Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.18 uur
Mevrouw Vos i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over een Mediawet die antwoorden moet geven op drie enorme uitdagingen: recht doen aan de verscheidenheid in Nederland, de concurrentie van de miljardenbusiness van voornamelijk Amerikaanse mediagiganten en hele grote verschuivingen in onze mediaconsumptie. Onze publieke omroep moet op al die uitdagingen antwoord geven, want anders kijkt er over een aantal jaren niemand meer naar onze publieke omroep. Een gezamenlijk venster op de wereld om ons heen houdt de samenleving in al haar diversiteit bij elkaar. Een tijdje was de gedachte populair dat het BBC-model goed zou zijn voor onze versnipperde en rommelige oproep en dat zo'n krachtige organisaties die nieuwe uitdagingen goed aan zou kunnen. En daar is zo ongeveer iedereen wel weer van teruggekomen behalve, hoorde ik net, mevrouw De Blécourt. Niet alleen omdat de BBC veel duurder is dan onze publieke omroep, maar ook omdat dat centralistische model extreem gevoelig is voor de kritiek over de representativiteit. De nieuwe baas van de BBC heeft de werknemers van de BBC dan ook verboden om hun mening te geven op sociale media. De BBC moet neutraal zijn, maar dat is een fictie, met zo veel mensen die daar werken.
Ook al heeft ons bestel zeker z'n nadelen — het is rommelig, het is stroperig, het is ingewikkeld — het lijkt wel een prima model te zijn in een tijd waarin feiten worden betwist en steeds meer groepen gehoord en gezien willen worden. We hebben omroepen die iets mogen vinden van de wereld. We hebben een humanistische omroep die een flink deel van zijn budget besteedt aan diepgravende documentaires over het onderwijs en over schulden, en ook impact maakt. We hebben een evangelische omroep, die onlangs de podcast Seks met Sokken heeft gemaakt. Dat is een hele grappige titel voor de christelijke boodschap dat seks natuurlijk het fijnste is met je liefde en met je eigen partner. We krijgen misschien een omroep die van onderop de diversiteit van Nederland laat zien in plaats van met top-down opgelegde quota en bokalen. En we hebben een vrolijk rechtse omroep die elke werkdag opent met een totaal eigen blik op het nieuws. En als je je dan nóg ongehoord voelt, kan je een eigen omroep oprichten. Dat is de kracht van het Nederlandse omroepenbestel: de verschillende levensoriëntaties in Nederland kunnen hun visie op de wereld uiten en iedereen kan er kennis van nemen. Er zijn feiten met wetenschappelijke methodes vastgesteld en volgens journalistieke procedures. Je ontkomt er niet aan dat verschillende mensen verschillende betekenissen aan die feiten geven. Er is een groot verschil tussen een mening over een feit en een alternatieve waarheid.
Met ons bestel blijven we het debat over feiten voeren en geven we ruimte voor verschillende meningen daarover. De informatiebubbels komen elkaar nog wel tegen. Het is evenwichtskunst tussen de aandacht van de kijker houden en een plat criterium als kijkcijfers, en aan de andere kant de journalistieke en wetenschappelijke regels over waarheidsvinding. Ik verbaas me soms ook over de gepolariseerde discussies in onze talkshows, alsof alles in een zwart-witschema is te vatten. Ik verbaas me soms ook over de vraag waarom bepaalde BN'ers iets komen zeggen over een onderwerp waarvan anderen toch echt meer verstand hebben. Maar ik snap ook dat je concurreert met sappigere content op andere platforms. Het is die evenwichtskunst. Je kan niet met een schaartje knippen wat dan des publieke omroeps is en wat voor de commerciële omroepen is.
Ons bestel laat zich ook niet verlammen door het idee dat journalisten neutrale doorgeefluiken van de feiten zijn. Afgelopen zomer, in Volkskrant Magazine, vertelde Gerri Eickhof waarom hij geen verslag meer wilde doen van de demonstraties van Black Lives Matter. Hij was bang niet langer objectief te kunnen zijn. Racisme raakte hem persoonlijk. Maar hij vertelde er uiteindelijk wel over. We vinden Eickhof een goede journalist. En precies omdat we in Nederland kunnen omgaan met verschillende perspectieven op de werkelijkheid en omdat we snappen dat journalisten mensen met meningen zijn, kan de NOS objectiviteit nastreven.
