebben we als Eerste Kamerleden ontelbare e-mails ontvangen van bezorgde burgers over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. De oproep in deze mails was duidelijk: Eerste Kamer, respecteer onze vrijheid en stem tegen dit wetsvoorstel. Opmerkelijk is dat er niet één mail bij zat waarin wij gesmeekt werden om vóór te stemmen. Om hierover direct duidelijk te zijn: de PVV verdedigt onze vrijheden en zal dan ook tegen deze wet stemmen. Immers, deze wet biedt onze samenleving geen aantoonbare bescherming tegen het coronavirus en geen oplossingen voor noodzakelijke verbeteringen in de zorg, maar enkel en alleen een onacceptabele disproportionele inperking van de grondrechten van onze burgers.
Het falende beleid van de overheid bij de bestrijding van het virus en het structureel slechte zorgbeleid van dit kabinet-Rutte worden met deze wet afgeschoven op de burgers. De burgerlijke vrijheden worden met disproportionele maatregelen beperkt omdat burgers en bedrijven onvoorzichtig zouden zijn, terwijl dit roekeloze kabinet-Rutte vliegtuigladingen met beschermingsmiddelen uit ons land naar China liet vertrekken, middelen die in onze verpleeghuizen voor onze kwetsbare ouderen en zieken keihard nodig waren, terwijl dit kabinet-Rutte na ruim een halfjaar de testcapaciteit en het bron- en contactonderzoek nog niet op orde heeft, terwijl dit kabinet-Rutte en het RIVM wisselende en tegenstrijdige boodschappen verkondigen over te nemen maatregelen en de effectiviteit daarvan, terwijl Rutte, enthousiast geholpen door de PvdA, structureel de zorg heeft afgebroken waardoor ziekenhuizen werden gesloten en er nu te weinig zorgpersoneel en te weinig capaciteit zijn en terwijl dit kabinet-Rutte de boel maandenlang heeft laten verslonzen met als resultaat dat nu alles nog steeds niet op orde is. In plaats van deze problemen effectief op te lossen en levens te redden door de zorg- en ic-capaciteit op orde te brengen, zoekt dit kabinet-Rutte vooral een uitvlucht in handhavingscapaciteit door de persoonlijke levenssfeer te beperken en te bestraffen. Wel prioriteit geven aan boetes voor burgers en bedrijven, maar nog steeds geen structurele bonus voor onze helden in de zorg.
De reguliere zorg wordt ondertussen ook nog verder afgeschaald, wat juist ten koste gaat van de volksgezondheid en mensenlevens. En dan komt uitgerekend dit kabinet met deze wet, waarbij het stelt dat — ik citeer zoals het wordt aangegeven — "in het belang van de bescherming van de volksgezondheid en het recht op gezondheidszorg als mensenrecht het inperken van grondrechten als de persoonlijke levenssfeer evenredig wordt geacht". Het is de omgekeerde wereld.
Voorzitter. Deze wet moet volgens het kabinet ook de juridische basis bieden voor een mondkapjesplicht, die ook een inbreuk is op de grondrechten en de burgerlijke vrijheden. De minister stelt dat — ik citeer — "redenen van 'beeldvorming en bewustwording' voor het kabinet niet de dragende overweging zijn om over te willen gaan tot de invoering van verplichtingen om in bepaalde situaties een mondkapje te dragen". Daarentegen verklaarden twee voorzitters van veiligheidsregio's onlangs wél dat dit de voornaamste overwegingen zijn voor mondkapjes; het zijn diezelfde voorzitters van veiligheidsregio's die in het Veiligheidsberaad evengoed worden geadviseerd door het OMT en in overleg met het kabinet de noodverordeningen opstellen waar ook dit wetsvoorstel op voortbouwt. Zowel de heer Jorritsma, burgemeester van Eindhoven, als de heer Mikkers, burgemeester van Den Bosch, stelden onlangs als voorzitter van de veiligheidsregio dat het er bij het dragen van mondkapjes vooral om gaat een statement te maken en dat van het dragen van mondkapjes vooral een symboolwerking uitgaat om mensen zo bewust te maken van de risico's. Kan de minister aangeven hoe deze stellingnames van de voorzitters van deze twee veiligheidsregio's zich verhouden tot het antwoord van de minister? Acht de minister het proportioneel om via deze wet met een mondkapjesplicht burgerlijke vrijheden in te perken om, zoals de burgemeesters stellen, bewustwording te creëren?
