Verslag van de vergadering van 26 oktober 2020 (2020/2021 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.14 uur
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
Voorzitter. Onze fractie is onder de indruk van de vele mails en oproepen die zij heeft gekregen, vanaf begin juli al. Sommige waren heel persoonlijk, met veel emotie. Andere kenmerkten zich door standaardformuleringen. En weer andere vielen op door verdachtmakingen, gevaarlijke frames en minder fraai taalgebruik.
Laat ik beginnen bij het begin: waarom doen we dit allemaal? Dit debat gaat om de beschikbaarheid van voldoende zorg, voldoende ziekenhuisbedden en voldoende ic-capaciteit. En daarnaast gaat het om de instandhouding van de sociale en economische infrastructuur, en het geven van perspectief in onzekere tijden.
Het is een goede zaak dat met de voorliggende wet een einde wordt gemaakt aan het gebruik van noodverordeningen. De fractie van de ChristenUnie is verheugd dat het wetsvoorstel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer aanzienlijk is aangepast: de democratische controle is fors versterkt en de inperkingen van de grondrechtelijke vrijheden hebben een wettelijke basis gekregen. De fractie van de ChristenUnie is ook bijzonder tevreden met de voorlichting van de Raad van State met betrekking tot het amendement-Buitenweg c.s. van 22 oktober 2020. Deze voorlichting plaatst het genoemde amendement in het licht van de gehele wet, en geeft daarmee ook een beeld van het geheel. Onze fractie wil zich in haar bijdrage beperken tot twee thema's, kort geformuleerd: de kwaliteit van de wet en desinformatie.
Voorzitter. De Canadese schrijfster Margaret Atwood, die bekend is geworden met haar boek The Handmaid's Tale, heeft een sciencefictionboek geschreven over de verre toekomst. Het bestaat uit drie delen: Oryx and Crake, The Year of the Flood en MaddAddam. In de Nederlandse vertaling zijn het meer dan 1.200 pagina's. Atwood schetst een toekomst waarin de neoliberale wereldorde zich volledig heeft ontwikkeld. Het blijkt een toekomst te zijn die gekarakteriseerd wordt door onvrijheid, grote sociale tegenstellingen en opwarming van de aarde. Een toekomst met absolute macht voor het bedrijfsleven en een afwezige overheid. Waarom vertel ik dit verhaal? De reden is dat in dit boek bijna de hele bevolking sterft door een virus. Ik zal u de plot niet vertellen. Dat zou alleen maar aanleiding geven tot nieuwe complottheorieën. Eén punt wil ik naar voren halen. Atwood schetst een hyperneoliberale samenleving, een samenleving waarin de absolute vrijheid van de markt leidt tot volledige onvrijheid van de burger, met alle gevolgen van dien. Dit soort hyperneoliberale opvattingen vinden we gelukkig niet terug in de liberale traditie in Nederland. Ik citeer dan ook met plezier de woorden van de heer Dijkhoff, fractievoorzitter van de VVD, tijdens de Algemene Beschouwingen. "We kunnen in dit mooie land niet zonder een sterke overheid." Deze woorden hadden zomaar aan het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie ontleend kunnen zijn.
Voorzitter. Aanstaande zaterdag is het 31 oktober. Veel Nederlanders vieren dan Reformatie- of Hervormingsdag. In politieke zin zijn de meeste partijen in deze Kamer kinderen van de Reformatie. Het was juist de Reformatie die een scheiding tussen Kerk en Staat bepleitte, een scheiding die in onze Grondwet gestalte kreeg. Het was de Reformatie die opnieuw de gelijkheid van mensen predikte. In die weg kregen waarden als recht en gerechtigheid, vrijheid en vrede, gelijkheid en solidariteit, en zorg voor elkaar opnieuw betekenis. Ik moet toegeven dat met de opkomst van de moderniteit deze waarden steeds meer ook werden gebaseerd op de menselijke rede. Ik verwijs onder anderen naar de filosoof Kant.
Voorzitter. Deze veel te korte schets van de historie laat zien dat een sterke overheid gedreven wordt, maar ook gedragen wordt door waarden als recht en gerechtigheid, vrijheid en vrede, gelijkheid en solidariteit, en zorg voor elkaar. Dat zou ook moeten gelden met betrekking tot de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. In het debat in de Tweede Kamer is veel gesproken over de geschiedenis van deze wet. Mijn partijgenote Van der Graaf formuleerde het vriendelijk: "De wet die vandaag voorligt, komt van heel ver. De consultatieversie van de wet die op het internet circuleerde, bood te veel mogelijkheden voor de overheid om in te grijpen, zelfs tot achter de voordeur, en te weinig bescherming van onze grondrechten." Er waren vier coalitiepartijen en vier oppositiepartijen nodig om de grondrechten beter te beschermen en de democratische controle te versterken. Ik dank deze oppositiepartijen voor hun kritische en constructieve houding.
