Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.08 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank. Ik zag dat mevrouw De Blécourt een paar minuten over had. Ik zou zomaar net een paar seconden tekort kunnen komen, dus we blijven op schema.
De voorzitter:
Nee, nee. Zo werkt dat niet, tenzij u afgerekend heeft.
De heer Janssen (SP):
Maar ik schuif ... Goed, ik ben nu al vijftien seconden kwijt. Ik ga door.
Voorzitter. Perspectief voor de toekomst, zouden we dat nu allemaal niet willen? Dinsdagavond horen we weer welk toekomstperspectief het kabinet ons kan bieden voor de komende weken. Maar daar wachten we vandaag niet op, en daarom spreken we vandaag over het toekomstperspectief voor de publieke omroep. We mogen ons in Nederland gelukkig prijzen dat Nederland heel hoog scoort in de index van Verslaggevers zonder Grenzen. Maar met een vijfde plek die we in die index innemen is er zeker nog ruimte voor verbetering. Zorgelijk is dat we in diverse Europese landen een stevige terugval zien. We zien steeds meer media in steeds minder handen met als gevolg een serieuze dreiging dat nieuws, informatie en vrije discussie verstrikt raken in het net van de zucht naar meer winst en dat de waarheid ondergeschikt wordt gemaakt. Maar zoals gezegd: Nederland doet het goed. Om dat zo te houden wil ik hier nogmaals namens de SP ook steun uitspreken voor alle journalisten, die hun werk vrij en onbedreigd moeten kunnen doen. Geweld tegen journalisten is onaanvaardbaar.
Voorzitter. Een citaat: "De SP wil een Publieke Omroep die voor honderd procent publiek is, waar niet concurrentie maar samenwerking centraal staat en waarin eigentijdse omroepverenigingen zendtijd krijgen op basis van ledental, bereik en waardering. Kunst en cultuur worden gewaarborgd, amusement blijft een publieke taak en de budgetten worden niet gekort. Met het Plan Publieke Omroep willen we niet de overheid en de omroepbonzen, maar de makers en het publiek de belangrijkste stem geven in de Publieke Omroep. De Publieke Omroep behoort stevig maatschappelijk verankerd te zijn." De zinnen die ik zojuist uitsprak stammen uit 2005 en komen uit Verankering, een SP-plan voor de publieke omroep van toenmalig SP-Tweede Kamerlid Fenna Vergeer-Mudde. Het is opvallend om te zien hoe discussies over de publieke omroep die toen actueel waren dat nog steeds blijken te zijn. Het geeft toch te denken als je vijftien jaar later op hoofdlijnen nog steeds dezelfde discussie voert. Mijn inzet is om te proberen vandaag de publieke omroep weer wat beter te maken en weer wat dichter te brengen bij de publieke omroep die ons als SP voor ogen staat: een reclamevrije, non-commerciële, brede publieke omroep met voldoende middelen om alle burgers te bereiken, die een eigentijdse afspiegeling van onze samenleving is.
Voorzitter. Ik was dan ook blij om in de schriftelijke inbreng voor dit wetsvoorstel te lezen dat ook de VVD een reclamevrije publieke omroep een goede zaak vindt. Terecht vroeg de VVD of zo'n reclamevrije publieke omroep dan ook kwalitatief nog kan leveren wat ervan verwacht mag worden, met producten waarbij de nadruk ligt op de pluriformiteit binnen het medialandschap en niet op het genereren van zo veel mogelijk STER-inkomsten. Wat is het dan vervolgens jammer dat de minister in de beantwoording meteen verwijst naar een nieuwe regering. We vragen de minister niet om het nu al te regelen, maar het gaat vandaag ook wel over het waarom, en niet alleen over het hoe. Ik wil de minister daarom toch vragen om te reflecteren op het toekomstperspectief van een reclamevrije publieke omroep. Dat het uiteindelijk een kwestie van geld is, snap ik. Dat behoeft ook geen discussie. Maar laten we vandaag de kwaliteit nu eens vooropstellen. Daarom wil ik graag van deze minister horen dat hij zo'n publieke omroep zonder reclame een goede zaak zou vinden. Ik kijk dus uit naar de reflectie van de minister op dat punt.
Voorzitter. Ik kwam — dat gaat snel tegenwoordig met een paar keer klikken — bij de voorbereiding op dit debat terecht bij de begrotingsbehandeling in 2003 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De heer Atsma begint al te lachen. Daar stuitte ik — waarschijnlijk omdat dit onder Balkenende I was; dat waren nog eens tijden — op het feit dat de staatssecretaris destijds moties van de coalitiepartijen, van mevrouw Jorritsma-Lebbink en de heer Atsma, ontraadde. Niet alleen in de Tweede Kamer was er een ruime meerderheid, maar zelfs met twee partijen was er in de Eerste Kamer een, iets minder ruime, meerderheid. Ik denk: ik doe u een plezier, om even voor de rest van de dag een goed gevoel te hebben.
Voorzitter. In dat debat kwam ook de motie-Kant langs. Daarvan luidde het dictum: "verzoekt de regering een experiment te houden met een reclamevrij jeugdblok en de Kamer te rapporteren over de bevindingen daarvan, en gaat over tot de orde van de dag." De motie werd ondertekend door Kant, Bakker, Azough en Van der Vlies. Soms loont geduld, ook al moet je dat achttien jaar opbrengen, en krijg je zelfs meer dan waar je om gevraagd hebt. Dat was een motie uit 2002, die na achttien jaar ruimhartig tot uitvoering komt, waarvoor mijn dank. In 2005, vijftien jaar geleden, vroeg de SP in het al aangehaalde rapport Verankering om een volledig reclamevrije publieke omroep. Ik ga ervan uit dat dit nu ook binnen drie jaar geregeld kan worden, als ik die achttienjaarstermijn in acht neem.
