Verslag van de vergadering van 27 oktober 2020 (2020/2021 nr. 7)

Aanvang: 14.03 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de herdenking van 75 jaar vrijheid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Thans is aan de orde de herdenking van 75 jaar vrijheid.

Geachte collega's, geachte minister-president Rutte, dames en heren.

In de Handelingenkamer van de Eerste Kamer, bij u ook bekend als Commissiekamer 2, herinnert een deels lege plank aan de periode tussen 1940 en 1945. Die plank staat symbool voor de vijf jaar waarin de Eerste Kamer niet bijeenkwam en er dus ook geen woordelijke verslagen werden gemaakt. De laatste vergadering voor de oorlog in Nederland uitbrak, was op 29 april 1940. Het woordelijk verslag van die vergadering werd vijfenhalf jaar later goedgekeurd tijdens de eerste vergadering van de Eerste Kamer na de oorlog. Dat was op 18 oktober 1945. Dat is deze maand 75 jaar geleden.

Tijdens de bezetting was het gebouw van de Eerste Kamer gevorderd, zat de regering in Londen en waren de werkzaamheden van het parlement door de Duitsers opgeschort. De Kamers kwamen dus niet meer bijeen. Na de bevrijding kon het parlement de draad niet zomaar weer oppakken. Zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer waren incompleet doordat leden waren overleden, vermoord of vertrokken.

De regering koos voor een tweetrapsraket. De zogenoemde Tijdelijke Staten-Generaal kwamen vanaf het najaar van 1945 weer bijeen, met als doel de juridische basis te leggen voor de Voorlopige Staten-Generaal. Het wetsvoorstel tot oprichting van de Voorlopige Staten-Generaal werd op 25 oktober 1945 aangenomen door de Eerste Kamer. Het noodparlement, zoals de Tijdelijke en Voorlopige Staten-Generaal ook bekendstaan, bleef functioneren tot de verkiezingen. Daarmee was van volledig herstel van de parlementaire democratie pas daadwerkelijk sprake na verkiezingen voor beide Kamers in het voorjaar en de zomer van 1946.

Dames en heren. Mijn voorganger, Eerste Kamervoorzitter De Vos van Steenwijk, opende de eerste vergadering van de Eerste Kamer der Tijdelijke Staten-Generaal op 18 oktober 1945 met de woorden: "Zoo is dan (...) het Vaderland na een schrikbewind, eene kwelling van vijf jaren, wederom vrij en onafhankelijk."

De Vos van Steenwijk was al ruim zestien jaar voorzitter van de Eerste Kamer. De senaat zag er ten tijde van zijn voorzitterschap heel anders uit dan nu. Het meest in het oog springend was de omvang. In die tijd bestond de Eerste Kamer uit 50 leden in plaats van de huidige 75. Een ander opvallend punt: de destijds in de Kamer vertegenwoordigde politieke partijen bestaan niet meer. Na de oorlog ontstonden nieuwe politieke partijen. Vaak kwamen ze voort uit een of meerdere vooroorlogse partijen.

Eén partij keerde na de oorlog niet terug om een andere reden: de Nationaal-Socialistische Beweging, de NSB, werd verboden. Veel mensen weten waarschijnlijk niet dat de NSB na de verkiezingen van 1937 met vier leden in de Eerste Kamer vertegenwoordigd was en voor de nodige reuring zorgde. De fractie stond in de meeste debatten geïsoleerd. Dat weerhield de leden niet van heftige redevoeringen en opvallende incidenten. De incidenten hadden veelal te maken met verstoring van de vergaderorde. Ze leidden zelfs tot aanpassing van het Reglement van Orde. De voorzitter kon vanaf dat moment sprekers het woord ontnemen en leden uitsluiten van verdere bijwoning van de vergadering. En dat kan hij nog steeds.

Dames en heren. Drie leden van de Eerste Kamer keerden door toedoen van de bezetter niet terug. De bekendste was Hendrikus Colijn, die behalve vijf keer minister-president ook driemaal lid van de Eerste Kamer was. Als vooraanstaand lid van de ARP werd hij in 1941 gearresteerd. Colijn overleed in 1944 in ballingschap in het Duitse Ilmenau.

