Verslag van de vergadering van 7 december 2020 (2020/2021 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.15 uur
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. "Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven. Dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden." Dat schreef Augustinus in de roerige vijfde eeuw na Christus. Vandaag spreken we hier over een omvangrijk pakket Belastingplan. In geheel andere tijden dan die van de kerkvader Augustinus, maar roerig zijn ze wel. De coronacrisis heeft diepe impact op de samenleving en op de overheidsfinanciën. Gevreesd wordt de crisis die zal volgen. En op het terrein van de belastingen, dat vandaag onze aandacht bepaalt, is in het afgelopen jaar veel gebeurd. Ik denk dan met name aan de ervaringen rond het toeslagenstelsel. Het citaat van Augustinus onderstreept voor mij vandaag niet de slechtheid van de tijden maar veel meer het vermogen van mensen, ook van ons samenzijn op deze dag, op deze late winteravond, om het goede te zoeken, om lessen te leren, om betere plannen te maken en uit te voeren. En als we in de afgelopen jaren iets geleerd hebben, dan is het wel dat het belastingstelsel geen technische exercitie is maar ook een uiting van wat voor samenleving we willen zijn en wat voor economie ons land past, of, in de christelijk-sociale leer, hoe wij elkaar dienen.
Het is in dit licht bijzonder positief om te constateren dat onze fiscale debatten tijdens deze kabinetsperiode hebben laten zien dat de steun onder partijen om ons belastingstelsel drastisch te hervormen en te vereenvoudigen, is toegenomen. Dat geldt zeker voor het toeslagensysteem. Het is te ingewikkeld. Het bureaucratisch doenvermogen van veel burgers wordt grondig overschat. Onnodig wordt er overheidsgeld rondgepompt. We zien hoge uitvoeringskosten en misbruikgevoeligheid. En als iedereen dan zou krijgen waar hij of zij recht op heeft, is er veel te accepteren. Maar helaas constateren we dat ook dit nog steeds niet lukt. 15% van de rechthebbenden doet geen beroep op het kindgebonden budget en 10% van de rechthebbenden niet op de zorgtoeslag. Dat gaat om vele honderdduizenden huishoudens. En bij de miljoenen huishoudens die wel toeslagen ontvangen, vinden er bij vele honderdduizenden correcties achteraf plaats, waardoor niet zelden mensen met schuldenproblematiek te maken krijgen. Het was deze week nog in het nieuws: van de 90.000 mensen die jaarlijks in de schulden komen, zijn dat er 40.000 door de toeslagen. Een systeem dat bedoeld is om mensen te helpen, pakt te vaak uit als een moeras dat mensen vastzuigt in plaats van vooruithelpt. De kinderopvangtoeslagaffaire onthult hoe het systeem kan ontsporen.
Gelukkig zijn er een aantal partijen, waaronder de mijne, die over willen gaan tot het geheel afschaffen van het toeslagenstelsel en in plaats daarvan een uitkeerbare heffingskorting per huishouden willen introduceren, in combinatie met een hoger minimumloon, een hogere uitkering en een voor ieder betaalbare kinderopvang. Hoe taxeert de staatssecretaris enerzijds de toegenomen steun voor grondige verandering en anderzijds het toch nog vasthouden van een aantal partijen aan het toeslagenstelsel? Is de Belastingdienst er klaar voor om afscheid te nemen van de toeslagen en het systeem van de voorlopige teruggave uit te breiden met het oog op een uitkeerbare heffingskorting? De weg naar zo'n nieuw stelsel is natuurlijk altijd lastig, maar zeker is dat één heffingskorting en het wat de ChristenUnie betreft schrappen van aftrekposten, het stelsel een stuk eenvoudiger en begrijpelijker maakt. En begrijpelijkheid, dat is ook een kwestie van rechtvaardigheid. Mijn fractie is benieuwd hoe de staatssecretaris deze toegenomen steun beleeft vanuit haar visie op het huidige toeslagensysteem. Verleidt dit haar tot extra stappen in de resterende kabinetsperiode of laat zij dat over aan de kabinetsformatie? Hoe wil zij in dit dossier worden herinnerd?
