Verslag van de vergadering van 15 december 2020 (2020/2021 nr. 16)
Aanvang: 9.01 uur
Status: gerectificeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 (35570-XVII).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 35570-XVII, Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2021.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Deze minister zien wij niet vaak in deze Kamer, omdat traditioneel het ministerie van Buitenlandse Zaken inclusief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking niet veel wetten produceert. Van het zeer beperkte aantal wetstrajecten van deze minister in deze regeringsperiode heeft er één de Eerste Kamer nog niet bereikt, namelijk het wetsvoorstel over Invest International. Een tweede wetsvoorstel, dat over CETA, wordt niet voor plenaire afhandeling en stemming geagendeerd in deze Kamer. Het laatste kan ik in principe niet deze minister aanrekenen. Een meerderheid in deze Kamer staat de behandeling immers tegen. Maar toch: een zwak resultaat. De dramatisch gewijzigde situatie in de wereld door COVID-19 is aanleiding voor ons om dit jaar met de minister stil te staan bij haar beleid en keuze.
Voorzitter. Het COVID-19-virus discrimineert niet en treft de gehele mensheid. Toch worden sommige mensen veel harder geraakt. Zeker in ontwikkelingslanden en onder arme bevolkingsgroepen is honger als gevolg van de maatregelen tegen COVID-19 dodelijker dan de ziekte zelf. Ook worden coronamaatregelen door overheden misbruikt om meer macht naar zich toe te trekken. In landen waar de gezondheidszorg al voor de pandemie niet goed op orde was, maar waar sprake is van grote armoede en grote groepen mensen die hun hoofd net boven water houden door te werken in de informele sectoren, werken de gevolgen van de pandemie en de wereldwijde economische recessie bijzonder ontwrichtend.
Deze regering heeft tot nu toe haar diepe zakken gebruikt voor steunmaatregelen in Nederland, waarmee veel mensen geholpen zijn in deze moeilijke tijd. Maar als het gaat om steun aan ontwikkelingslanden, heeft de regering ons wel degelijk teleurgesteld. Na politieke spanningen binnen de coalitie was er in de zomer dan eindelijk een akkoord bereikt. Door toekomstige uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking naar voren te halen en door een extra injectie van 350 miljoen, blijft het budget dit jaar en komend jaar nagenoeg gelijk. Van de 1 miljard die de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseerde voor de mondiale bestrijding van coronaeffecten, is feitelijk 150 miljoen over. Dit moeizame compromis zorgt ervoor dat dit en komend jaar de al gecommitteerde gelden voor ontwikkelingsprogramma's grotendeels gehandhaafd blijven, en dat is alles.
Voorzitter. We kunnen niet begrijpen dat deze minister er niet in geslaagd is, in deze wereldwijde crisis meer geld los te krijgen bij de minister van Financiën. Het komt niet eens in de buurt van het geadviseerde extra miljard. Dat het ook anders kan, laat de Duitse regering ons zien met haar extra 3 miljard euro. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Deze zuinigheid is kortzichtig. Vroeg of laat worden wij in Nederland geconfronteerd met de gevolgen van de gestegen armoede en ongelijkheid in de rest van de wereld. Bij de presentatie van het AIV-advies op 11 mei zei Jaap de Hoop Scheffer, de voorzitter van de AIV, dat het voorkomen van een instortend Afrika van groot eigenbelang is voor Nederland en Europa. Het is te verwachten dat meer armoede en ongelijkheid voor meer instabiliteit en conflicten zullen zorgen, met migratiestromen tot gevolg. De klimaatverandering en de gevolgen van te weinig doen zullen dit alleen maar verhevigen. Kan de minister ingaan op de mogelijke gevolgen voor Europa van een door honger, conflict en klimaatverandering instortend buurtcontinent?
Voorzitter. Al in het begin van de pandemie vroeg de secretaris-generaal van de VN, António Guterres, om een globaal staakt-het-vuren. Helaas hebben niet veel conflictpartijen gehoor gegeven aan zijn verzoek. Verschillende denktanks en internationale organisaties waarschuwen voor het toegenomen geweld. Een paper van het European Union Institute for Security Studies over de impact van COVID-19 op conflict dynamics toont met casestudies naar Jemen, Libië, Oekraïne, Sudan en Colombia aan dat overal het geweld in deze conflictgebieden toenam in de maanden na de uitbraak van het virus. Volgens verschillende studies beïnvloedt deze pandemie het verloop van gewelddadige conflicten en leidt ze tot meer dood en verderf. Door conflicten getroffen groepen zijn extra kwetsbaar voor het virus vanwege beperkte steun en zijn vanwege dreiging van geweld of verplaatsing vaak moeilijk te bereiken. Een schrijnend voorbeeld hiervan is het recent geëscaleerde conflict in Ethiopië, waar bijna 1 miljoen burgers hun huizen hebben moeten verlaten en tienduizenden in tijdelijke kampen in Sudan verblijven. De anticovidmaatregelen die de reismogelijkheden beperken, hebben ook impact op het werk en de operaties van humanitaire en hulporganisaties, waardoor getroffen mensen in conflictgebieden en vluchtelingen moeilijk bereikt kunnen worden. Ook waar sprake is geweest van vrede of wapenstilstand, zoals in Oekraïne, worden ze gehinderd door de beperkingen en door verschoven prioriteiten van regeringen. Zogenaamde frozen conflicten, zoals dat in Nagorno-Karabach, veranderden in hevige, bloedige oorlogen. Regering, media en publiek hebben immers een andere prioriteit.
Ook maakt de focus op het bestrijden van het virus overheden kwetsbaar voor aanvallen van gewapende groepen die hier gretig gebruik van maken. Tussen maart en april van dit jaar steeg het aantal gewelddadige aanvallen in bijvoorbeeld de Sub-Sahara met 37%. Autoritaire regimes maken gebruik van de maatregelen om politieke tegenstanders en kritische geluiden te onderdrukken en de macht naar zich toe te trekken. Militairen worden in verschillende landen ingezet tegen de bevolking onder het mom van het handhaven van coronamaatregelen. De economische crisis die veroorzaakt wordt door de maatregelen die worden genomen om het virus onder controle te krijgen, kan tegen 2021 volgens de Wereldbank 150 miljoen mensen extra in een situatie van extreme armoede brengen. Daarnaast zorgt de pandemie voor een nog veel grotere ongelijkheid, zowel binnen als tussen landen. Dit kan leiden tot sterke sociale onrust, wantrouwen jegens autoriteiten, groei van extremistische groepen, uitbarstingen van geweld en grote vluchtelingenbewegingen.