Ook bij de beantwoording van de vragen over artikel 58d blijft de minister ten aanzien van het vaststellen van het aspect "ernstige vrees" erg onduidelijk. De minister stelt dat het nemen of intrekken van het besluit zich niet laat vastleggen in indicatoren, factoren en drempelwaarden. Hij beperkt zich tot het noemen van enkele elementen die een rol spelen. Wel wordt benadrukt dat het hier gaat om een eigen bestuurlijk oordeel van de minister van VWS. Daarmee biedt het wel heel veel ruimte. Per saldo is het een vrijbrief voor de minister. Kan de minister nader aangeven hoe bij toepassing van dit artikel bestuurlijke willekeur door de minister wordt voorkomen?
Voorzitter. Ook bij de vragen over de actuele stand van het virus, die voor de toepassing van deze wet van groot belang is vanwege de beoordeling van de noodzaak van inzet van ministeriële regelingen, worden geen specifieke criteria, indicatoren, factoren of drempelwaarden gegeven. Het blijft bij een algemene opmerking dat indicatoren voor de verspreiding van het virus zijn opgenomen in het coronadashboard en dat bij het indienen van een ministeriële regeling een toelichting zal worden gegeven. Dit maakt de parlementaire toetsing tot een farce. In plaats van eerst de kaders te stellen waarbinnen een ministeriële regeling kan worden afgekondigd, kan de minister altijd zelf de kaders zo ver oprekken als hij wil. Daarom nogmaals de vraag: welke concrete indicatoren heeft het parlement om te toetsen of een regeling proportioneel, doelmatig en noodzakelijk is?
Voorzitter. Dan over het sluiten van de horeca. Deze sector wordt onevenredig hard getroffen, zonder een degelijke onderbouwing van de maatregelen. Deze wet geeft ook een basis om dergelijke maatregelen te nemen, maar biedt geen afwegingscriteria om met objectieve indicatoren vast te kunnen stellen of deze maatregelen effectief zijn en resultaten bewerkstelligen. Met vage en ongefundeerde criteria wordt een hele sector, die ontzettend — maar dan ook echt ontzettend — z'n best heeft gedaan om voorzorgsmaatregelen te nemen, om zeep te geholpen. Goed gedrag is niet beloond maar bestraft. Wat de PVV betreft moet de horeca, zeker de restaurants, een eerlijke kans krijgen en weer open kunnen. Opmerkelijk is dat in Duitsland een rechtbank te Berlijn al de vloer heeft aangeveegd met niet-onderbouwde maatregelen. Uit de statistieken van de gezondheidsautoriteiten bleek nergens dat vroegere sluiting of het verbod op het schenken van alcohol na een bepaalde tijd, een verschil maakt. Deze uitleg kan ook op Nederland worden toegepast. Waarom informatieloos en ongefundeerd maatregelen nemen? Waar moeten burgemeesters zich bij toepassing van deze wet op baseren? Hoe is deze inperking van grondrechten straks door gemeenteraden te toetsen, met objectieve criteria?
Voorzitter. Dan het punt van het verstrekken van informatie aan de beide Kamers ten aanzien van onderliggende stukken bij te nemen maatregelen. Hier stelt de minister — en ik citeer — "gerichte verzoeken om specifieke documenten te honoreren op eenzelfde wijze als wanneer de verzochte stukken via de WOB, de Wet openbaarheid van bestuur, zouden zijn verstrekt". Dat schiet tekort. Er mag worden verwacht dat de minister belangrijke informatie bij te nemen besluiten actief deelt met de Kamers. Als er gerichte verzoeken nodig zijn, dan moet voor het parlement niet het kader van de WOB worden toegepast maar van artikel 68 van de Grondwet. Daarom nogmaals het verzoek de Kamers niet op te zadelen met compleet zwartweggelakte pagina's, en onderliggende stukken zo proactief mogelijk te delen.
Daarnaast is er de vraag hoe de informatievoorziening richting de gemeenteraden geborgd wordt. Kan de minister aangeven welke waarborgen bij de uitvoering van deze wet gegeven worden dat gemeenteraadsleden over voldoende informatie beschikken om hun burgemeesters te kunnen controleren en bijsturen? Kunnen zij ook zo veel mogelijk de beschikking krijgen over onderliggende stukken? Welke mogelijkheden hebben zij indien een burgemeester weigert om belangrijke informatie met hen te delen?