Voorzitter. Het Belastingplanpakket waar we vandaag over spreken, is misschien wel omvangrijker dan ooit. Dit heeft al vaker tot bezwaren geleid over de kwaliteit van onze parlementaire oordeelsvorming. En terecht, het is veel, en misschien wel te veel. Maar dat niet alleen, ik maak mij met al die nieuwe ambities, voorstellen en plannen ook zorgen over de uitvoerbaarheid en scheefgroei binnen ons fiscale stelsel. De uitvoerbaarheid van fiscale wetgeving is bovendien cruciaal om het nalevingstekort binnen de perken en de belastingmoraal op peil te houden. Ik vraag daarom allereerst of de staatssecretaris de gevaren van deze toenemende scheefgroei en complexiteit op belastingstelselniveau herkent en of de staatssecretaris wil ingaan op de noodzaak van uitvoerbare vereenvoudiging en hoe die zich verhoudt tot het gigantische pakket dat we vandaag bespreken. Hoe zijn we er zeker van dat al deze nieuwe wetten en voorstellen niet weeffouten met zich meebrengen die op hun beurt weer hersteld moeten worden met nieuwe wetten en voorstellen? En wat betekent deze hoeveelheid aan nieuwe wetgeving voor uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst, die sowieso al voor grote uitdagingen staan?
Als we het hebben over nieuwe plannen en wetgeving, dan kunnen we niet om een van die nieuwe loten aan de stam heen: de veelbesproken Baangerelateerde Investeringskorting, beter bekend als BIK. Hoewel er genoeg vragen te stellen zijn over de vormgeving erkent mijn fractie dat het belangrijk is om zowel publiek als privaat te blijven investeren in crisistijd, zeker in het licht van de berichten over de zorgwekkende afname van de bedrijfsinvesteringen in Nederland. Van alle Nederlandse bedrijven zal dit jaar 44% minder investeren dan gepland. Het is goed om te constateren dat dit voorstel inmiddels al zodanig is geamendeerd dat de regeling ook daadwerkelijk meer bij de kleinere ondernemingen terechtkomt. We zien dat de BIK in principe een regeling voor twee jaar is, met die aantekening dat de budgettaire ruimte ook daarna zal worden gebruikt voor een andere maatregel om de werkgeverskosten te verlagen. Kan de staatssecretaris iets prijsgeven over hoe er nu gedacht wordt over de besteding van deze middelen ná 2022? Het CPB gaat er in zijn kersverse MLT van uit dat met dit geld de werkgeverslasten worden verlaagd. Waarom is hier overigens niet gelijk voor gekozen? Voor bijvoorbeeld een lagere WW-premie voor vaste contracten en voor een lagere Aof-premie voor de kleine ondernemingen? Zou dat effectiever zijn dan de BIK?
Voorzitter. Dan de novelle op de BIK. Tenzij collega Vendrik wil interrumperen. Ik zie dat hij dit deel van mijn betoog eerst graag wil horen. Nou, dan doen we dat. We weten dat de staatssecretaris Europese goedkeuring gaat vragen om uit te sluiten dat de BIK wordt gebruikt voor buitenlandse investeringen. Om de BIK toch op korte termijn te kunnen laten starten, komt de staatssecretaris nu met een novelle. Tegelijkertijd wordt eigenlijk aangegeven dat ook zonder Europese toestemming het risico op weglekken niet zo groot is. Toch lijkt het mijn fractie erg onverstandig om deze risico's te downplayen. We moeten koste wat kost voorkomen dat we die miljarden belastinggeld uiteindelijk alleen aan buitenlandse investeringen besteden of dat de BIK "opgegeten" wordt door een paar buitenlandse ondernemingen met een Nederlands filiaal. Kan de staatssecretaris deze zorgen wegnemen? Wat zijn nou precies de consequenties van het later in werking treden van het onderdeel "fiscale eenheid" wat nu als novelle geregeld moet worden? En hoe schat hij zijn kansen in Europa op uiteindelijke goedkeuring in? En op welke termijn?