Kortom, voorzitter, er is alle aanleiding om het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zeer aan te scherpen in deze steeds onveiliger wordende wereld. Hoe ziet de minister de ontwikkelingen rondom gewelddadige conflicten wereldwijd in het licht van COVID-19? Onderschrijft de minister de noodzaak van extra aandacht op het gebied van conflictanalyse, -preventie en conflictbemiddeling om de door COVID-19 veroorzaakte instabiliteit niet verder te laten escaleren? Op welke manier wordt hiermee omgegaan in het huidige beleid van deze minister? Is de minister bereid de Kamer een beleidsnotitie te doen toekomen waarin dit onderwerp wordt geanalyseerd en voorzien van beleidsmaatregelen?
Voorzitter. Deze minister is ook verantwoordelijk voor de buitenlandse handel. Als er één ding meteen duidelijk is geworden als gevolg van deze pandemie, dan is het wel de perverse werking van doorgeschoten vrijhandel en eenzijdige ontwikkelingsmodellen die vooral gebaseerd zijn op de oriëntatie op de wereldmarkt. GroenLinks streeft al jaren naar een ander handelssysteem. Een systeem met eerlijke handel in plaats van ongebreidelde vrijhandel. Een systeem met bindende wetten en regels voor bedrijven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen in hele productieketens, in plaats van vrijwillige en vrijblijvende afspraken met de marktsectoren. Een systeem waarin de bescherming van mens en milieu vooropstaat, in plaats van buitenlandse investeringen die te veel ten koste gaan van mens en milieu. Dat de Europese Commissie begonnen is met een strategische review van het handelsbeleid is echt te prijzen, maar de brief die we van de regering hebben ontvangen over haar inzet in deze discussie is ronduit matig en teleurstellend. Daarin wordt ver weg gebleven van de discussie over de grenzen van de wereldhandel en de onwenselijkheid van lange productieketens met enorme afhankelijkheden die bij externe schokken miljoenen mensen raken. Denk aan de textielwerkers, vooral vrouwen, in Bangladesh, Vietnam en Cambodja, die massaal op straat werden gezet aan het begin van deze pandemie.
Voorzitter. We willen heel graag dit fundamentele debat met de minister voeren. De behandeling van CETA zou ons die mogelijkheid moeten geven, ware het niet dat een meerderheid in deze Kamer dat blokkeert. Voor sommige fracties was het gebrek aan toegang voor maatschappelijke organisaties, journalisten en vakbonden tot het geschillenbeslechtingsmechanisme ICS een van de belangrijkste reden om tegen het CETA-verdrag te zijn. Over CETA zelf wordt niet meer onderhandeld. Sterker nog, het handelsgedeelte daarvan is al in werking getreden. In het kader van CETA kan dit dus niet meer gerepareerd worden. De Europese Commissie werkt nu aan een alternatieve route. Eurocommissaris Dombrovskis voor Handel werkt aan een klachtenmechanisme voor alle handelsverdragen. De minister heeft in haar brief van 16 november jongstleden deze Kamer daarover geïnformeerd.
Of met dit initiatief de bezwaren tegen ICS onder CETA kunnen worden weggenomen, is niet het onderwerp van mijn betoog vandaag. We willen wel helderheid hebben over waar we nu staan met dit initiatief. Door een aantal fracties in deze Kamer is de behandeling van CETA afhankelijk gemaakt van dit mechanisme. In de brief van de minister wordt naar mijn mening gedetailleerde informatie gegeven over hoe het mechanisme zou moeten werken en wat de rechtsbasis daarvoor is. De minister sprak ook bij de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer over dit initiatief. Zij betoogde het volgende. Ik quote uit de Handelingen: "Als je het hebt over de toegang tot het nieuwe klachtenmechanisme dat zojuist is gelanceerd, dan gaat het inderdaad over vakbonden, mensenrechtenverdedigers, journalisten, et cetera." Als ik de minister goed begrijp, is het mechanisme dus al gelanceerd. Kan de minister dat bevestigen? Kortom, ik hoop dat de minister hier vandaag duidelijkheid over kan verschaffen. Ik kan mij namelijk heel goed voorstellen dat ook de minister niet kan wachten om het debat over CETA in deze Kamer te voeren.
Een ander thema waarop de minister met deze wetgeving mikt is internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hierover is vorige week nog uitvoerig gesproken aan de overkant. De minister heeft eindelijk erkend dat de lijn van opeenvolgende kabinetten in de afgelopen twintig jaar om bedrijven zich vrijwillig te laten houden aan het maatschappelijk verantwoord ondernemen, OESO-richtlijnen en de Guiding Principles van de VN, niet veel heeft opgeleverd. Vrijwillige afspraken en convenanten betekenden voor de bedrijven in de praktijk vrijblijvendheid. De minister heeft veel lovende woorden uitgesproken. Commissaris Reynders verwacht dat hij snel met Europese wetgeving zal komen op dit onderwerp. Kan de minister aangeven waarop dit instrument gebaseerd is? Kan zij nu al de Nederlandse positie schetsen op basis van de contouren van de verwachte Europese wetgeving? Tot slot. Wil de minister toezeggen dat ook deze Kamer op tijd wordt geïnformeerd, zowel procesmatig als inhoudelijk, over de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen in verband met imvo?
Voorzitter. Ik zie de beantwoording door de minister graag tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. We spreken hier vandaag over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, een begroting die extra lading en urgentie heeft gekregen in deze coronatijd. De ongekende mondiale coronacrisis zet ons opnieuw aan het denken over onze geglobaliseerde wereldeconomie, over hoe de neoliberale globalisering het doel van de VN om armoede uit te bannen bemoeilijkt, maar bijvoorbeeld ook bijdraagt aan het risico van pandemieën. We zijn benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt. Ziet de minister in de coronapandemie ook een aanleiding om de voor- en nadelen van globalisering, en daarmee de vormgeving van onze wereldeconomie, opnieuw te overdenken? Graag een reactie.
Voorzitter. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, gedefinieerd als "minder dan 1,90 dollar per dag te besteden hebbend", zal naar verwachting van de Wereldbank nog meer toenemen. Dit betekent dat ruim 9% van de wereldbevolking in extreme armoede zal leven. Dit na een jarenlange afname, die overigens vooral plaatsvindt ten gevolge van één land, namelijk China. Maar ook voor de coronacrisis verlangzaamde de afname van extreme armoede al door een combinatie van conflicten en klimaatverandering. De coronacrisis doet dat nu omslaan in een stijging, maar de trend was dus al negatief.
Voorzitter. Het coronavirus raakt de armen in de wereld onevenredig hard. Het zou dus zeker geen tijd moeten zijn om op het ontwikkelingssamenwerkingsbudget te bezuinigen, maar dat is wel wat deze regering feitelijk doet, voor het grootste gedeelte via een kasschuif. Volgens mij is deze minister de enige van al haar collega's die in deze tijd moet bezuinigen. De vraag is of zij deze keuze zelf nog verantwoord vindt. Als we nu niet kunnen kiezen voor meer in plaats van minder solidariteit, wanneer dan wel?
