Plenair Veldhoen bij behandeling Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep



Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.46 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Wij bespreken vandaag een voorstel van de regering om onze Nederlandse publieke omroep te versterken en mee te laten bewegen met zijn tijd om deze robuust en weerbaar te houden voor het komende decennium en daarna. Een publieke omroep die enerzijds verstrooit en verrast, maar ook vooral onderzoekt en onafhankelijke, betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige informatie verstrekt. We zien nu meer dan ooit hoe belangrijk het is dat wij worden voorzien van onafhankelijke informatie en hoe desinformatie en nepnieuws een bedreiging kunnen vormen voor onze democratische waarde. Het is een uitdaging aan ons politici om onze publieke omroep te midden van al deze ontwikkelingen relevant te houden. De verantwoordelijkheid die daaruit volgt, sprak uit de visiebrief van de minister. En ook de ambities in dit voorstel zijn best een stap in de goede richting. Maar is het voldoende? We leven in een tijd waarin onafhankelijke pluriforme informatievoorziening steeds meer onder druk staat en waarin media en toegang tot informatie meer en meer worden gedomineerd door veelal grote buitenlandse ondernemingen. Dat brengt uitdagingen met zich. De regering erkent dat ook in haar visiebrief. Maar tussen wat de regering in haar visiebrief zegt en dit voorstel zit een aardig verschil. De prangende vraag van mijn fractie is: biedt dit voorstel en in de slipstream de komende wijzigingsvoorstellen voldoende soelaas voor die uitdagingen? Blijft onze publieke omroep met deze wijzigingen voldoende overeind in dit internationale krachtenveld? Of is daarvoor meer steun van de overheid nodig? Deze hoofdvraag willen wij graag vandaag beantwoord zien.

Ik begin even met de macht van de techbedrijven. In no time hebben Amerikaanse bedrijven de toegang tot informatie vanaf het scherm goeddeels overgenomen. Amazon, Apple, Google en Facebook hebben vrijwel onbeperkte middelen met een marktwaarde van 42 biljoen, oftewel 4.200 miljard euro. Deze vier giganten zijn met z'n vieren vijftien keer groter dan alle publieke omroepen van Europa bij elkaar. De meeste van al die online aanbieders bevinden zich buiten onze landsgrenzen. Zij hoeven niet te voldoen aan de inhoudelijke eisen die de Mediawet stelt en zij hebben ook geen belang bij het investeren in Nederlandse producties of het medialandschap. Ter illustratie, Netflix alleen al haalt 300 miljoen op uit Nederland en investeert nog geen 30 miljoen terug. De Raad voor Cultuur waarschuwt hier voor het gevaar van "the winner takes it all"-markt waarin techbedrijven uit Noord-Amerika de dienst uitmaken. De Raad waarschuwt ook voor een steeds marginalere rol van de Nederlandse publieke omroep in dat krachtenveld. Door de opmars van deze aanbieders zitten steeds meer mensen meer dan we dachten in een fabeltjesfuik waar ze maar weer moeilijk uitkomen. Desinformatie en nepnieuws zijn dankzij artificial intelligence geraffineerder dan ooit, met alle gevaren voor onze democratie van dien. Want als de gemiddelde Nederlander straks goeddeels is overgeleverd aan Amerikaanse en Chinese techbedrijven voor hun informatie, tja, ik neem aan dat ik dit niet verder hoef te duiden.

Ik schets dit beeld, omdat onze publieke omroep concurreert met de grote private der aarde. Dat leidt ertoe dat de publieke omroep moet concurreren op een ongelijk speelveld. Dat vraagt om een sterkere ondersteunende rol vanuit de overheid. Dat is van belang voor het voortbestaan van de publieke omroep op de langere termijn. Het vraagt ook om een overheid die ervoor zorgt dat de NPO en de omroepen harmonieus samenwerken en hun krachten bundelen.