Voorzitter, dat was de BIK.
De voorzitter:
En dan komt de heer Vendrik.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Zou mevrouw Bikker er wat voor voelen om met de staatssecretaris af te spreken dat deze BIK niet gebruikt mag worden voor fossiele investeringen?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Nou, er wat voor voelen is één, maar of het verstandig is, dat is twee. Er wat voor voelen? Ja, natuurlijk. Ik vind het heel belangrijk dat wij investeren in duurzaamheid en dat wij ook investeren in dingen die geen fossiele verbranding met zich brengen. Want wij weten allemaal dat het CO2-niveau alarmerend hoog is. Tegelijkertijd ligt hier al een regeling waarvan ik denk: wat is het knap dat de Belastingdienst dit in zo'n korte tijd uit de grond kan stampen. En we zouden het qua uitvoering ook wel weer ingewikkelder maken. Dus ik hoor de staatssecretaris er graag over. Ik juich elke kans daartoe binnen de uitvoeringsmogelijkheden natuurlijk toe, maar ik denk ook: dit moet nu in twee jaar van de grond komen. Het is voor nu, het is een crisismaatregel. Ik wil het dus niet vastleggen in beton, en nu ook niet op papier.
De voorzitter:
De heer Vendrik. Dat was 'm?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Volgens mij was mevrouw Bikker nog met een zin bezig.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De voorzitter had me wel goed aangevoeld. De strekking van mijn betoog was helder, denk ik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik begrijp dat ik mevrouw Bikker zo mag beluisteren dat het fijn is als de staatssecretaris daar morgen goed op antwoordt en dat het eigenlijk onwenselijk is dat deze BIK gebruikt wordt voor investeringen die juist worden uitgesloten met het wetsvoorstel CO2-heffing, bijvoorbeeld, en dat allemaal richting duurzaamheid.
De voorzitter:
Kort antwoord.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dan moeten we toch eigenlijk die twee keer 2 miljard niet gaan besteden aan de economie van gisteren. Zo snap ik het wel.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De heer Vendrik heeft het net niet helemaal goed begrepen. Met mijn achternaam moet hij begrijpen dat ik het aanmoedig als de BIK gebruikt wordt, immers: BIK, Bikker, best. Dat is goed voor onze economie. Tegelijkertijd roep ik de staatssecretaris wel op om, als het mogelijk is, bij te dragen aan vermindering van de fossiele verbranding. Dat zien we ook in de industrie. Daar sta ik absoluut achter, maar ik wil niet de BIK verder compliceren. Ik wil wel dat het een crisismaatregel is. Dat is ook de reden waarom ik voor een tijdelijke, korte BIK sta.
De voorzitter:
De heer Vendrik is overtuigd.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, ik denk dat hij dit met mij deelt. Het is bijna uitlokking.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, dat moet u echt niet zeggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb de heer Vendrik niet overtuigd, maar we gaan in vrede uiteen, laten we het zo afspreken.