Voorzitter. We constateren dat het optimisme over de snelle afname van de extreme armoede van de afgelopen jaren nu ineens weg is. De vraag is of dit eerder wel gerechtvaardigd was. Op de definitie om "extreme armoede" te definiëren als "minder dan 1,90 dollar per dag", waarmee wordt gesuggereerd dat mensen die daar net boven zitten niet meer extreem arm zijn, is terecht veel kritiek. Als we ook maar een iets ruimere definitie nemen, krijgen we een ander perspectief. Zo is het aantal mensen dat minder dan 5,50 dollar per dag heeft te besteden, ongeveer de helft van de wereldbevolking, in al die jaren nauwelijks afgenomen. Wil de minister hier eens op reflecteren?
De voormalige speciale VN-rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten, Philip Alston, schreef bij zijn afscheid de volgende woorden, en daarbij citeer ik uit een stuk in The Guardian: "Het coronavirus heeft enkel de reeds bestaande pandemie van de armoede zichtbaar gemaakt. COVID-19 kwam in een wereld waarin armoede, extreme ongelijkheid en veronachtzaming van het menselijk leven welig tieren en waarin juridisch en economisch beleid ontworpen zijn om rijkdom voor de machtigen te creëren en in stand te houden en niet om de armoede te beëindigen." Wat vindt de minister van deze woorden van de voormalige VN-rapporteur? Deelt zij deze analyse? Ziet ook zij dat veel van het beleid, misschien ondanks de goede bedoelingen, in afzonderlijke landen en internationaal de ongelijkheid en het gebrek aan menselijke waardigheid juist ook in stand houdt? Graag een reactie.
Voorzitter. Voor de SP-fractie begint het bestrijden van ongelijkheid en armoede en het bevorderen van mondiale ontwikkeling op basis van een breed welvaartsbegrip met de erkenning dat onderontwikkeling structureel is, gelegen in de structuren van onze kapitalistische wereldeconomie. Dat de helft van de wereldbevolking nog altijd en ondanks vele jaren van economische groei in grote armoede leeft, is dus ook het gevolg van het rauwe kapitalisme dat wij wereldwijd hebben. Ik weet dat deze minister niet wil buigen voor radicale socialisten. En dat hoeft natuurlijk ook helemaal niet. Maar ik hoop dat zij ook niet wil buigen voor dit rauwe kapitalisme.
Maar het is wel goed om ons te realiseren dat het kapitalisme, dat voor zo veel uitbuiting, ongelijkheid en vernietiging van de leefbaarheid van onze planeet zorgt, geen natuurfenomeen is, maar een systeem dat mede mogelijk wordt gemaakt en in stand wordt gehouden door wetgeving en beleid. Ook Nederland maakt hier helaas deel van uit.
Dat brengt mij bij een andere portefeuille van de minister. Ondanks de huidige crisis blijft deze minister geloven in de wonderen van vrijhandel in plaats van in eerlijke handel. De regering staat voor een agenda van alsmaar meer vrijhandel en ruimer baan aan grensoverschrijdende investeerders en aan multinationals die daarmee hun gang kunnen gaan, ook als die in de fossiele industrie zitten, verantwoordelijk zijn voor de vernietiging van het leefmilieu van hele groepen mensen en voor de snelle opwarming van de aarde. Maar deze minister ziet dat niet, of wil dat niet zien. Zij heeft in de krant gezegd dat zij alleen maar bedrijven ziet die verantwoordelijk willen zijn. Misschien willen die dat wel zijn, maar ze zijn het niet in de praktijk. Ik neem aan dat de regering ook bekend is met de geschiedenis met Shell in Ogoniland in Nigeria, waarover onlangs ook nog een gerechtelijke uitspraak is gedaan. En welk rol heeft de Nederlandse overheid hierin gehad?
Voorzitter. De nauwe banden tussen Nederlandse ambassades en multinationals zoals Shell, met name in landen met multinationals werkzaam in de fossiele industrie, zijn deze fractie al jaren een doorn in het oog. Maar de minister wil hier geen onderzoek naar laten doen. Waarom eigenlijk niet, zo vraag ik de minister. Liever wil de regering de private sector nog meer betrekken bij het behalen van de SDG's. Maar hoe ga je dat doen als je ze alleen maar wilt stimuleren om hun verantwoordelijkheid te nemen? Collega Karimi heeft er net al over gesproken dat de regering nu gelukkig erkent dat dat niet altijd voldoende is. Maar we lezen hier nog te weinig over in de stukken van de minister.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Meneer Van Apeldoorn geeft enigszins af op Shell. Het verdient natuurlijk ook geen schoonheidsprijs wat er allemaal is gebeurd in Nigeria. Dat geef ik toe. Hij verwijst ook naar de Nederlandse regering. Maar is het ook niet aan de Nigeriaanse regering om daar eens naar te wijzen? Die laten Shell toch toe op hun grondgebied? En is het niet zo dat al die armoede in Afrika grotendeels wordt veroorzaakt door de corruptie, door de corrupte regimes, die dat allemaal maar toestaan en die hun eigen mensen geen goed leven gunnen?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dit zijn twee vragen. Ik denk dat de verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse regering groot is wat betreft het drama dat in Ogoniland in Nigeria heeft plaatsgevonden, hoe ze heeft samengewerkt met Shell, het heeft toegestaan, het Ogonivolk heeft onderdrukt en mensenrechten op grote schaal heeft geschonden. Dat is evident. Volgens mij moeten we de Nigeriaanse regering daar ook op aanspreken en dat zal ik bij dezen dan ook doen. Alleen spreek ik nu met deze minister, die hier namens deze regering zit en niet namens de Nigeriaanse regering.
Als het gaat om corruptie: de corruptie is groot in Afrika. Overigens geldt dat niet alleen voor Afrika. We zien corruptie in de hele wereld, maar zeker ook onder veel Afrikaanse regimes. Maar dat is volgens mij niet de oorzaak van de mondiale ongelijkheid en van de armoede in Afrika. Het draagt niet bij aan de oplossing ervan, maar zoals ik net al betoogde, zijn de oorzaken daarvan structureler en moet je corruptie ook eerder zien als een symptoom van hetzelfde fenomeen — die structurele ongelijkheid — dan als een oorzaak ervan. Waren die landen niet zo onderontwikkeld geweest, dan waren die regimes ook niet zo corrupt geweest.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zal er niet al te ver op doorgaan, maar ik denk dat we hier een meningsverschil hebben. Ik denk dat corrupte regimes hierin zeker een groot aandeel hebben.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat meningsverschil hebben we, denk ik, zeker.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Ik had het over de verantwoordelijkheid van multinationale ondernemingen en hoe je ze moet stimuleren om hun verantwoordelijkheid te nemen. Maar de vraag is ook hoe je mondiale warenketens kan verduurzamen, zoals deze minister mijns inziens terecht zegt te willen, als je tegelijkertijd inzet op meer vrijhandel en vrij verkeer van investeringen, zonder beperkingen op basis van lonen, arbeidsnormen en milieunormen. Kan de minister dit uitleggen?