Voorzitter. Over informatie gesproken, hoe zit het met testlaboratoria? In een overzicht van testlaboratoria voor Nederlandse coronatests op de site van het RIVM, waarnaar de minister verwijst in antwoord op de vragen die wij gesteld hebben, is tot mijn stomme verbazing ook een testlocatie in Abu Dhabi genoemd. Ik citeer: Saltro, Utrecht, inclusief testlocatie Annab Laboratories LLC in Abu Dhabi (behoort tot Unilabs UAE). Het kabinet had toch eerder aangegeven geen tests te zullen doen in de Verenigde Arabische Emiraten? Hoe zit het nu? Vinden daar nu wel of geen Nederlandse coronatests plaats? Kan de minister uitsluiten dat Nederlandse coronatesten daar plaatsvinden nu het laboratorium wel is opgenomen in de lijst van het RIVM?
En dan nog iets. Afgelopen vrijdag verklaarde GGD-directeur Sjaak de Gouw dat ook van Belgische laboratoria gebruik wordt gemaakt voor Nederlandse coronatests. Deze zijn echter niet in het overzicht te vinden. Kan de minister aangeven of dit klopt en waarom deze niet zijn vermeld?
Voorzitter. Met deze wet tasten wij in het duister. Niemand weet op grond van welke criteria en indicatoren er afwegingen worden gemaakt en besluiten worden genomen om te komen tot maatregelen. Niemand kan effectief toetsen of maatregelen zinvol zijn en of de bestrijding van het virus niet meer gebaat is bij andere maatregelen. Deze wet vol aannames doet mij denken aan de bestrijding van de cholera-epidemie aan het begin van de negentiende eeuw. Er werd van uitgegaan dat dit werd veroorzaakt door het eten van kruisbessen, en ook de kermissen werden verboden. Pas vele jaren later werd vastgesteld dat niet de kruisbessen, maar slechte hygiëne en vervuild drinkwater de boosdoeners waren. Ook nu worden op basis van aannames kermissen verboden, terwijl de pretparken wel open mogen blijven. Kermisexploitanten zitten hierdoor ondertussen al maandenlang zonder inkomsten. Hetzelfde geldt voor ongefundeerde maatregelen in de buitenlucht als de kruisbes van de eenentwintigste eeuw. Groepsvorming met maximaal vier personen op 1,5 meter in de buitenlucht, terwijl binnen bijeenkomsten tot 30 personen mogelijk zijn zonder dat eisen worden gesteld aan ventilatie of het effect op aerosolenverspreiding middels microdruppels serieus wordt genomen. Ondertussen meten de handhavers in de buitenlucht met een centimeter wel na of brave burgers slechts 128 centimeter uit elkaar zitten in plaats van 150 centimeter, op straffe van een boete. Dan is het ook niet vreemd dat veel burgers angst en wantrouwen koesteren tegen zo'n rigide duimstokdictatuur.
Daarbij is het ook de vraag of het überhaupt nodig is om zulke maatregelen middels dit wetsvoorstel voor binnenruimtes wettelijk afdwingbaar te maken. Dit ook vanuit het beginsel van de subsidiariteit. Waarom met wettelijke maatregelen komen als nu bijvoorbeeld ook al in huisregels van een instelling een voorziening geregeld kan worden? Waarom dan de minister en de burgemeesters zo veel nauwelijks controleerbare en bij te sturen macht geven, waarbij zij bovendien een vrijbrief krijgen om de grondrechten van onze burgers aan te tasten? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Ik ga afronden. Bij dit wetsvoorstel ontbreken duidelijke, toetsbare indicatoren voor het nemen van maatregelen en het instellen van ministeriële regelingen. Bestuurders mogen hiermee geen blanco cheque krijgen als het wetsvoorstel onverhoopt wordt aangenomen. Maatregelen moeten meetbaar en afrekenbaar zijn en door volksvertegenwoordigers getoetst kunnen worden. Daarom dient de PVV een motie in om bij alle maatregelen of regelingen altijd toetsbare indicatoren aan te geven.
Voorzitter. Deze wet pakt niet aantoonbaar het virus aan, maar pakt disproportioneel de grondwettelijke vrijheden van onze burgers aan. Dat is voor de PVV volstrekt onacceptabel. De PVV komt juist op voor onze vrijheid en zal daarom tegen dit wetsvoorstel stemmen.