De voorzitter:
Dan is het nu tijd voor meneer Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Dit zijn nou van die momenten, als ik mevrouw Bikker nu zo hoor praten, waarop je denkt: daar doe ik het dus allemaal voor. Daarvoor zit ik in de politiek. Daar neem ik allemaal ellende voor op de koop toe. Wat ik nu al in allerlei hoedanigheden een aantal jaren bepleit, is: er moet een veel simpeler, veel minder complex belastingstelsel komen. Dat is ook veel beter uitvoerbaar. Stop met de toeslagen. Het klinkt mij allemaal als muziek in de oren. Dus ik ben heel erg blij dat het licht nu ook ingedaald is bij de ChristenUnie. Ik heb het verkiezingsprogramma gezien. Daar kwamen ook heel veel van dit soort elementen in terug. Dus mijn vraag aan mevrouw Bikker is de volgende. Wanneer zag u het licht en dacht u: dit is wat we moeten doen? Wat is de trigger geweest om deze goede plannen te omarmen? Dat zou ik heel graag willen weten, voorzitter.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Daar is natuurlijk lang op gestudeerd in mijn partij, maar de zorg is er al heel lang in mijn partij. Ik kom zo op het draagkrachtbeginsel, bijvoorbeeld. Dat heeft collega Ester de afgelopen jaren telkens weer uitvoerig uitgelegd, ook wat de negatieve gevolgen zijn van het telkens maar weer oppompen van de arbeidskorting en met toeslagen van alles compenseren. Dus het licht was er allang. In adventstijd kan ik zelfs zeggen nog veel langer, maar dat gaat dan weer niet over het belastingstelsel. Ik kan de heer Otten ook nog blijer maken. Ik weet niet of hij huppelend de zaal uit wil, maar het belastingplan van de ChristenUnie is gepresenteerd en de hele uitwerking van het verkiezingsprogramma komt komend weekend. Dus hij gaat nog feestelijke tijden tegemoet.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Mijn weekend kan niet meer stuk, voorzitter.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat is goed om te horen en dat gun ik de heer Otten van harte na deze week.
De voorzitter:
Het is pas maandag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
We zijn nog lang niet bij dat weekend, maar goed, er kan van alles gebeuren.
Voorzitter. Ik kom bij het draagkrachtbeginsel in ons belastingstelsel. Wat mijn fractie belangrijk vindt, is geen geheim, ook niet voor u.
De voorzitter:
Uw tijd loopt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
O ja, krijgen we dat weer. Vorig jaar stond collega Ester daar namens de ChristenUniefractie uitgebreid bij stil. Bij achtereenvolgende kabinetten staat dit beginsel onder druk. Veel faciliteiten in onze inkomstenbelasting hebben niets met draagkracht te maken en verdienen aanpassing. Denk aan de doorwerking van fiscale aftrekposten als de hypotheekrenteaftrek of aan het recht op toeslagen. Dit betekent dat de eigenaar-bewoner twee keer casht in vergelijking met de huurder in de vrije sector. Al jaren stoort mijn fractie zich aan dit soort effecten. Het meest voor het voetlicht daarbij komen de heffingskortingen, die de verschillen tussen de verschillende soorten huishoudens enorm hebben uitvergroot. Weet de staatssecretaris bijvoorbeeld hoe hoog de premie is op scheiden voor een alleenverdienersgezin met twee kinderen? Hoeveel gaat zo'n gezin er fiscaal gezien wel niet op vooruit als ze hun huwelijk ontbinden en ze allebei één kind onder hun hoede nemen? Misschien wil de staatssecretaris eens reflecteren op deze casus en op de grote onderliggende verschillen in onze inkomstenbelasting, waarbij belastingtarieven steeds minder zeggen, maar alle inkomensafhankelijke kortingen en aftrekposten, waaronder de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting, de algemene heffingskorting, ondernemersregelingen en andere aftrekposten steeds bepalender zijn geworden voor de belastingdruk en belastingverschillen, met grote gevolgen voor de draagkracht, zowel op individueel niveau als op het niveau van het huishouden.