Voorzitter. "Niet iedere verandering is een verbetering." Zo zou ik het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel kort kunnen samenvatten. Kan de minister nog eens ingaan op de tegenstrijdigheden die de Raad van State signaleert? Is de opvatting van de minister dat die tegenstrijdigheden er niet zijn? Of is de minister van mening dat alles afwegend die tegenstrijdigheden van ondergeschikt belang zijn? En hoe duidt de minister de conclusie van de Raad van State dat er met de voorgestelde wijziging afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van het bestel? De minister is daar wel kort op ingegaan in antwoord op de schriftelijke inbreng, maar die beantwoording lijkt toch langs de fundamentele kritiek van de Raad van State te zeilen. Ik zou de minister dus toch willen vragen om daar wat dieper op in te gaan.
Voorzitter. Dan de governance. Ik heb daar ook al anderen over gehoord en ik heb er in de schriftelijke ronde ook al opmerkingen over gemaakt. Ik blijf het, ondanks de ontkenningen van de minister, vreemd vinden dat er een vreemde eend in de takenbijt verschijnt met een soort scheidsrechtersfunctie die aan de raad van toezicht wordt toebedeeld. In de beantwoording zegt de minister daar het volgende over: "Bovendien wil de regering het beeld dat er sprake is van een inherente tegenstelling en een permanente conflictsituatie tussen de belangen van de omroepen en de raad van bestuur van de NPO ontkrachten. Indien er al sprake is van conflicten tussen de omroepen en de raad van bestuur, worden deze vanwege de gezamenlijke belangen vaak onderling opgelost." Deze redenering, vooral dat laatste stuk, is een gruwel voor eenieder die zich serieus bezighoudt met governance. Eigenlijk zegt de minister in zijn antwoord met zo veel woorden dat er geen permanente conflictsituatie is, wat ook niemand beweert trouwens, en dat ze er bij een conflict vaak samen wel uitkomen. Maar de kern van goede governance is nu juist dat je een voorziening treft voor die situaties waarin partijen er niet samen uitkomen. Daar gaat goede governance over. Wat ik nu zie, is een machtsongelijkheid door de raad van toezicht een dubbele pet te geven omdat er sprake is van een toezichthoudende rol op een van de mogelijke conflictpartijen. Dit deugt wat mij betreft echt niet vanuit governance-oogpunt en is een voedingsbodem voor toekomstige conflicten. Dus daarom wil ik van de minister op dit punt graag een nadere duiding.
Op mijn vraag of de leden van de raad van toezicht zijn geselecteerd en toegerust op deze nieuwe taak, geeft de minister in zijn schriftelijke beantwoording een althans voor mij onbegrijpelijk antwoord. Hij schrijft het volgende: "Drie van de zeven leden waaronder de huidige voorzitter van de raad van toezicht zijn aangetreden nadat dit wetsvoorstel in werking is getreden en er is momenteel een vacature voor een nieuw lid van de raad van toezicht." Maar wat bedoelt de minister dan met dit wetvoorstel en dat die leden al zitting hadden voordat dit wetsvoorstel in werking is getreden? We hebben het toch over dit wetsvoorstel dat we vandaag behandelen en dat nog in werking moet gaan treden? Misschien begrijp ik het helemaal verkeerd, maar ik laat het mij graag nog een keer uitleggen.
Ik houd toch grote zorgen over de uitwerking in de praktijk van de ruimte die omroepen geboden wordt in het online-aanbod. Het spanningsveld tussen NPO en de omroepen zal in de praktijk gewoon blijven bestaan. De minister geeft aan dat de regering er vertrouwen in heeft dat de NPO de omroepen voldoende ruimte zal bieden en dat hij in gesprek blijft met de NPO en de omroepen, maar dat is mij toch wat te vrijblijvend. Kan de minister toezeggen dat hij bij de eerste signalen van omroepen dat zij toch beperkt worden, direct het gesprek zal voeren om te zorgen dat het vanaf het begin volkomen duidelijk is wat wel de bedoeling is? Dat lijkt mij vooral goed voor de helderheid. Wellicht dat het onlangs verschenen Concessieplan 2022-2016 van de NPO de minister vertrouwen geeft, maar papier is zoals altijd geduldig en in dit geval geldt voor de SP dat de uitvoering telt en niet de intenties. Dus ik ontvang graag een toezegging van de minister op dit punt.
Dat geldt ook voor mijn laatste punt en dat is papier versus praktijk wat betreft de WNT-maxima. De regeling waarin de WNT-maxima voor de mediasector worden verlaagd, zal op 1 januari 2021 in werking treden. Het commissariaat kan, indien een media-instelling de gestelde maxima overschrijdt, het te veel ontvangen bedrag bij de topfunctionaris terugvorderen. Maar dat is een kan-bepaling en er zijn heel veel kan-bepalingen die in schoonheid gestorven zijn. Dus ik wil graag van de minister de toezegging dat deze de juro kan-bepaling toch echt wel de facto als een doe-bepaling moet worden gezien, want anders is er altijd wel weer een uitweg te bedenken waarom iets niet hoeft, terwijl het wel kan. Dat geldt wat de SP betreft ook voor alle trucs, omleidingen, U-bochten et cetera om deze regeling weer te omzeilen.
Voorzitter. Afsluitend kan ik zeggen dat de SP voorzichtige plussen maar ook enkele minnen ziet in het voorliggende wetsvoorstel en dat ik uitkijk naar de beantwoording door de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Vos namens de fractie van de Partij van de Arbeid.