In het debat werd het kabinet uitgedaagd om op het wetgevingsproces te reflecteren. Minister De Jonge sprak over "de intentie om de verhoudingen met het parlement te normaliseren en de controlerende verhoudingen te normaliseren". Ook sprak hij over voortschrijdend inzicht. Minister Ollongren bezigde de woorden "lerend vermogen". Onze fractie begrijpt het gebruik van dit soort woorden. Ook twijfelt zij niet aan de intentie van de ministers. Toch denken wij dat er meer aan de hand is. In dit verband zou ik willen verwijzen naar het denkwerk van de Nederlandse filosoof Herman Dooyeweerd, van oorsprong een jurist. De ministers van CDA-huize zouden deze filosoof moeten kennen. Hij was namelijk een van de eerste directeuren van de Kuyperstichting, het wetenschappelijk bureau van de ARP. In de visie van Dooyeweerd moest deze stichting bezonken wetenschappelijke arbeid verrichten. Als resultaat van die bezonken wetenschappelijke arbeid heeft hij heel veel aandacht gegeven aan de dynamiek tussen de motieven beheersing en vrijheid. De kern van zijn betoog is dat er, als je die dynamiek niet begrijpt, ook de balans daartussen niet begrijpt, dan een schadelijke dynamiek ontstaat. Concreet: als de overheid op de stoel van de beheersing gaat zitten, komt de vrijheid van de burger in het gedrang. En als ze op de stoel van de vrijheid gaat zitten, verliest ze alle beheersing.
Voorzitter. De hele dynamiek tussen beheersing en vrijheid zien we terug in de geschiedenis van deze wet. We zien die terug in het debat in de Tweede Kamer en we zien die ook terug in de emoties in de samenleving. Daarom krijgen we zo veel verontrustende e-mails. Ik zit al boven de 10.000. De burger heeft het gevoel dat de overheid op de stoel van de beheersing is gaan zitten en dat zijn of haar vrijheid verloren gaat. Datgene wat hij of zij ziet als het hoogtepunt van de vrijheid, wordt in hun perceptie door de overheid afgenomen. Er is sprake van wantrouwen richting de overheid. Dat brengt mij tot de vraag: welk handelingsperspectief heeft de overheid om met dit wantrouwen om te gaan? Ik werk dit niet uit, want dat heeft collega Recourt allemaal keurig verwoord.
Terug naar Dooyeweerd. Zou het kunnen zijn dat het kabinet door de crisis in de greep van de beheersing is gekomen, dat daardoor de grondwettelijke vrijheden onder druk kwamen te staan? Zou het kunnen zijn dat door de crisis de minister zich zo verantwoordelijk voelde en zo sterk wilde handelen dat de noodzaak van democratische controles over het hoofd werd gezien? Maar ook bij de rol van het parlement. Zou het kunnen zijn dat het parlement deze dynamiek zo heeft aangejaagd door het hameren op het aambeeld van daadkrachtig ingrijpen?
Voorzitter. Wetten zijn producten van systemen. Onze vraag is dan ook: zou de minister juist op die spanning tussen vrijheid en beheersing willen reflecteren? Een spanning die met name tot uitdrukking komt als het gaat over de bescherming van de burger, maar ook over de vrijheid van de burger, als het gaat over de macht van de overheid, maar ook als het gaat over de controle van de overheid. Allemaal wezenlijke waarden in onze democratische samenleving en in onze rechtsstaat.