Voorzitter. Dan heb ik nog de motie, die, zoals ik al zei, nodig is indien dit wetsvoorstel onverhoopt wordt aangenomen. Ik zal haar voorlezen, met uw goedvinden, de motie van het lid Van Hattem van de PVV inzake het vastleggen van concreet toetsbare indicatoren bij maatregelen en/of ministeriële regelingen op grond van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.
De voorzitter:
Graag.
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het wetsvoorstel geen concrete indicatoren zijn benoemd om maatregelen en/of ministeriële regelingen te kunnen toetsen;
overwegende dat volksvertegenwoordigers in de Staten-Generaal en in de gemeenteraden de effectiviteit en proportionaliteit van maatregelen en/of regelingen moeten kunnen toetsen en beoordelen op basis van concrete indicatoren;
roept de regering op bij iedere maatregel en/of ministeriële regeling op basis van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 concreet toetsbare indicatoren vooraf vast te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter I (35526).
Bent u aan het eind van uw betoog gekomen?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik ben aan het eind van mijn betoog, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Dittrich namens D66 voor een interruptie.
De heer Dittrich i (D66):
Ik heb goed geluisterd naar de heer Van Hattem. Ik zou willen samenvatten dat u zegt: deze wet geeft ongebreidelde bevoegdheden aan de regering, aan burgemeesters en voorzitters van veiligheidsregio's. Maar ik zou er even artikel 58b bij willen pakken. Daarin staat heel duidelijk dat deze wet van toepassing is op de bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan, maar dat de wet alleen toegepast kan worden — en dat staat er heel duidelijk — als dit "gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is, als dit in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat en als de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk wordt beperkt en aan dat doel evenredig is". Dan kunt u toch niet beweren dat alles maar mogelijk is? Dat is een hele duidelijke inkadering en inperking van bevoegdheden.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is nou juist het punt. De heer Dittrich noemt een aantal omstandigheden waarbinnen het kan worden toegepast. Alleen — en daarom ben ik met de motie gekomen — zijn die omstandigheden nergens toetsbaar. Er wordt gezegd: er is sprake van een epidemie. Het begrip "epidemie" is in de wet zelf niet heel scherp omschreven. Er zijn geen afwegingscriteria om vast te stellen wanneer er sprake is van een epidemie, wanneer een epidemie vermindert, wanneer een epidemie ophoudt of verergert. Dat is een onduidelijke factor, omdat er geen grenswaarden in zitten. U zegt dat er allerlei omstandigheden zijn waarbinnen dit overwogen kan worden. Ook daarvoor geldt: nergens is duidelijk vastgelegd onder welke omstandigheden die maatregelen precies genomen kunnen worden. Er moet iets van een duidelijke indicator zijn die het nemen van de maatregelen kan inkaderen. Die ontbreekt in deze wet. Ze kunnen heel makkelijk zeggen: wij vinden dat het nodig is en dan doen we het op die manier. Dan is het een open norm die kan worden toegepast en dat is een structureel probleem dat in de hele structuur van deze wet aan de orde is.
De heer Dittrich (D66):
Maar als het al waar zou zijn wat u zegt, dan is ook geregeld dat er elke maand een overzicht wordt gegeven van de stand van zaken aan de Tweede Kamer en aan de Eerste Kamer. Elke drie maanden komt er een rapport met een advies van de Raad van State. Daar gaan we dan over praten in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer. U zegt dat u een overtuigend verhaal mist of het nog wel nodig is, of de maatregelen in het algemeen noodzakelijk zijn. Dan kunt u daar uw standpunt bepalen en dan kan in theorie, als u daar een meerderheid voor vindt, de wet stopgezet worden. Voor wat de individuele maatregelen betreft, hebben wij ook zeggenschap. Wij kunnen ook zeggen dat we het daar niet mee eens zijn. Als u mist dat er een bepaalde wetenschappelijke onderbouw is, kunt u dat in zo'n debat naar voren brengen.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan lopen we eigenlijk achter de feiten aan. Het is veel belangrijker om van tevoren te kunnen zeggen, voordat zo'n regeling wordt ingediend: wat zijn de kaders, wat zijn de indicatoren waarbinnen zo'n regeling past? Nu kan heel makkelijk worden gezegd: het is schijnbaar nodig, maar we weten niet onder welke omstandigheden. We moeten van tevoren die omstandigheden heel duidelijk in beeld brengen, zodat het toetsbaar is. Nu is het niet toetsbaar. Nu kan er inderdaad wel informatie worden verstrekt, maar waar moet die informatie op worden gewaardeerd? Een ontwikkeling of trend die in zo'n presentatie wordt gegeven, kan op heel veel manieren worden uitgelegd, maar als je een regeling vaststelt, moet duidelijk zijn of de regeling in zo'n situatie toepasbaar is omdat die noodzakelijk zou zijn. Er moet een bepaald criterium aan zitten. En die criteria worden niet gegeven.