We weten dat er nu aandacht is voor dit beginsel bij de totstandkoming van alle belastingplannen en dat er binnenkort zelfs een commissie wordt ingesteld om zich bezig te houden met de toenemende ongelijkheden van ons stelsel. Laat ik duidelijk zijn. De ChristenUniefractie is daar van harte voorstander van. Ik ben verheugd over de keuze voor deze commissie en hoop zeer dat ze gaat bijdragen aan meer leefvormneutrale belastingen. Het draagkrachtbeginsel moet in ere worden hersteld, zowel vanuit het perspectief van het individu als vanuit het perspectief van het gezin. Ik besef natuurlijk dat er twee verschillende perspectieven zijn bij draagkracht en dat er tussen die perspectieven spanningen kunnen bestaan, maar kan de staatssecretaris hier eens reflecteren op de onrechtvaardigheden in het huidige belastingstelsel en in het licht hiervan ook eens ingaan op de keuze in dit Belastingplan om de arbeidskorting verder op te pompen dan de achterliggende jaren al is gebeurd?
Voorzitter. Het is frustrerend dat het deze kabinetsperiode niet gelukt is om een stevige klap te geven op het dossier van de vermogensrendementsheffing. Spaarders ervaren het als zeer onrechtvaardig als het werkelijk rendement dat zij behalen, beduidend afwijkt van het rendement waarvoor ze worden aangeslagen. Tot nu toe is de respons vanuit het kabinet altijd geweest dat werkelijk rendement belasten niet uitvoerbaar is, in tegenstelling tot in vele andere landen. Ook mijn fractie onderkent de nadelen van een vermogensbelasting op basis van werkelijk rendement en de risico's op belastingontwijking daarbij. We debatteren hier al jaren over, maar de voortgang is pover. Vandaag de dag gaan er daarom weer stemmen op om terug te keren naar de aloude vermogensbelasting, die we tot 2001 kenden. Ook de staatssecretaris leek even op dat spoor te zitten. Aan welke concrete vormgeving dacht de staatssecretaris, aan een forse vrijstelling en vervolgens een redelijk vlakke belasting of aan een meer progressieve heffingsstructuur? Waarom zou hij dat willen? Met de huidige veronderstelde fictieve rendementen is er toch de facto een vermogensbelasting? Of is die fictie juridisch echt een steeds groter probleem aan het worden? Hoe dan ook, een meer structurele oplossing dan de voorgestelde stap lijkt voor de hand te liggen. De komende formatie zal het leren.
In afwachting van het betere nemen wij genoegen met het goede. Het kabinet stelt voor het heffingsvrije vermogen te verhogen naar €50.000 voor alleenstaanden en €100.000 voor paren. Dat betekent dat een omvangrijke groep belastingplichtigen helemaal geen box 3-heffing meer betaalt, en dat is goed nieuws. Dat dit echter geen duurzame oplossing is, blijkt al wel uit de zorgwekkende berichten van vorige week over de vaststelling van de rendementen in box 3. De staatssecretaris heeft dat ongetwijfeld ook gelezen. Kan hij hierop ingaan? Zijn er fouten gemaakt en zijn er consequenties voor de uitvoering van dit wetsvoorstel?
De ODE-tarieven van 2021 en 2022 en de CO2-heffing voor de industrie steunen wij. Het zijn noodzakelijke instrumenten om echt voortgang te boeken met het Klimaatakkoord. 2030 moet een CO2-reductie opleveren van 49%. Mijn fractie is zeer bezorgd of we dat wel gaan halen. Beide wetsvoorstellen belichamen de inzet van fiscale instrumenten bij het vergroenen van onze economie en samenleving. Bij de ODE-tarieven is het opmerkelijk hoe grillig het patroon is in tariefstelling tussen groot- en kleinverbruikers. Zit daar een logica achter? Hoe robuust zijn de aannames rond het gebruik van huishoudens? Ligt het niet in de rede dat deze kosten door corona zullen oplopen? Als dit laatste correct is, hoe verhoudt zich dat tot de kabinetsuitspraak dat de energiebelasting voor gezinnen al dit jaar omlaag zal gaan?