Deze dynamiek tussen beheersing en vrijheid is ook door oud-senator Willem Witteveen van de Partij van de Arbeid mede tot stelling gebracht of mede besproken in zijn boek De wet als kunstwerk. Hij baseert zich daarbij met name op de gedachte van de filosoof Foucault. Is deze wet een kunstwerk? Doet hij recht aan al die fundamentele waarden die ik eerder heb genoemd? Onze fractie is van mening dat, dankzij de adviezen van de Raad van State en ook dankzij de vele aangenomen amendementen in de Tweede Kamer, de balans tussen deze waarden in hoge mate is hersteld. Toch zien we de dominantie van het motief van de beheersing nog steeds terug, bijvoorbeeld rond de parlementaire betrokkenheid bij de verlenging van deze wet.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Ik vond het een heel mooi betoog van meneer Verkerk over vrijheid versus beheersing. Hij vraagt eigenlijk: heeft het kabinet niet te veel aan de kant van de beheersing gezeten? Ik vraag me af of het grote probleem niet juist is dat het kabinet te veel heeft gezwabberd tussen vrijheid en beheersing. Men is niet steeds duidelijk geweest of men het nu over vrijheid of over beheersing had, door maatregelen te nemen en ondertussen op de eigen verantwoordelijkheid te wijzen, in plaats van duidelijk te maken: hier zitten we op de beheersing en hier gaat het om vrijheid. Is het diffuus maken juist niet het grote probleem?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik dank u voor uw vraag. In mijn verhaal heb ik me tot nu toe gefocust op de wetgeving en op de motieven rond het maken van die wetgeving. U duidt op de wijze waarop de wetgeving is omgezet in maatregelen en hoe erover gecommuniceerd is. Dan zou het best kunnen zijn dat uw analyse klopt.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik heb met veel belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Verkerk, maar dat doe ik eigenlijk altijd, want hij komt altijd met hele mooie verhalen en goede inzichten. In die dynamiek waarover u het heeft, herken ik heel veel. Eigenlijk had u het ook over een soort kramp. Ik begreep uit uw woorden dat de regering misschien in een soort kramp is geschoten en daardoor is doorgeschoten buiten dat evenwicht. Ik heb het in mijn betoog gehad over het eendimensionale karakter van deze wet. Eigenlijk is er maar één doel, het bestrijden van die epidemie, terwijl alle andere maatschappelijke doelen uit het zicht zijn verloren. Is uw fractie het met mij eens dat dit ook een teken van kramp is en dat we juist naar een ruimer afwegingskader moeten?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
In principe zou ik dat met u eens kunnen zijn, maar waarom heb ik dit beeld gebruikt? Omdat er ook sprake is van een crisis. Wat gebeurt er in een crisis? Ik ben zelf manager geweest. Op zo'n moment heb je maar één houding, één attitude: ik moet die crisis gaan beheersen. Ik spreek niet alleen het kabinet aan, maar ik spreek over het systeem. Dat betekent ook, in mijn bescheiden visie en in de visie van onze fractie, dat het parlement ook in de spiegel zou mogen kijken om te zien of het deze dynamiek misschien bevorderd heeft en daarmee ook het beheersingskarakter.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik zie ook aan de dynamiek van uw lichaam wat u bedoelt met in een kramp schieten. Daar had u het eigenlijk over. Mijn vraag is: is die kramp ook niet te herkennen aan het feit dat er maar naar één ding is gekeken? Ik heb dat zelf ook gezegd. In het begin van de eerste golf gebeurden er zulke gruwelijke dingen dat je maar één ding kon doen. Maar nu gaan we eindelijk weer een beetje nadenken en krijgen we veel meer informatie. Wordt het nu niet eens tijd om grip te krijgen op dat ruimere afwegingskader? Ik heb gewezen op al die mensen van de planbureaus die daarover begonnen zijn. We zouden er meer grip op moeten krijgen in de wet, maar ook in de manier waarop wij er in het parlement over denken.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ja, ik denk dat u een belangrijk punt aansnijdt. De fractie van de Partij voor de Dieren is een van de weinige fracties geweest die dit aspect in de Tweede Kamer uitgebreid aan de orde heeft gesteld. Ik vond het heel zinvol dat ze dit aan de orde hebben gesteld.
De heer Van Pareren i (FvD):
U gaf eerder vandaag aan dat wij in de top vijf van de zorg zitten. Ik kan mij voorstellen dat dat een grote klap geeft bij de zorgverleners, omdat die zien dat ze alle zeilen moeten bijzetten om de zorg te bieden die nodig is. We zitten met uitgestelde zorg, doordat zorg niet meer kan doorgaan. Mensen zitten in nood. Hoe bedoelt u dat, top vijf? Het was een soort geruststellende verklaring van u: jongens, het zit wel goed in Nederland. Maar we weten dat het niet goed zit. Duitsland is vijf keer zo groot, maar heeft vijf keer minder problemen op het gebied van corona. Hoe kijkt u daarnaar als ChristenUnie?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik heb dat gezegd in een interruptie bij de heer Van Hattem, die een klaagzang gaf — mijn woorden — over de situatie in de zorg. Daarbij heb ik alleen willen verwijzen naar wetenschappelijke reviews over toegankelijkheid van zorg, kwaliteit van de zorg et cetera, waarin Nederland in de top vijf komt. Als de heer van Hattem een aantal voorbeelden geeft waar dat niet uit blijkt, dan is dat geen weerlegging van dit soort fundamentele of heel serieuze wetenschappelijke onderzoeken. In elk land waar zoveel coronazieken zijn, kraakt op dit moment de gezondheidszorg.