De voorzitter:
De heer Dittrich, ten derde.
De heer Dittrich (D66):
Dan lijkt u eraan voorbij te gaan dat we in een pandemie zitten, in een crisis rond de volksgezondheid en dat een regering slagvaardig moet optreden, dus met voorstellen moet komen. Dan kun je niet alles van tevoren helemaal gaan bespreken, voordat er een voorstel komt. Nee, dan moet er slagvaardig ingegrepen worden om de mensen in Nederland te beschermen tegen dat besmettingsgevaar.
De heer Van Hattem (PVV):
Als we onze mensen in het land willen beschermen, moeten er vooral op het gebied van de zorg maatregelen worden genomen, zodat die op orde is. Dat is de eerste stap die gezet moet worden. Dat is niet gebeurd, dat is onvoldoende gebeurd. Nu wordt er gezegd dat er slagvaardig opgetreden moet worden. Ja, met deze wet wordt er slagvaardig opgetreden in het inperken van grondrechten van burgers. Dat is de verkeerde slagvaardigheid. De juiste slagvaardigheid is om keihard aan de slag te gaan om die zorg op peil te krijgen en om ervoor te zorgen dat de zorg niet hoeft te worden afgeschaald. Dat zijn de maatregelen die moeten worden genomen en niet het geven van de mogelijkheid om grondrechten van burgers onnodig in te perken, zoals met deze wet gebeurt. Dat vind ik essentieel en als deze wet mocht worden aangenomen, wat ik niet hoop, dan moeten er gewoon duidelijke criteria worden gesteld wanneer een bepaalde stap kan worden gezet of niet.
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
In het begin van de bijdrage van de heer Van Hattem heb ik een heel klaaglied gehoord over de zorg. Eigenlijk werd ook het failliet uitgesproken van het beleid van de minister. Wat ik zo vreemd vind, is het volgende. Als we kijken in alle internationale onderzoeken naar de kwaliteit van de Nederlandse zorg, dan zien we dat we altijd in de top vijf of de top tien zitten. Ik begrijp dit niet, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Laten we kijken bij het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. Daar staan nu de ambulances in de file, omdat men de situatie niet meer aankan. Het failliet van de zorg blijkt op dit moment gewoon uit de praktijk. We zijn nu meer dan zeven maanden onderweg met de coronacrisis. Nog altijd zijn zulk soort basale zaken in de zorg niet op orde. Had nu eerst gezorgd dat dit op orde was. Ik vraag de minister om daarop in te zetten, in plaats van met dit wetsvoorstel te komen, waarbij een hele sterke focus ligt op die 1,5 meter in de buitenlucht en het afdwingen van van alles buiten de eigen woning. Zorg er eerst voor dat die zorg op orde wordt gebracht, want op dit moment gaan er gewoon een hele hoop dingen niet goed. De zorg voor noodzakelijke behandelingen wordt afgeschaald en mensen moeten langer wachten op allerlei operaties. Dan hebben we het toch wel over een behoorlijk failliet van de zorg, in plaats van die geweldige zorg waar de heer Verkerk van de ChristenUnie zo prat op gaat.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik zie een volksvertegenwoordiger die een aantal voorbeelden noemt, die niet goed zijn en die best pijnlijk zijn. Je kunt voorbeelden echter niet generaliseren tot een oordeel over de totale zorg. Dat doet u en dat vind ik jammer. Daar doet u de zorg ongelooflijk veel onrecht mee, want de zorg in Nederland is nog steeds topzorg.