Voorzitter. Dit pakket omvat ook de invoering van een CO2-heffing voor de industrie. Het is zonneklaar dat de aarde opwarmt door broeikasgassen en dat de sterke toename van CO2 in de atmosfeer grotendeels veroorzaakt wordt door fossiele brandstoffen. De gevolgen daarvan zijn nu misschien nog te overzien, maar ze worden in rap tempo steeds desastreuzer. Dat plaatst ons voor een spiegel: welke impact heeft ons gedrag, onze leefwijze? Het is goed dat het kabinet niet voor de lijdelijke, afwachtende positie kiest, want met effectieve instrumenten kan hier veel goed werk gedaan worden. De minister heeft eerder uitgebreid betoogd dat dit wetsvoorstel een effectief instrument is om de beoogde reductie bij de industrie te realiseren. Hoe beoordeelt hij de risico's dat bedrijven hun productie verplaatsen of de heffing op de koop toe nemen? Houdt de regering de vinger aan de pols of er inderdaad voldoende prikkels van deze maatregel uitgaan om te investeren in reductie? Hoe sturen we bij als dit niet het geval blijkt te zijn? De fractie van de ChristenUnie is verheugd over de Europese ambitie voor een gezamenlijke reductiedoelstelling van 55%. Daarmee komt er ook op Europees niveau een duurzamer speelveld.
Voorzitter, dan de vliegbelasting. Dat kwam er later bij in mijn tekst. Excuses, het wordt een minuutje extra. Dit is een kleine, maar belangrijke stap in het vergroenen van belastingen en het verduurzamen van de luchtvaartsector. Uiteindelijk moeten de maatschappelijke kosten ook uitgedrukt worden in de prijs van vliegen. Het is ook geen verrassing dat deze belasting wat ons betreft hoger had gekund en gemogen, maar ja. We hebben vaker gepleit voor het alternatief van accijns op kerosine. Ik vraag de staatssecretaris daarom of er in Europa beweging is op het gebied van de kerosinebelasting. We weten dat de consensus steeds breder wordt en dat de staatssecretaris deze vliegbelasting ook als opmaat ziet naar een kerosinebelasting, maar hoe staat het er nu precies mee? Daarnaast zien we dat omwille van het verwachte waterbedeffect over de landsgrenzen de luchtvracht bij nader inzien onbelast blijft. Er is een duidelijk rapport over de economische effecten, maar ik neem aan dat het streven van het kabinet uiteindelijk toch ook is om net als bij het passagiersvervoer de maatschappelijke kosten tot uitdrukking te brengen in de prijs. Kan de staatssecretaris ingaan op zijn afwegingen en zijn verdere vluchtplan?
Voorzitter. Ik kom bij de differentiatie van de overdrachtsbelasting en dat is mijn laatste belangrijke grote punt. De ChristenUniefractie maakt zich namelijk grote zorgen over jonge koopstarters; voor hen is het vinden van een geschikte woning niet te doen. De regering probeert via een vrijstelling van de overdrachtsbelasting jonge starters een steuntje in de rug te geven. Het zet ook beleggers op afstand. Een goede zaak, maar tegelijkertijd liggen ook hier uitvoeringsproblemen op de loer, aangezien de verschillende categorieën lastig zijn te onderscheiden. Waarom niet de overdrachtsbelasting geschrapt voor alle eigenaar-bewoners? Dat had budgettair bijna kunnen worden bekostigd uit de verhoging voor beleggers naar 8%, als ik het goed begrijp. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij toeziet op de problemen in de uitvoering en hoe hij dat blijft monitoren.
Critici van deze regeling wijzen op het prijsopdrijvende effect van de vrijstelling, want starterswoningen worden daardoor eerder duurder dan goedkoper. Hoe weegt de staatssecretaris deze argumentatie? Waarom is tegelijk met deze maatregel de leenruimte voor bijvoorbeeld tweeverdieners niet beperkt? Of beter gezegd, waarom is niet teruggekomen op de voorgenomen uitbreiding van hun leenruimte? Immers, financieringsruimte is bepalend voor de huizenprijsstijging, zoals onlangs DNB weer aantoonde. En bovendien, als tweeverdieners steeds meer kunnen lenen, komen alleenstaanden en alleenverdieners steeds meer op achterstand te staan. En hun achterstand was al groot. Kan hij mijn fractie toezeggen dat de prijseffecten van de regeling op de startersmarkt nauwkeurig zullen worden gemonitord?