Voorzitter. De Nederlandse publieke omroep is uniek en past dus heel goed bij de 21ste eeuw, maar is hij opgewassen tegen de ontwikkelingen in het medialandschap om ons heen? De PvdA-fractie vraagt zich echt af of dit wetsvoorstel ons pluriforme bestel versterkt en de omroepen de mogelijkheid geeft om de concurrentie met media buiten ons bestel aan te gaan. Zo plaatst de Raad van State vraagtekens bij de verhouding tussen het streven naar pluriformiteit en de verplichte aansluiting bij de erkenninghouder. Voorgangers in dit debat hebben daar ook al een aantal opmerkingen over gemaakt. De regering zegt dat een individuele omroep nog prima zijn eigen kleur kan laten zien in zo'n samenwerkingsverband, in antwoord op onze vragen. Maar klopt dat wel? En wat gebeurt er als een nieuwe omroep zich niet wil aansluiten of een van de erkenninghouders niet wil samenwerken met een omroep? Mevrouw De Blécourt vroeg daar ook naar. Moet deze zich dan maar bij de NTR aansluiten? Hoe verhoudt dat zich dan tot het onafhankelijke en ongebonden karakter van de NTR?
Voorzitter. Een andere vraag die je hierbij kan stellen, is of de regering hiermee zegt dat de fusies tussen BNN-VARA, AVRO-TROS en KRO-NCRV zijn doorgeschoten. Als je je eigen kleur immers kan houden, zou de VARA weer ouderwets sociaaldemocratische programma's kunnen maken en BNN zich louter kunnen richten op jongeren. Betekent dat dan dat KRO weer programma's kan maken over het rijke roomse leven? En betekent dat dan ook dat als nieuwe omroepen zich moeten aansluiten, dat dan puur en alleen administratief en voor de backoffice zal zijn? Kan dat? Graag een toelichting van de minister op wat hij zegt in de antwoorden op onze vragen.
Dat brengt mijn fractie op het volgende punt: het vinden van andere criteria naast ledentallen om te bepalen of een omroep maatschappelijk draagvlak heeft. In de eerstvolgende erkenningsperiode moeten omroepen vertellen hoe zij hun maatschappelijke binding vorm gaan geven. Maar wat als een omroep dan rapporteert dat ze omzien naar elkaar bevorderen? Is dat dan genoeg? En als een andere omroep zegt dat zijn missie bestaat uit radicaal individualisme en zij dus helemaal niet gaan omzien naar elkaar, volstaat dat dan ook? U ziet hier het ongemak met deze manier van verantwoorden. Ledentallen zijn relevant, maar voor de generatie van 50-min zegt dat niet zo veel meer. Dat zien we aan vakbonden en politieke partijen. Steeds minder mensen worden lid. Hoe zorgt de minister er dan ook voor dat de jongere generaties, die minder vaak hun waardering via een betaald lidmaatschap uiten, aangehaakt blijven? Aan wat voor criteria denkt hij? Welke vorderingen heeft de NPO gemaakt met het instellen van een breed samengestelde programmaraad? Kan de minister in ieder geval het proces van het opstellen van een nieuw criterium voor ons verduidelijken? En wat als er dan geen andere criteria worden gevonden? Blijft het dan bij ledentallen?
Dan over aspirant-omroepen. Het is natuurlijk verheugend dat zo veel verschillende groeperingen via een omroep hun geluid willen laten horen. Dat betekent dat zij geloven in het bestel. Maar als je naar de onderwerpen kijkt, is het wel bedroevend dat die geluiden volgens hen niet aan bod komen bij de huidige omroepen. De artikel 2.42-omroepen zijn jaren geleden afgeschaft, maar ziet de minister dan andere manieren om deze groeperingen programma's te laten verzorgen? Is daar een rol voor de NTR? Zie ook het advies nr. 15 van de Raad voor Cultuur. Die adviseerde ook richting de NTR.