De heer Van Pareren (FvD):
Weet u van welk jaar dat onderzoek is dat u net noemde, dat topvijfonderzoek?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
De laatste keer dat ik dit bekeken heb, is pakweg drie jaar geleden.
De voorzitter:
De heer Van Pareren, derde.
De heer Van Pareren (FvD):
Dank u.
De voorzitter:
O, ik dacht dat u klaar was. Derde vraag.
De heer Van Pareren (FvD):
U sprak zojuist over desinformatie in dit geheel. Bedoelt u daarmee dat bijvoorbeeld de NOS eenzijdige informatie geeft?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik ga daar nu iets over zeggen. Ik kom tot mijn tweede thema: desinformatie. In 2010 verscheen van de hand van Naomi Oreskes en Erik Conway het boek "Merchants of Doubt. How a Handful of Scientists Obscured the Truth on Issues from Tobacco Smoke to Global Warming". Dit jaar verscheen van David Michaels, een hoogleraar in de publieke gezondheid, het boek "The Triumph of Doubt. Dark Money and the Science of Deception". Deze boeken laten zien hoe gerenommeerde wetenschappers zich ontwikkelen tot handelaars in twijfel. Ze laten zien wat hun strategie is en waarom die zo invloedrijk is. De kern van hun aanpak is: zeg dat er niets aan de hand is, zeg dat er geen wetenschappelijk bewijs is, of produceer artikelen of filmpjes die wel wetenschappelijk lijken, maar de toets van de wetenschappelijke kritiek niet kunnen weerstaan. Dat gebeurt ook nu. Ik ben blij dat de ministers — ik verwijs naar de nota naar aanleiding van het verslag — daar oog voor hebben. Terecht zeggen zij dat de overheid hier geen directe taak heeft, maar dat de wetenschap en journalistiek dat moeten oppakken. Ik ben het daarmee eens. Ik beperk me wel tot de rol van de wetenschap.
Wetenschap kent een eigen dynamiek, zeker in situaties waarin een nieuw virus rondwaart waarvan wij de eigenschappen nog nauwelijks kennen. Situaties waarin niet altijd duidelijk is wat een feit is en wat een hypothese. Situaties waarin er ook verschillen van inzicht zijn tussen wetenschappers. Dat is normaal. Dan is het noodzakelijk dat de wetenschap zo goed als mogelijk onafhankelijk bedreven moet kunnen worden. In termen van artikel 58f van deze wet: op een veilige afstand van bedrijfsleven en op veilige afstand van politiek en beleid.
De vraag van onze fractie is of de minister — ik denk dat dit een vraag is voor met name de minister van Binnenlandse Zaken — het belang erkent van het bestrijden van desinformatie? Erkent de minister dat voor het Nederlandse taalgebied, waartoe ik mij nu beperk, die bestrijding geïntensiveerd zou moeten worden? Erkent de minister dat door het articuleren van het wetenschappelijke debat, het zoeken naar wetenschappelijke consensus en het identificeren van wetenschappelijke controverses desinformatie bestreden kan worden? In het recente WRR-rapport over de crisis wordt gesproken over "tegenmacht in de wetenschap". Zou de minister willen nadenken over mogelijke oplossingen om die tegenmacht in de wetenschap te realiseren? Zou hij zich willen inspannen om de ontwikkeling daarvan te stimuleren en te faciliteren? Kan de minister op dit punt een toezegging doen?
Voorzitter. Margaret Atwood biedt in haar trilogie geen enkele hoop. Hyperneoliberalisme, zo is haar boodschap, slaat alle hoop de grond in. Toch geeft deze wet de overheid een wettelijke basis om te handelen. En handelen geeft ook hoop. Onze fractie kan een zekere beperking van grondrechten verdedigen met het oog op de zorg voor kwetsbare en niet-kwetsbare mensen. Medische zorg moet voor elke burger beschikbaar zijn.
Ten slotte. Onze fractie wil graag het kabinet en de ministers een hart onder de riem steken. Uw verantwoordelijkheid is groot. Het is gemakkelijker om vanaf deze katheder kritiek te oefenen dan vanaf uw katheder daarvoor goed beleid te ontwikkelen. In een goede democratie zijn beide nodig. Uw werk wordt gedragen door het gebed van veel christenen en veel kerken. Een gebed betekent een grote betrokkenheid van deze christenen en deze kerken en ook respect voor uw taak en uw functie. Wij zien uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dak u wel, meneer Verkerk. Dan is ten slotte het woord aan de heer Otten, namens de Fractie-Otten.