Herman Bernard Wiardi Beckman, senator voor de SDAP en beter bekend onder zijn roepnaam "Stuuf", stierf in maart 1945 in concentratiekamp Dachau aan vlektyfus. Hij was door de Duitsers opgepakt op het strand van Scheveningen toen hij op verzoek van Koningin Wilhelmina en premier Gerbrandy naar Londen probeerde te vluchten.

Simon de la Bella, net als Wiardi Beckman lid van de SDAP-fractie, Joods, maar vooral vakbondsvoorman, werd al in 1940 gearresteerd op verdenking van het laten verdwijnen naar Engeland van een forse som geld van de vakbonden. De la Bella werd op transport gesteld naar Dachau en is in 1942 vergast.

Op 1 mei 1941, de Dag van de Arbeid, schreef De la Bella in Dachau het gedicht "Een laatste groet" aan zijn familie en vrienden. In de eerste strofe van het gedicht beschrijft hij de uitzichtloosheid van zijn gevangenschap:

Een levensteken en een groet,

Een stemmingsbeeld van het gemoed;

De studie en het werk ten spijt:

Eentonigheid ...

De dagen zonder doel,

Een rusteloos gevoel,

Tot dragen van het lot bereid,

Gelatenheid.

Dames en heren. Naar de gebeurtenissen in de Eerste Kamer in aanloop naar, tijdens en vlak na de oorlog is weinig onderzoek gedaan. Onze collega Tiny Kox — daar is hij weer, zou ik bijna zeggen — stelde enkele jaren geleden voor dat de Kamer aandacht schonk aan die periode en aan de senatoren die tijdens de oorlog het leven lieten door toedoen van de bezetter. Met als resultaat het boek dat wij vandaag presenteren, getiteld Oorlogslichting. De titel verwijst naar de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in de periode van 1937 tot 1946. Daarmee bestrijkt het boek een langere periode dan de vijf oorlogsjaren, maar dat heeft alles te maken met de jaren waarin de senatoren van de Oorlogslichting dienden. In 1937 vonden de laatste vooroorlogse verkiezingen plaats en in 1946 de eerste naoorlogse.

Het boek is geschreven door Laurens Dragstra, raadadviseur van de Eerste Kamer, die voor deze gelegenheid links van mij zit. "Oorlogslichting" biedt een indrukwekkend beeld van een grotendeels vergeten periode in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. 75 jaar later worden met dit boek de bladzijden van die tot nu toe onbekende jaren gevuld. Het boek is een geschreven monument en een herinnering voor ons allen dat leven in vrijheid ware rijkdom is.

De tweede strofe van het gedicht van De la Bella dat hij schreef in concentratiekamp Dachau gaat over zijn verlangen naar vrijheid:

Verlangen naar het vrije leven,

De krachten weer te kunnen geven

Aan allen die met zorg belaân,

Met moeite door het leven gaan.

Verlangen naar het bos, de hei,

De zee, het strand, de groene wei,

Naar 't weerzien, ook der maats in tal ...

Als eens de zon weer schijnen zal!

De la Bella, Wiardi Beckman, Colijn en zovele anderen hebben die vrijheid nooit meer mogen ervaren.

Het herstel van de parlementaire democratie in de naoorlogse periode en de vrijheid die wij — 75 jaar later — nog steeds iedere dag mogen ervaren, zijn van onschatbare waarde. In de huidige periode, waarin een beroep op ons allen wordt gedaan om verstandig met onze vrijheid om te gaan, wordt soms de vergelijking gemaakt met de onvrijheden van de Duitse bezetting. De coronacrisis en de genomen maatregelen trekken een zware wissel op het leven en de gezondheid van velen, op de economie en op onze vrijheden om te gaan en staan met wie we maar willen. Er is echter één groot verschil met de periode die 75 jaar geleden eindigde. Anno 2020 leven wij in een parlementaire democratie, waarbij de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft. Het is daarom goed om vandaag tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen, waarin wij een debat voeren over het regeringsbeleid, stil te staan bij de periode 1940-1945, waarin het parlement juist buitenspel werd gezet.

Dames en heren. Met groot genoegen bied ik vandaag het eerste exemplaar van Oorlogslichting aan aan de minister-president, tevens historicus en onze buurman op het Binnenhof.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken om het boek aan te bieden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.