Voorzitter. Mijn fractie constateert dat de regering vooral vindt dat multinationals nog ruimer baan moeten krijgen dan ze nu al hebben. Daarom zijn zij en de regering voorstander van handels- en investeringsverdragen, waarin zelfs speciale gerechtshoven voor hen gecreëerd worden, met een speciale rechter, buiten de Nederlandse rechterlijke macht om, die alleen voor hen toegankelijk is. Dat is niet alleen juridisch en grondwettelijk dubieus, maar past ook heel slecht bij de progressieve agenda die deze minister en daarmee de regering zegt voor te staan.
Toch gaan we door op de ingeslagen weg. Nu is de EU weer bezig met het onderhandelen van een investeringsverdrag met China, waarbij ook gesproken wordt over een ISDS-clausule, die de Chinese multinationals in Europa verregaande rechtsbescherming zou geven, waaronder Chinese multinationals ten opzichte van de EU-lidstaten en ten opzichte van bijvoorbeeld de Europese energie- en telecomsector. Vindt de regering dit werkelijk wenselijk? Wil zij werkelijk dat zo'n verdrag er komt?
En dan CETA, voorzitter. Het spijt mijn fractie net als de fractie van GroenLinks zeer dat deze Kamer nog steeds niet besloten heeft tot plenaire behandeling van dat verdrag. Na 274 pagina's aan antwoorden op onze vragen in twee rondes, acht een meerderheid van deze Kamer dit wetsvoorstel nog steeds niet rijp voor behandeling. Men wil eerst de verdere ontwikkeling van het zogenaamd Europees notificatiemechanisme afwachten.
Hierbij wordt het Brusselse meldpunt door sommigen, niet in de laatste plaats door de minister zelf, gepresenteerd als een grote stap vooruit. Alsof hiermee op de een of andere manier een soort van gelijk speelveld wordt gecreëerd tussen bedrijven enerzijds en ngo's, vakbonden en andere belanghebbenden anderzijds. Alsof er dus een soort van compensatie zou zijn voor, of een aanvulling op, het ICS-systeem in CETA, of vergelijkbare clausules in andere en toekomstige investerings- en handelsverdragen. Maar dit mechanisme verandert geen tittel of jota aan ICS zoals dat nu deel uitmaakt van het CETA-verdrag. Kan de minister dit bevestigen? Concreet: kan de minister bevestigen dat het Investment Court System, het speciale hof voor multinationals, gewoon met of zonder Brussels meldpunt onverkort onderdeel blijft uitmaken van CETA en dat het voorziene klachtenmechanisme van de Europese Commissie hier dus de jure noch de facto niets aan verandert? Graag een helder antwoord van de minister.
De heer Backer i (D66):
Ik luister met belangstelling naar collega Van Apeldoorn, zoals altijd. Ik zou hem over CETA een vraag willen stellen. Ik heb altijd de indruk gehad dat hij die 274 vragen niet nodig had, omdat zijn fractie er sowieso tegen was. Zou hij niet desalniettemin met mij de denkoefening willen doen of het feit dat CETA in deze fase is, er misschien aan zou kunnen bijdragen dat de minister in Brussel een aantal vragen kan stellen die ze nu gesteld heeft en die tot een zeker succes geleid hebben ten aanzien van die notificatieprocedure?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank aan de heer Backer voor deze vraag. In de eerste plaats: hadden wij die 274 pagina's nodig, want wisten wij niet al van tevoren dat wij tegen dit verdrag waren? Ik denk dat voor de heer Backer ook geldt dat de D66-fractie ook al voor de beantwoording van al die vragen tot een bepaalde conclusie was gekomen, op basis van de bestudering van het verdrag. Daar kijkt mijn fractie anders tegen aan dan de fractie van de heer Backer. Is het waar dat het feit dat dit verdrag bij ons en ook in andere landen voorligt ter ratificatie, de minister en de regering de mogelijkheid gegeven heeft om in Brussel een pleidooi te houden voor het klachtenmechanisme? Ja, dat zou best eens kunnen. Maar dat is voor ons geen reden om voor CETA te zijn, want dat is het paard achter de wagen spannen.
Wij vinden dat CETA een enorme verslechtering zou betekenen, vanwege dat Investment Court System. Als je zegt: dat geeft ons de mogelijkheid om er een beetje voor te compenseren via dat klachtenmechanisme, dan draai je de boel om. Ik zal in het vervolg van mijn betoog aantonen dat ik niet overtuigd ben dat het klachtenmechanisme überhaupt een verbetering zou zijn. Maar zelfs als het dat wel was, is dat natuurlijk geen reden om te zeggen: wij gaan hier nu niet CETA behandelen en zeggen wat wij daarvan vinden.
De heer Backer (D66):
Ik incasseer het positieve eerste deel van het antwoord en het tweede deel gaat over het hart van de materie, CETA zelf. Dus ik denk dat we dat moeten bewaren. Dank u wel.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Goed, dank. We komen daar hopelijk zeker nog in dit huis op terug.
Maar — ik hintte daar net al op in de beantwoording van de vraag van collega Backer — het is sowieso maar de vraag of de maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor duurzaamheid of mensenrechten, überhaupt met dit klachtenmechanisme sterker komen te staan tegenover het grote bedrijfsleven. Klopt het, zo vraag ik de minister, dat ngo's, vakbonden of burgers van buiten de EU geen klacht kunnen indienen? Klopt het dat het klachtenmechanisme ook bedrijven nieuwe mogelijkheden geeft om zich te beklagen bij de Europese Commissie, als andere landen hun de toegang tot hun markten ontzeggen of die toegang willen beperken? Klopt het dat het verder aan de Europese Commissie is of en hoe en binnen welk tijdsbestek ze de klachten behandelen? Hoe maakt het dan de EU-handelspolitiek progressiever en meer in overeenstemming met de waarden waar ook deze minister voor zegt te staan?
Als het als zo zou zijn dat het wel een verbetering zou zijn die voor meer evenwicht zorgt, waarom dan tegelijkertijd doorgaan met het afsluiten van nieuwe handelsverdragen met ook weer een ISDS- of een ICS-clausule? Waarom niet stoppen met deze verdragen, waarin dat evenwicht dus totaal zoek is? Waarom dus niet, zeg ik ook tegen de heer Backer, afzien van CETA? Voor het overige sluit ik mij graag aan bij de vragen van collega Karimi als het gaat om de status van dat mechanisme. Is dat klachtenmechanisme er nu al of niet? En zo het er al is, vraagt ook mijn fractie zich af — maar de minister gaat daar niet over — waarop wij nog wachten in deze Kamer.