De regering vergroot het percentage dat verplicht bij de buitenproducenten moet worden afgenomen. Daar zijn heel veel kritische vragen over gesteld. Er is namelijk nog steeds geen antwoord op de vraag: waarom? Waarom is hiervoor gekozen en hoezo leidt dat tot meer pluriformiteit? En tot wat voor pluriformiteit leidt het dan? Bevorderen de commerciële buitenproducenten wel de pluriformiteit via de levensbeschouwing of maatschappijvisie? Wij weten het niet, wij hebben het nog niet gezien. Of moeten de aspirant-omroepen die niet die 50.000 leden halen, via de buitenproducenten dan hun programma-ideeën pitchen? Hoe gaan we dan meten of dat verhoogde percentage van 25% daadwerkelijk tot meer pluriformiteit gaat leiden? Gaat de regering dat onderzoeken? Wat zijn de ervaringen die zijn opgedaan bij de vorige wijziging van de Mediawet op dit punt? Een andere vraag is: hoeveel buitenproducenten zijn eigenlijk begonnen bij de publieke omroep? Waarom kunnen ze dan onderdeel van de publieke omroep blijven?
Voorzitter. Mijn fractie begrijpt echt niet hoe we dit voorstel moeten zien in het kader van de bevordering van de pluriformiteit. We snappen dat het meer commercialisering brengt, maar pluriformiteit, nee. Samen met senator Veldhoen van GroenLinks heb ik in de schriftelijke behandeling gevraagd of het niet verstandiger zou zijn om eerst een hele grondige analyse van het bestel te doen alvorens een paar zaken te wijzigen. De regering verwees naar de evaluatie van 2018, maar moeten we die evaluatie nu zien als een groot onderzoek of is het gewoon de verplichte evaluatie?
De Raad voor Cultuur heeft naar aanleiding van de visiebrief ook een aantal voorstellen gedaan, bijvoorbeeld over een landelijk systeem van heffingen, om op een andere manier stabiele financiering te regelen. Ik kom daar straks nog op terug. Senator Veldhoen had het er al over: er zou een platform moeten zijn waar alle Nederlandse content te zien is. Wat is de reden dat de regering daar niets mee heeft gedaan?
De evaluatie van 2018 zei ook iets anders over flexibiliteit. De commissie die die evaluatie uitvoerde, stelde dat NPO 3 niet moet verdwijnen, omdat het lineaire aanbod nog heel erg belangrijk is voor jongeren maar ook omdat NPO 3 als kraamkamer kan worden gezien. De regering beargumenteert het verdwijnen van NPO 3, of de optie dat het niet meer verplicht aangeboden hoeft te worden, dat dat de omroep meer flexibiliteit biedt om bijvoorbeeld onlineprogramma's te gaan ontwikkelen. Maar eigenlijk is het laten vervallen van die verplichting een wassen neus. Senator Veldhoen heeft het al gezegd: als daarmee tegelijkertijd reclame-inkomsten verdwijnen, dan ga je niet snijden in je eigen vlees. Dan laat je NPO 3 vallen om onlinecontent te maken, maar heb je daar dus minder geld voor. Alleen als daar echt compensatie voor komt, snijdt dit voorstel hout.
Er is nog iets anders dat de omroepen verbiedt om heel flexibel in te spelen op al die uitdagingen die uit de omgeving komen. Dat heeft te maken met het wetsvoorstel dat we 26 januari gaan behandelen over de nieuwe Dienstenrichtlijn. In feite plaatst de minister de ACM in een procedure die al ingewikkeld is. De ACM komt te staan tussen het experimenteren en het daadwerkelijk iets nieuws aanbieden. Het kan tot twee jaar duren voordat een voorstel wordt goedgekeurd, en dan weet je het nog niet zeker. De PvdA-fractie ziet echt niet in hoe met dit voorstel en met het voorstel dat we nog gaan behandelen, die flexibiliteit van de omroepen wordt vergroot. We zien dat echt als een probleem, zeker gezien de uitdagingen. De PvdA-fractie ziet net als de Raad van State alleen maar een andere verdeling van schaarse middelen en schaarse tijd. Hoe en waar ziet de minister die grotere flexibiliteit ontstaan? Wij zien het in ieder geval niet.
Wat kan de regering dan wel doen om de publieke omroepen meer ruimte te geven of te versterken? Als je opgewassen wilt zijn tegen mediagiganten als Netflix, Disney, Apple en Google, moet je de omroepen armslag geven en voldoende middelen. In de vorige eeuw schaften we de verplichte omroepbijdrage af. Nu worden de reclame-inkomsten om allerlei hoffelijke en goede redenen afgeschaft. Maar tel er nog wat bezuinigingen bij op en vergelijk onze omroep met die in de landen om ons heen, dan zie je dat het echt heel karig aan het worden is. Wat kan deze minister nog doen om die trend van afknijpen en bezuinigen te keren? Waarom is het systeem van heffingen, waartoe de Raad voor Cultuur in zijn advies heeft geadviseerd, niet eerder onderzocht? Is de minister bereid om dat onderzoek alsnog te doen?