De heer Van Hattem (PVV):
Als er één partij is die het niet over het onrecht in de zorg moet hebben, dan is het wel een coalitiepartij. De coalitiepartijen zijn zelf weggerend uit de Tweede Kamer toen de mensen in de zorg een structurele loonsverhoging konden krijgen via een motie. Daarvoor zijn ze weggerend. We moeten die mensen in de zorg juist respecteren en ervoor zorgen dat ze gewaardeerd worden met een loonsverhoging. We moeten er bovendien voor zorgen dat er voldoende wordt geïnvesteerd en dat er voldoende capaciteit komt om de zorg op orde te krijgen. Nu doet u heel gemakkelijk alsof er te weinig respect voor de zorg is, omdat ik kritiek hierop uit. Als de zorg zo goed op orde was, dan hoefden de behandelingen nu niet te worden afgeschaald. De zaak is dus gewoon niet op orde. Doe nou niet alsof er niks aan de hand is! U als ChristenUnie bent juist een van de veroorzakers ervan. De coalitiepartijen zijn weggerend uit de Tweede Kamer, juist op het moment dat de zorg de waardering had kunnen krijgen die ze verdiende.
De voorzitter:
Meneer Verkerk, derde.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik zou willen afsluiten met de heer Van Hattem erop te wijzen dat we nu het debat voeren in de Eerste Kamer en dat de heer Van Hattem niet in de Tweede Kamer staat. Dank u wel.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Ik deel grotendeels de zorgen van meneer Van Hattem over de zorg en over het feit dat daar te weinig in geïnvesteerd is. Mijn partij heeft in de Tweede Kamer wel het voorstel gesteund dat er meer geld naar de zorg zou gaan en dat de zorg beter georganiseerd moet worden. En ja, ook wij vinden dat het kabinet daar het nodige in valt te verwijten. Alleen ben ik er niet van overtuigd dat je nu kunt zeggen dat we helemaal geen maatregelen meer hoeven te nemen. Als we maar genoeg personeel in de zorg pompen — ik weet trouwens niet waar ze vandaan moeten komen — dan is morgen het coronavirus nog niet opgelost. Mijn vraag aan de heer Van Hattem is: is het niet gewoon een kwestie van allebei, namelijk dat we én moeten investeren in de zorg, zoals in personeel, betere beloning en meer capaciteit, én de nodige maatregelen moeten nemen, zodat de zorg niet te veel belast wordt?
De heer Van Hattem (PVV):
U hebt mij niet horen zeggen dat we geen maatregelen moeten nemen. Wat er nu wordt voorgesteld, is een wetsvoorstel waarbij de grondrechten van burgers fundamenteel worden geraakt. Het wordt ook nog gecodificeerd in een wet, zodat het een heel sterke factor is, waarbij die grondrechten via het wetgevingstraject kunnen worden ingeperkt. Dat gaat de PVV echt gewoon een stap te ver. Dat gaat tien stappen te ver. Wij zeggen dan: we moeten gewoon de focus houden op de zorg, in plaats van nu met die grondrechten te gaan rommelen. Dat is niet de meest effectieve weg. De effectieve weg is om te zorgen dat de zorg op orde is. Daar kunnen we het geheel over eens zijn. Maar de wet die er nu ligt, is niet noodzakelijk en is zelfs contraproductief.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dat brengt mij dan wel op een ander punt. Ik begrijp het niet helemaal, want volgens mij is deze wet juist in overeenstemming met de Grondwet, die stelt dat de inperking van grondrechten alleen via een wettelijke basis kan. Die wettelijke basis wordt geboden door deze wet. Terwijl de manier waarop op dit moment maatregelen worden genomen, zonder die wettelijke basis, juist veel meer schuurt met de Grondwet. Dus dat begrijp ik niet. Als je zegt dat er maatregelen genomen moeten worden, dan denk ik dat je, juist als je kijkt naar de Grondwet, zou moeten vinden dat daar een wettelijke basis voor moet zijn. Dat is dus deze wet.
De heer Van Hattem (PVV):
Deze wet maakt juist dat er nog een stap verder kan worden gegaan in het onnodig inperken van grondrechten. Die zet de deur juist open voor het inperken van die grondrechten. Dat gaat een brug te ver. Er wordt nu — dat heb ik ook in mijn betoog aangehaald — een claim gelegd dat wij vanwege het grondrecht op volksgezondheid de andere grondrechten kunnen inperken. Dat is een valse tegenstelling die met deze wet wordt gecreëerd. Daar willen wij niet aan meewerken.
De voorzitter:
Mevrouw De Boer, derde.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dan verschillen wij daarover van mening. Laat ik het daarbij houden.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is duidelijk. U steunt als GroenLinks deze wet, de PVV zal deze wet niet steunen. De PVV zal deze spoedwet nooit steunen. Tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan geef ik het woord aan de heer Meijer namens de fractie van de VVD.