Om de bedreigingen van buiten het hoofd te kunnen bieden, moeten de programma's van de publieke omroep niet alleen lineair maar ook on demand sterk en duidelijk vindbaar aanwezig zijn, en dan wat mijn fractie betreft het liefst via de eigen kanalen en niet via een platform van derden zoals YouTube en Facebook. De Raad voor Cultuur voelt die urgentie ook en heeft daarom geadviseerd: maak één ondemandplatform voor Nederlandse content. Dan blijf je vindbaar en relevant. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, beweegt niet in die richting. De minister onderkent in de visiebrief dat er steeds meer non-lineair gekeken wordt. Hij zegt dat bij de programmering de inhoud centraal moet staan en niet de distributie, maar dat vergt investeringen en een duidelijk wettelijk kader. De vraag rijst wat de minister doet op dit vlak.

Er zijn drie dingen die ik wil benoemen als het gaat om het vergroten van de ondemandweerbaarheid. Dat is het plan van het laten vervallen van het derde net, de mogelijkheid van de zogenaamde due prominence en de nieuwe dienstentoets.

Eerst over het derde net. In het wetsvoorstel wordt de publieke omroep de ruimte gegeven om het derde net te laten vervallen, zodat meer ingezet kan worden op non-lineair aanbod. Maar is dat ook zo? De regering erkent in reactie op vragen van GroenLinks en de Partij van de Arbeid dat, zolang de publieke omroep niet geheel reclamevrij is, het laten verdwijnen van het derde net snijden in eigen vlees is, omdat de NPO hiermee mogelijk een derde van zijn reclame-inkomsten verliest. Dat betekent in mijn optiek dat dit artikel op dit moment zinledig is. Die compensatie wordt immers in dit wetsvoorstel niet gerealiseerd en die compensatie zit er ook een-twee-drie niet aan te komen. Evenmin wordt er gesproken over compensatie van de kabelinkomsten die wegvallen. Welke ruimte biedt de minister de publieke omroep daadwerkelijk met deze bepaling? Wordt hiermee daadwerkelijk de ruimte gecreëerd om on demand sterker aanwezig te kunnen zijn en te kunnen opboksen tegen de grote internationale spelers die ik noemde? Nee dus, is de conclusie van mijn fractie, in ieder geval nog niet. De bottomline is immers dat het derde net pas kan worden opgeheven als de daarmee te derven inkomsten volledig worden gecompenseerd. Anders is het gewoon een verkapte bezuiniging.

Indien de minister werkelijk meent dat de publieke omroep het derde net kan laten vervallen zodat sterker kan worden ingezet op on demand, is hij dan ook bereid om de reclame-inkomsten en de kabelinkomsten volledig te compenseren? Kan de minister in dit kader aangeven welke reclame-inkomsten en kabelinkomsten de publieke omroep misloopt als het derde net vervalt? Waar spreken we over? Graag een concreet antwoord.

Dan de NPO-app. Een toegankelijke, zichtbare en hoogwaardige applicatie van de NPO-app is voor de NPO van essentieel belang. Dat is een voorwaarde, wil de publieke omroep ook on demand zichtbaar zijn. In de visiebrief zegt de minister hoe in de wet geborgd kan worden dat de apps van de NPO een duidelijke, zichtbare positie hebben, de zogenaamde due prominence. Maar dat zit niet in dit wetsvoorstel. Op grond van de audiovisuele mediarichtlijn mogen lidstaten dit wel regelen door in de wet op te nemen dat bijvoorbeeld bij iedere smart-tv die wordt verkocht, de NPO-app direct zichtbaar is op het openingsscherm, net zoals Netflix dat nu al is. Maar die betaalt daarvoor. Die voorkeursplek zou de zichtbaarheid van de publieke omroep in de ondemandwereld enorm verbeteren. Diverse landen schijnen er al mee bezig te zijn. Dat bedoelt mijn fractie met het stutten van de ondemandaanwezigheid. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is en kan hij toezeggen dat wij hier ook op gaan inzetten?