Voorzitter. Ik rond af. Willen we echt iets doen aan de ongelijkheid en armoede in de wereld en de vernietiging van ons leefmilieu, aan de klimaatcrisis, dan zullen we de grondoorzaken hiervan moeten aanpakken. Noem mij een radicale socialist, maar voor mijn fractie liggen die grondoorzaken in het mondiale kapitalisme zelf. Dat moet je dus niet nog meer ruimte geven met handels- en investeringsverdragen, die de positie van multinationals, van het mobiele kapitaal, nog sterker maken. Je zult juist de machtsstructuren die de rijken rijker maken — in de coronatijd zijn 's wereld miljardairs maar liefst een kwart rijker geworden — en de helft van de wereld in armoede laten leven, moeten doorbreken. Daar heeft, maar dat verrast ook niet, deze regering nog geen begin van een aanvang mee gemaakt.
Ondertussen gaat naar ontwikkelingshulp, die deze structuren sowieso ongemoeid laat, straks nog minder in plaats van meer geld. Voor nu kunnen we weinig anders hopen dan dat een volgend kabinet dit terugdraait. Intussen kijk ik wel uit naar de beantwoording van wat de laatste begrotingsbehandeling van deze minister in dit kabinet zal zijn, al hopen wij natuurlijk wel haar nog voor de verkiezingen terug te zien om over CETA te debatteren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.
De heer Backer i (D66):
Voorzitter, dank u wel. We zijn in deze Kamer over het algemeen terughoudend met het behandelen van afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Ik heb namens de fractie van D66 het woord gevoerd bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik kijk terug op een goed debat met minister Hoekstra. Daarmee zijn eigenlijk ook wel de piketpalen voor het financieel beleid voor het volgend jaar van de rijksbegroting neergezet. We hebben toen ook gesignaleerd dat we in een heel andere situatie waren dan al die jaren daarvoor en dat we met een heleboel voorzienbare en voorspelbare problemen zaten, zoals de brexit — de effecten komen nu snel op ons af — de handelsoorlog met America First en de expansie van China. Maar goed, alles is nu toch wel anders door de coronapandemie. Gisteren is weer besloten tot een bijna algehele lockdown. Dit is dan ook de laatste vergadering van deze Kamer dit jaar, vermoed ik. Het is dan ook een meevaller dat we nog met deze minister kunnen spreken vandaag.
De aantallen van de pandemie, de aantallen infecties, zijn voortdurend opgelopen in de hele wereld. Er zijn meer dan 54 miljoen mensen besmet. Meer dan 1,5 miljoen mensen zijn overleden. In ons eigen land zijn al meer dan 10.000 mensen overleden en dat aantal groeit nog. Terecht werd al door een aantal collega's gezegd dat we hier inkomensondersteunende maatregelen kunnen nemen; massieve maatregelen, waarvoor de fractie het kabinet dankbaar is. Maar er zijn natuurlijk ook landen waar de weerstand tegen deze pandemie veel en veel lager is. Ik ben overigens blij dat we met het nemen van die maatregelen toch ook de horizon buiten Nederland hebben weten te behouden. Ik kom zo nog even over de begroting te spreken.
Voorzitter. Er is sprake van fysieke verzwakking door armoede, door ziekte, door slecht functionerende regeringen, door het ontbreken van infrastructuur en eenvoudige dingen die wij vanzelfsprekend vinden zoals betrouwbaar drinkwater en riool, door het ontbreken van bescherming tegen klimaatverandering. Daar komt dan de pandemie nog bovenop. Van Apeldoorn schetste het ook al heel schrijnend. De economieën, die net een beetje begonnen aan te haken, raken nu nog verder achterop. Kijk naar de financiële analyses. In Nederland hebben we het over een hypotheekrente van 2,8%. In Ghana is die 34%. Dat betekent dus ook dat er geen investeringsgeld is om dingen te doen en dat de achterstand die er al was, nog verder zal oplopen.
Wat betekent dit voor de realisatie van de Sustainable Development Goals van de VN? Wat is onze bijdrage en wat kan onze bijdrage daaraan zijn? Hadden we nog meer kunnen doen als we daarvoor steun hadden gehad in de coalitie? Net werd even dat punt gemaakt.
Voorzitter. Hoe snel situaties zich kunnen wijzigen. In februari was ik voor een programma van het NIMD, het Netherlands Institute for Multiparty Democracy, in Addis Abeba voor een programma over hoe je een verkiezingsprogramma schrijft en hoe je partijen organiseert. Ik kijk even naar de voorzitter, want we hebben daar een gemeenschappelijk verleden in, niet in Ethiopië maar in Nederland. Dat was gericht op de verkiezingen die in augustus zouden plaatsvinden. Wat vond er plaats? Een burgeroorlog. De man die de Nobelprijs voor de vrede had, president Abiy, is een deel van zijn eigen land binnengevallen. Wat is de situatie ter plaatse, vraag ik de minister. Er zijn enorme vluchtelingenstromen. Ik durf niet te vragen naar het vervolg van de democratie-inspanning, want dat lijkt me nu heel ver weg. Wat kan Nederland daar nog in betekenen?
Voorzitter. Geschetst tegen de achtergrond van al deze disrupties, die er natuurlijk ook al waren in het handelsverkeer en nu ook met de pandemie, is de fractie van D66 blij dat de minister in elk geval koers heeft weten te houden en haar begroting op peil heeft weten te houden. Net was er al de nodige kritiek op de internationale handelsstromen. Welk effect heeft de pandemie? Er zijn misschien handelsstromen waarvan de collega's zeggen dat het geen eerlijke handel is. Maar voor een deel is het wel de handel waar een aantal lagelonenlanden, of we dat moreel nu juist vinden of niet, van bestaan. Wat zijn de gevolgen daarvan? Hoe gaat zich dat herstellen als de pandemie onder controle is, en dan op de manier die wij zouden willen? Mevrouw Karimi schetste een aantal schrijnende situaties. Die zijn er natuurlijk ook, maar de andere kant van de medaille is dat de wereldhandel ook voor inkomen zorgt in arme landen.