Voorzitter, ik rond af. De Raad van State oordeelde niet mals over het wetsvoorstel. In feite is het wetsvoorstel de dans moonwalking van Michael Jackson. Je beweegt wel, maar je gaat niet vooruit. De PvdA-fractie ziet een wetsvoorstel dat niet de gestelde ambitie bereikt, te weten versterking van de publieke omroep, zodat deze toekomstbestendig is. Misschien moeten we dit wetsvoorstel gewoon zien als een setje incrementele wijzigingen en moeten we op de volgende regering wachten om de omroepen daadwerkelijk de ruimte, het budget en de flexibiliteit te geven om een sterke publieke omroep te zijn. We hopen dat deze minister alvast een aantal zaken kan doen, want het is hard nodig. We zien uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. De heer Van Kesteren.
De heer Ton van Kesteren i (PVV):
Mevrouw Vos, dank u wel voor uw heldere betoog. Mevrouw Vos stelt dat de publieke omroep, een neutrale publieke omroep, de samenleving bij elkaar houdt. Vindt zij dat ook gelet op de onrust in de samenleving? Of vindt zij dat daar ook wel kanttekeningen bij te plaatsen zijn, omdat kritiek vanuit de samenleving vaak richting de publieke omroep gaat?
Mevrouw Vos (PvdA):
Dat is juist zo ontzettend mooi aan ons publieke omroepbestel. Er zijn een heleboel verschillende levensoriëntaties en verschillende soorten omroepen, die die kritiek behandelen en bespreken. Dat debat kunnen wij in Nederland heel goed voeren, juist omdat er zo veel ruimte is voor verschillende stemmen. Daar heb ik het volgens mij in mijn inbreng over gehad. Kijk naar deze Kamer. We hebben inmiddels hoeveel fracties, zestien?
De voorzitter:
Vijftien.
Mevrouw Vos (PvdA):
Vijftien. Dat is heel veel. Als je dat vergelijkt met een tweepartijenstelsel, waar het heel lastig is om je eigen geluid te laten horen, dan denk ik dat we in Nederland zowel in de politiek als met de publieke omroep in onze handjes mogen knijpen vanwege zo veel diversiteit.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Vindt mevrouw Vos dan ook dat het debat over die verschillende meningen en standpunten bij de publieke omroep goed voor het voetlicht wordt gebracht?
Mevrouw Vos (PvdA):
Ja, zeker wel. Ik heb daar in mijn inleiding over gesproken. Soms heb ik weleens commentaar op het uitnodigingsbeleid van de talkshows, waarvan ik denk: ik zou daar graag alleen maar wetenschappers willen hebben, die op basis van methoden, technieken en procedures iets zeggen. Ik vind het soms weleens lastig dat iedereen daar maar wat kan zeggen. Maar aan de andere kant: het is ook goed dat iedereen aan bod kan komen op de nationale tv en op de radio.
De voorzitter:
Meneer Van Kesteren, derde.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Ik heb nog een andere vraag. Mevrouw Vos heeft het ook over een samenwerkingsverband van verschillende omroepen. Zij maakt zich er zorgen over dat bijvoorbeeld bij de VARA in een samenwerkingsovereenkomst met BNN de sociaaldemocratische thema's niet goed aan de orde komen. Kan mevrouw Vos zich ook voorstellen dat de mening heerst dat de andere omroep, BNN, ondersneeuwt bij de VARA?
Mevrouw Vos (PvdA):
Nou, die klacht had ik nog niet gehoord. Zoals u weet, ben ik nogal links. Ik hoor van mijn linkse vrienden in mijn eigen informatiebubbel klachten over het feit dat er geen linkse omroep meer is. Dus ik spreek nu even vanuit mijn eigen perspectief. Maar als die klachten er zijn, zullen ze zeker aan de orde komen. Ik heb ze nog niet gehoord, maar het zal vast. Misschien heeft u ze wel gehoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Pijlman namens de fractie van D66.