Een derde punt omtrent technologische stutting raakt aan een ander wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet dat hier binnenkort voorligt, waarmee de flexibiliteit van de publieke omroep naar het oordeel van mijn fractie eerder kleiner dan groter wordt. Ik doel op het wetsvoorstel ten aanzien van de nieuwe dienstentoets en de extra toets door de ACM. Door deze extra eis kan het jaren duren voordat een nieuw aanbodkanaal kan worden gestart. En de experimenteerbepaling biedt daar naar mijn oordeel onvoldoende soelaas. Ook dit versterkt de slagvaardigheid van de publieke omroep niet. Graag een reactie. Al met al wordt met deze voorstellen, naar het oordeel van mijn fractie, de positie van de publieke omroep onvoldoende verstevigd in de huidige ondemand- en onlinewereld, die gedomineerd wordt door de grote techbedrijven.

Voordat ik verderga, wil ik benadrukken dat deze problematiek vraagt om een bredere analyse en breder onderzoek. De vraag die beantwoord moet worden, is hoe de publieke omroep duurzaam kan worden versterkt, zodat hij overeind blijft in het internationale krachtenveld in deze nieuwe tijd. Het vraagt erom dat wij uitzoomen en meer fundamenteel kijken naar het stelsel. De bedreigingen komen namelijk niet uit Hilversum. Het zijn niet de omroepen tegen de NPO en zeker niet Hilversum tegenover Den Haag. Het is de vraag hoe de publieke omroep, gelet op het veranderende kijkgedrag, overeind blijft tussen de grote internationale partijen. Hoe zorgen we ervoor dat de publieke omroep gezamenlijk optrekt en in dit krachtenveld zichtbaar en relevant blijft? Hoe zorgen we ervoor dat onafhankelijke informatievoorziening geborgd is en voor iedereen toegankelijk blijft? Dat vraagt om een onafhankelijk onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden en de financiële condities, waaronder de continuïteit van de publieke omroep in dit internationale krachtenveld beter wordt geborgd en duurzaam wordt versterkt. Hoe ziet de minister een dergelijk onderzoek?

Dan een paar inhoudelijke opmerkingen over het wetsvoorstel. Er zijn zeker ook positieve punten. Mijn fractie is blij dat nieuws en actualiteiten sterker verankerd worden, dat de pluriformiteit van onze publieke omroep wordt versterkt door de ledeneisen bij te stellen en dat wordt ingezet op ruimte voor regionale programmering. Dat laatste is ook van belang voor de regionale en lokale democratie.

Mijn fractie staat ook positief tegenover het verminderen van reclame bij de publieke omroep, mits dit voldoende en structureel gecompenseerd wordt. Het blijft de vraag of dat voldoende gebeurt als er de komende vijf jaar wordt afgebouwd naar 5%. Leidt deze afbouw van reclame niet opnieuw tot een bezuiniging op de publieke omroep? Kan de minister toezeggen dat dit niet het geval is?

Mijn fractie is kritisch over de legitimatiecriteria die voor omroeporganisaties gaan gelden. Deze organisaties moeten voortaan in een beleidsplan aangeven waaruit de binding in de samenleving met de missie en de identiteit bestaat. De minister zegt daarvan dat dit slechts een rapportageverplichting is, maar ook dan blijft het vaag waar die criteria uit bestaan. De omroepen moeten er wel direct mee aan de slag. Kan de minister wat meer duidelijkheid geven over wat de wetgever met deze bepaling bedoelt? Wanneer is er sprake van aantoonbare binding en aantoonbare interactie met de achterban? Wanneer is er sprake van een passende, duurzame samenwerkingsrelatie met maatschappelijke groeperingen die worteling hebben in de samenleving? Waaruit moet die worteling blijken? Op welke manier moet er sprake zijn van aantoonbare waardering van het publiek voor de media? In welke mate? Is waardering met een 6 voldoende of moet het minimaal een 8 zijn? Graag hoor ik concrete antwoorden van de minister.