Voorzitter. Het is toch niet te vermijden: een enkel woord over CETA. Het kwam net al even bij interruptie aan de orde. Ik wil de collega's Karimi en Van Apeldoorn niet teleurstellen door daar geheel over te zwijgen. Het gaat, althans voor mijn fractie, hier niet over de politieke wenselijkheid, maar meer over de vraag wat nu de status is. We hebben op verzoek van een meerderheid van deze Kamer de laatste rapportage gekregen van de minister over de introductie van de notificatie. Welke vervolgstappen ziet zij? Welke rol is er weggelegd voor de samenwerking met de Franse collega? Daar is het initiatief oorspronkelijk immers vandaan gekomen. Ik ben eigenlijk ook wel benieuwd naar de reactie van de Canadese regering. Heel praktisch: wat zijn de laatste ontwikkelingen van de exportvolumes en de waarde ervan naar en van Canada sinds de voorlopige inwerkingtreding?
Voorzitter. Ik zou de minister en het hele kabinet wijsheid willen wensen bij de belangrijke en ingewikkelde beslissingen en de vele dilemma's die er zijn — in de portefeuille van de minister, maar ook gewoon in Nederland. Ik rond maar even af, want ik zie de heer Van Apeldoorn dreigend naderen. Ik weet dat de minister een bijzondere band heeft met de plaats Bethlehem. Ik wens haar een goede kerst met haar familie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Backer. Meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dreigend niet hoor, zeg ik tegen de heer Backer. Ik heb gewoon een informatieve vraag. Waar zou dat klachtenmechanisme volgens de heer Backer goed voor zijn, voor zover hij dat heeft kunnen bestuderen? Waarom zouden we dat nodig hebben?
De heer Backer (D66):
Een van die 274 vragen die zijn langsgekomen, ging over de problematiek van de onvoldoende toegankelijkheid voor maatschappelijke organisaties tot de normale klachtenregeling. Daar was geen loket voor. Er was een andere discussie over de vraag wie er mag deelnemen aan de geschillenbeslechting. Maar dat is een ander punt. Ik ken nog niet alle details, maar ik denk dat er met de notificatie in ieder geval een loket is geopend voor die organisaties die zichzelf op dat punt tekortgedaan voelden. Het opent — dat denk ik, maar dat is een vraag aan de minister — een dialoog met het maatschappelijk middenveld over wat het kan betekenen voor deze en ook toekomstige handelsafspraken. Ik zie het als een kans.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Helder, maar als de heer Backer erkent of ziet dat er een probleem is met onvoldoende toegankelijkheid voor maatschappelijke groepen, ngo's, vakbonden en dergelijke binnen CETA tot het bestaande geschillenmechanisme, erkent hij daarmee dan niet feitelijk dat CETA in dat opzicht tekortschiet, dat het onvolkomen is en dat het klachtenmechanisme dus bedoeld is om dat te corrigeren? Moet ik het zo zien?
De heer Backer (D66):
In de Amerikaanse gerechtszaal heeft het een leading question. Uiteindelijk gaat het om de weging: wat is belangrijk in een handelsverdrag? Het handelsverdrag is zo gesloten door de Europese Commissie, met de zaken die daarbij horen, inclusief de geschillenbeslechting waarover wij het hier hebben. Gaandeweg — ik geloof dat het verdrag tien jaar onderweg is geweest — ontstaan er nieuwe inzichten in hoe je dingen zou kunnen verbeteren. Ik zie dit als een verbetering, maar ik zie het niet als een "in plaats van". Dat is het antwoord op uw vraag.
De voorzitter:
Meneer Van Apeldoorn, derde.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot, voorzitter. De heer Backer en de D66-fractie gaan natuurlijk over hun eigen weging, maar zou je in ieder geval niet kunnen concluderen dat, ook al heeft de D66-fractie misschien andere redenen om toch voor CETA te zijn, het achteraf gezien beter was geweest om het meteen goed te regelen in het CETA-verdrag?
De heer Backer (D66):
Je kunt wel zeggen "achteraf gezien", maar volgens mij moeten we dit debat voeren als het hier aan de orde komt. Ik ben tien jaar in de tijd teruggegaan door te lezen over de oorspronkelijke opzet van het handelsverdrag. Daar is een hele ronde aan voorafgegaan door de Europese Commissie. Daarin ging het om vragen als "hoe zou dat moeten?" en "wat zijn dan wel of niet de wensen?", maar dit is toen eigenlijk heel weinig aan de orde geweest. Je ziet dat ook hier sprake is van voortschrijdend inzicht. Er komen nog nieuwe verdragen, dus wie weet is er nog een optie om dat te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Ik zou heel graag met de heer Backer inhoudelijk over CETA willen debatteren, maar dat lukt ons niet, want het mag niet geagendeerd worden omdat hij blijkbaar nog behoefte heeft aan informatie. We hebben op 16 november een brief van de minister ontvangen. Zij geeft daarin heel duidelijk aan wat dat mechanisme beoogt, hoe dat in z'n werk zal gaan en welke rechtswegen er op basis daarvan zijn, maar de heer Backer heeft nog steeds behoefte aan meer informatie. Zou hij kunnen verduidelijken wat hij exact van de minister verwacht? Dan kunnen we namelijk weer een volgende stap in het proces zetten.
De heer Backer (D66):
Ik zou de vraag eigenlijk toch wel iets willen nuanceren. Het is namelijk niet de heer Backer die daarnaar vraagt. Een meerderheid van fracties in deze Kamer vraagt daarnaar. Collega Koole heeft indertijd het initiatief genomen om te vragen naar de notificatieprocedure. Bij de ontvangst van de brief heeft de meerderheid van de fracties — uw fractie was het daar niet mee eens — gezegd: wij willen graag weten waar dit toe leidt, wat de details zijn, wat de juridisch onderbouwing van dit mechanisme is en wat het uiteindelijk kan gaan bijdragen. Uit mijn hoofd gezegd heeft de minister in die brief ook aangekondigd dat zij met de SER en het maatschappelijk middenveld zou overleggen. Dat zijn ontwikkelingen die wij graag zien en die wij uiteindelijk willen betrekken bij het debat hierover.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mijn probleem of het probleem van de fractie van GroenLinks zit 'm in dat "uiteindelijk". Wanneer is "uiteindelijk"? Op dit moment is het heel helder. Ik kan u aanbevelen om de brief nog eens te lezen. Daarin staat al heel scherp wat de juridische onderbouwing is, hoe het mechanisme tot stand zal komen en hoe het zal gaan werken. Wanneer zijn die vragen voor de heer Backer dan beantwoord? Kan hij daar wat explicieter over zijn? We willen gewoon een moment hebben waarop we dat debat kunnen voeren.