Tot slot op dit punt de uitzonderingspositie voor wooncoöperaties. Het is terecht dat wooncoöperaties nu niet onder het 8%-tarief vallen wanneer zij een woning kopen van woningcorporaties. Ik vraag de staatssecretaris of dit exclusief gaat om verkrijgingen van woningcorporaties of dat zij ook vrijgesteld zijn als het gaat om verkrijgingen van woningen van bijvoorbeeld institutionele beleggers. Of zou dat de uitvoerbaarheid in de weg staan?
De voorzitter:
Uw tijd is zojuist verstreken, mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik weet het, voorzitter.
De voorzitter:
Gelijke monniken, gelijke kappen. Het zal u aanspreken.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, maar u gaf net een minuutje extra aan een van mijn collega's.
De voorzitter:
Neenee.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Jawel. Dat heb ik zelf gezien.
De voorzitter:
Dan heeft u dat ... Ik heb iedereen op dezelfde manier ... U kunt dat ook niet zien, want hij stopt namelijk bij nul. Hij telt niet door.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar toen is dat wel gebeurd. Voorzitter, ik heb nog een klein stukje. En u begrijpt: ik ben nieuw op dit terrein en ik wist niet wat het was om tien wetsvoorstellen te doen. Ik zie dat u ervan geniet en dan ga ik het maar snel doen.
Nederland, voorzitter, heeft grote stappen in deze kabinetsperiode gezet in de strijd tegen internationale belastingontwijking, en dat was hard nodig. EU-wetgeving en OESO-richtlijnen hebben hierbij goede diensten bewezen. Daarnaast is het heel mooi om te zien dat er in dit Belastingplan met de doorgevoerde maatregelen vanuit de commissie-Ter Haar verder ingezet wordt op het eerlijker belasten van multinationals. Het is veelzeggend dat dat maar liefst 700 miljoen oplevert. Toch is de inzet kennelijk niet genoeg. Zo zagen wij dat de vier grootste tabaksmultinationals Nederland gebruiken als doorsluisland. Het gaat daarbij om zo'n 7,5 miljard aan dividenden, royalty's en rentebetalingen. De fiscale trukendoos blijkt goed gevuld en we zien dat de tabaksindustrie zelfs garen spint bij de covidpandemie. Dat is wrang, aangezien het kabinetsbeleid stevig inzet op het ontmoedigen van roken. Maar tabaksfabrikanten genieten ondertussen dus wel allerlei fiscale voordelen. De ChristenUniefractie krijgt graag een oordeel van de staatssecretaris over deze kwestie. Waren deze feiten bekend en wat wordt gedaan om deze fiscale routes af te snijden?
Ten slotte, voorzitter. De veelheid van voorstellen in het Belastingplan 2021 zijn veelal goede stappen. Over de fiscale agenda is nog lang niet het laatste woord gezegd. Er komt een boeiend jaar aan, maar ik hoop en verwacht dat we in de discussies die daarover volgen, ons spiegelen aan die wijsheid van Augustinus. "Zoals wij zijn, zo zijn de tijden" is een aanmoediging om het goede te zoeken, in de grote dingen en in de kleine beslissingen. Die wijsheid en die rust wens ik de leden van dit kabinet dan ook toe bij de grote en pittige opgave die zij namens ons allen op zich nemen. En ik zie natuurlijk uit naar de beantwoording.
Dank voor uw genade, voorzitter!
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik zou dit aan de overkant niet proberen. Dan geef ik het woord aan de heer Frentrop, die zal spreken namens de fractie van Forum voor Democratie.