Ook is mijn fractie kritisch op de governance. De manier waarop dit is ingericht, vraagt een balanceeract van de raad van toezicht die qua governance niet zuiver is. Wij gaven dat in de schriftelijke ronde al aan. In dat kader krijgt mijn fractie graag nog een concrete toelichting op de vraag wanneer de raad van toezicht werkt "met gevoel voor het krachtenveld waarin de landelijke publieke mediadienst functioneert". Het element "gevoel" in een wet zie je niet vaak. Wanneer geeft de raad van toezicht blijk van voldoende gevoel? We krijgen graag een nadere duiding van de minister en liefst zo concreet mogelijk.

Voorzitter, ik kom tot een afronding. De ambities van deze regering, zoals verwoord in de visiebrief, lijken groter dan de politieke keuzes die in het wetsvoorstel worden gemaakt. Het zijn ook enorme uitdagingen waar we voor staan. We moeten nu handelen. Zoals alle economen weten, is het behouden van klanten vele malen goedkoper dan het aantrekken van nieuwe. Daarom moeten we de publieke omroep nú wendbaar maken, omdat onafhankelijke, betrouwbare en kwalitatief hoogwaardige media in deze snel veranderende markt onmisbaar zijn voor de werking van onze democratie. De taak van de overheid is hierin essentieel.

Deze sterke en wendbare omroep vraagt voldoende en bestendige middelen. Nederland geeft veel minder aan de publieke omroep uit dan vergelijkbare landen, namelijk €2,96 per maand per inwoner ten opzichte van €8,17 in Duitsland en €6,83 in het Verenigd Koninkrijk. Waarom bungelen wij onderaan? Maar met alleen geld zijn we er niet. We moeten de rol van de publieke omroep zodanig in een wettelijk kader verankeren dat het bescherming biedt tegen de internationale giganten op deze markt. Mijn fractie blijft onder aan de streep namelijk toch een beetje zitten met het gevoel dat de Nederlandse overheid met dit wetsvoorstel scheidsrechter speelt op een bijveldje, terwijl de grote techbedrijven hun wedstrijd spelen op het hoofdveld. Ik kijk uit naar de beantwoording.

Dank u wel.

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Mevrouw Veldhoen had het in haar heldere betoog, waarvoor dank, over desinformatie. De publieke omroep zou volgens haar een mooie tegenhanger zijn voor alle desinformatie via social media. Wil mevrouw Veldhoen daarmee zeggen dat we alles wat via social media tot ons komt, kunnen scharen onder desinformatie? Of heb ik dat mis?

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dank voor de vraag. Nee, natuurlijk is het niet zo dat alle informatie die via social media tot ons komt desinformatie is, maar er zit wel informatie bij waarvan onduidelijk is wat de bron is en hoe onafhankelijk die tot stand is gekomen. De algoritmen van die platforms werken ook nog eens zo dat je steeds wordt bevestigd in je zoekopdracht. Als je een bepaalde zoekopdracht hebt ingevoerd, krijg je informatie tot je die bij die zoekopdracht past. Daardoor wordt er geen andere blik meer geworpen op dezelfde feiten. In dat opzicht is er een risico dat die desinformatie leidt tot een fuik waarin mensen terechtkomen en alleen nog maar die informatie tot zich nemen.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Wil mevrouw Veldhoen daarmee zeggen dat de publieke omroep zich niet bedient van desinformatie, dat desinformatie niet voorkomt bij de publieke omroep?

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Voor de publieke omroep zijn er in ieder geval een aantal waarborgen in de wet opgenomen die zorgen voor journalistieke onafhankelijkheid. Er moeten bepaalde journalistieke normen gehanteerd worden bij de manier waarop informatie wordt verzameld en wordt getoond aan het publiek. Daar zijn dus waarborgen ingebouwd die ervoor zorgen dat er een mate van onafhankelijkheid wordt geborgd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw De Blécourt-Wouterse namens de fractie van de VVD.