De heer Backer (D66):
Deze interruptie heeft natuurlijk de verdienste dat een debat dat in de commissie gevoerd wordt, ook even openbaar gevoerd wordt. Ik denk dat dat goed is. We moeten alleen uitkijken dat het geen herhaling van zetten wordt, want ook toen is daarover gesproken. Ik was toen een van de collega's die hebben aangegeven dat zij de nadere informatie en de rapportage zouden willen volgen en daar uiteindelijk bij zouden willen betrekken. Het hangt uiteindelijk van de inhoud van de rapportage en de weging van iedere fractie voor zich af of we dan klaar zijn voor een plenair debat, en dan ontmoeten we elkaar weer.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, tot slot.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ja, tot slot. Ik moet concluderen dat de heer Backer geen duidelijk antwoord geeft op de vraag wanneer hij tevreden is over de antwoorden. Ik wacht de antwoorden van de minister af. Ik hoop dat we dan in de tweede termijn een duidelijker antwoord van de heer Backer krijgen op de vraag wanneer het voor hem klaar is.
De heer Backer (D66):
Wie weet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter. Ik val vandaag meteen met de deur in huis. Mijn bijdrage is allereerst een aanklacht tegen de ontwrichtende en zeer onrechtvaardige vrijhandels- en investeringsakkoorden die de minister ook in 2021 gaat verdedigen en bevorderen; de vrijhandelsakkoorden die aantrekkelijk klinken, maar het niet zijn. Deze akkoorden stellen economische groei boven kwetsbare waarden. Ze ondermijnen duurzaamheid, klimaat, dierenwelzijn en rechtsstaten. Wanneer we niet langer kleingeld willen maken van kwetsbare waarden, is de enige manier daarmee te stoppen. Boeren, wetenschappers en milieuactivisten hebben de handen ineengeslagen en verzetten zich steeds heftiger en effectiever tegen handels- en investeringsakkoorden, zoals we zagen bij TTIP, CETA en Mercosur. Ze hebben groot gelijk, want wereldwijde vrijhandel, met name in landbouwproducten als soja voor veevoer, vlees en palmolie, leidt tot grote problemen voor het klimaat en de biodiversiteit en tot aantasting van arbeidsrechten.
De Partij voor de Dieren staat voor een verantwoorde en duurzame handel binnen de draagkracht van de aarde. Handel mag geen doel op zich zijn, maar moet worden ingezet als middel voor welzijn van mens, dier en natuur. Aangevoerd door de fractie van de Partij voor de Dieren keerde een meerderheid van de Tweede Kamer zich tegen het Mercosur-verdrag. Waar de Nederlandse politiek de afgelopen decennia in meerderheid juichte als de EU nieuwe handelsdeals afsloot, was dit nu eindelijk andersom. Een kantelpunt: Nederlanders zijn klaar met oude destructieve economische systemen verpakt als nieuw ideaal. De steun voor vrijhandelsverdragen brokkelt af. Niet alleen in Nederland, maar ook in de rest van de wereld is het verzet tegen deze verdragen de laatste jaren fors toegenomen.
De heer Backer i (D66):
Ik heb in de Handelingen van de Tweede Kamer gelezen dat een motie van collega Ouwehand is aangenomen. Wat ik merkwaardig vind, is dat de motie gaat over een verdrag dat er nog niet is. Hoe ziet mevrouw Teunissen dat?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Zoals we in de memorie van toelichting bij de begroting kunnen lezen, wordt er door Nederland ook actief ingezet op handelsverdragen zoals Mercosur in het verleden en nu ook andere verdragen. Het is natuurlijk heel belangrijk om als parlement ook de inzet van Nederland in die onderhandelingen kenbaar te maken. Daarom is het heel nuttig om van tevoren het signaal af te geven dat ons parlement in ieder geval geen bijdrage wil leveren aan Mercosur.
De heer Backer (D66):
Als we het dan toch over signalen hebben: ik las in een bericht dat de Partij voor de Dieren zich voorbereidt op kabinetsdeelname. Dat vond ik een heel interessante ontwikkeling. Ik zou aan mevrouw Teunissen, die we volgend jaar waarschijnlijk aan de overkant in het parlement zullen zien, willen vragen hoe zij de kabinetsdeelname op het gebied van de handelspolitiek ziet.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dit een zeer vooruitstrevende vraag waarmee volgens mij ver voor de muziek uit wordt gelopen. Nu zijn wij het als Partij voor de Dieren natuurlijk wel gewend om ver voor de muziek uit te lopen, maar in dit geval zou ik dat niet willen doen. Wij hebben niet aangegeven dat wij ons voorbereiden op kabinetsonderhandelingen of deelname aan een kabinet. Wij zeggen dat wij kabinetsdeelname niet uitsluiten. Dat lijkt mij in dit geval een hele goede positie om de verkiezingen mee in te gaan.
De voorzitter:
Mijnheer Backer, de derde.
De heer Backer (D66):
Ik dacht "ik dien een Mercosur-motie in", maar het is te vroeg. Ik hoor het.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voor een Mercosur-motie kan de heer Backer altijd inspiratie opdoen bij mevrouw Ouwehand.
Aangevoerd door de fractie van de Partij voor de Dieren heeft een meerderheid van de Tweede Kamer zich dus afgekeerd van het Mercosur-verdrag. Ik benadruk het nog maar even. De éminence grise van D66, Jan Terlouw, zei bij het 50-jarig bestaan van D66: "We willen potverdorie toch niet geregeerd worden door multinationals." Hij ziet ook met lede ogen aan hoe zijn partijgenoten het oorspronkelijke gedachtegoed van de partij tot kleingeld maken in allesverwoestende vrijhandel.
Voorzitter. De coronacrisis zou een wake-upcall moeten zijn. Ook uit welbegrepen eigenbelang moet de mens oerbossen en regenwouden ongemoeid laten. Economische activiteiten in kwetsbare natuurgebieden leiden ertoe dat de mens steeds meer in aanraking komt met in het wild levende dieren. Hierdoor neemt het risico op het overspringen van virussen en bacteriën van dier naar mens snel toe. Daarmee wordt de kans op het ontstaan van nieuwe pandemieën steeds groter.
Er zijn momenteel vergevorderde onderhandelingen met Indonesië en andere Zuidoost-Aziatische landen en met Zuid-Amerika. Die handelsdeals reduceren die landen tot producenten van goedkoop veevoer en goedkoop vlees voor de Europese markt. Je zou kunnen zeggen: het is kolonialisme in een modern jasje en op hippe sneakers.
Voorzitter. Wat is er duurzaam aan het exporteren van meer kaas naar Canada? Wat is er duurzaam aan Nederlandse kip op de Chinese markt brengen, waar Nederland nu zijn best voor doet, alleen maar omdat in West-Europa de prijs van kip onder druk staat, onder andere door de import van pluimveevlees uit Brazilië, Thailand en niet te vergeten Oekraïne? U weet wel: wij zeiden daar bij referendum nee tegen, maar D66 profileerde zich daarbij niet alleen als antireferendumpartij, maar stak ook geen hand uit om te voorkomen dat de Europese markt overspoeld zou worden door Oekraïense plofkip. Geen Europese pluimveehouder kan daartegen concurreren omdat de regels daar nog minder streng zijn dan in Europa. Wat is hier duurzaam aan? Het is duidelijk dat vrijhandel een doel op zichzelf geworden is.
Zo kom ik op het verdrag waarover het debat in dit huis al maanden wordt uitgesteld en geblokkeerd door de coalitie: CETA. De verdragstekst van CETA bevat geen instrumenten om gemaakte afspraken over duurzame handel en arbeid af te dwingen. Sterker nog, in de tekst staat dat de hoofdstukken over milieu en arbeid zijn uitgesloten van sanctiemechanismen die wel gelden voor de gemaakte handelsafspraken in het verdrag. Hiermee ondermijnt CETA de ambitieuze duurzame agenda die we wel heel hard nodig hebben. Wel verscheen een non-paper van Nederland en Frankrijk over betere afdwinging van milieu-, klimaat- en arbeidsnormen in handelsverdragen. Dit zou kunnen door de handelstarieven weer te verhogen bij niet-naleving van bijvoorbeeld het klimaatakkoord van Parijs, zo konden we lezen. Het is dus een discussiestuk, en geen voorstel of besluit. Ook kwam er een brief naar ons toe van de Europese Commissaris van Handel over het klachtenmechanisme; alles om tegemoet te komen aan het terechte bezwaar tegen handels- en investeringsverdragen dat milieu-, klimaat- en arbeidsnormen zou niet goed geborgd zijn. Maar ook deze brief heeft niet de status van voorstel of besluit. De partijen die aanvankelijk hier in dit huis tegen het verdrag waren, lijken bedwelmd te raken door machinaties rond een mogelijk inlegvelletje, dat de positie van vakbonden en milieuorganisaties in geschillenmechanismen zou moeten versterken. Nu we hier niet goed een debat over kunnen voeren omdat de meerderheid in de Eerste Kamer in afwachting van dit klachtenmechanisme de behandeling van CETA blokkeert, vraag ik de minister of zij inzicht kan geven in de stand van zaken wat betreft dit klachtenmechanisme. Mijn tweede vraag aan de minister is of het klopt dat deze goede voornemens in hun geheel geen effect hebben op het CETA-verdrag, zoals het bij de Eerste Kamer ligt. Dat is inmiddels uitonderhandeld. Graag een reactie.
Voorzitter. De regering wil daarnaast, zo kunnen we lezen in de memorie van toelichting, blijven werken aan modernisering en hervorming van investeringsakkoorden en van investeerder-staat-geschillenbeslechting. De Partij voor de Dieren wil dat de onderhandelingen over verdragen waarin zo'n geschillenmechanisme zit, worden gestopt. Deze bescherming zorgt ervoor dat multinationals extra rechtsbescherming krijgen boven op de normale rechten die ze toch al hebben. Onder dreiging van claims kunnen deze multinationals het beleid van regeringen, waaronder de Nederlandse, actief in hun voordeel beïnvloeden. Dit is met name een grote sta-in-de-weg voor ambitieus klimaatbeleid en tast de democratische rechtsstaat aan. De Partij voor de Dieren is voorstander van een handelsbeleid dat ten dienste staat van het klimaat, biodiversiteit, de volksgezondheid, mensen- en dierenrechten en regionale landbouw, en niet aan de kortetermijnbelangen van multinationals en de agro-industrie. Mijn vraag aan de minister is waarom zij blijft inzetten op de geschillenmechanismen, terwijl deze de ontwikkeling en het functioneren van rechtsstaten wereldwijd ondermijnen.
Voorzitter. Dan over klimaat en ontbossing. Het kabinet heeft een prachtig trucje bedacht dat steeds vaker wordt toegepast, zo viel ons op, ook in de begroting. Doelstellingen op het gebied van klimaat en ontbossing worden gehaald, maar vervolgens wordt gepleit voor meer ambitieuze doelen om toch groen over te komen. Dit gebeurt over de hele wereld, zo blijkt vijf jaar na het Akkoord van Parijs. Om klimaatactiviste Greta Thunberg te citeren: "Er worden hypothetische doelen gesteld en er worden grote uitspraken gedaan, maar als het gaat om de onmiddellijke actie die we nodig hebben, zijn we nog steeds in een staat van volledige ontkenning." Zo staat er in de begroting: "Uitvoering van de Overeenkomst van Parijs en verhoging van het ambitieniveau blijven kernelementen van het internationale klimaatbeleid dat het kabinet actief uitdraagt." Als het gaat om ontbossing staat er: "Ook wordt de politieke dialoog met productielanden voortgezet, om zo ambities voor ontbossingsvrije productie en minimumlonen te verhogen."
Voorzitter. Wereldwijd is Nederland volgens de Food and Agriculture Organization van de VN de vierde importeur van sojabonen, die vooral gebruikt worden voor veevoer. Nederland importeerde vorig jaar 761 miljoen euro aan veevoer, dat met name was bedoeld voor de Nederlandse varkenshouderij. Dat was de grootste handelsstroom vanuit Brazilië naar Nederland. Nederland heeft daarmee een belangrijk aandeel in het vernietigen van het regenwoud. Het afgelopen jaar werd in Brazilië een gebied ter grootte van drie keer het bosareaal in Nederland in brand gestoken voor de landbouw. Het is bijna niet te bevatten om hoeveel bomen dat gaat en hoeveel dieren daarbij hun thuis verloren hebben. Hoe gaat de minister, in het kader van onmiddellijke actie, uitsluiten dat soja voor Nederlands veevoer bijdraagt aan de verdere ontbossing van de Amazone en verdere toename van de pandemische dreigingen die daaruit voortvloeien? Een vraag die daarop aansluit: hoe rijmt het kabinet zijn internationale inzet op meer bos aanplanten om de klimaatcrisis te bestrijden met de subsidies die het kabinet verleent aan biomassa? Daardoor wordt het kappen van oerbossen in Estland aangemoedigd. Het is toch duidelijk dat het groenste kabinet ooit op deze wijze lak heeft aan oude en waardevolle ecosystemen?
Voorzitter. Dan mijn laatste punt, dat gaat over de Oeigoeren. Het kabinet stelt in de memorie van toelichting: "Nederland streeft ernaar dat de productie van goederen en diensten wereldwijd op een duurzame en verantwoorde manier plaatsvindt. Daarbij ziet het kabinet een rol voor de private sector, overheden en maatschappelijke organisaties. COVID-19 biedt een kans om zwakte in de systemen aan te pakken en waardeketens duurzaam en verantwoord opnieuw in te richten." De minister wil dus waardeketens herinrichten op een duurzame en verantwoorde manier. Zo kom ik op de situatie van de Oeigoeren in China. Honderdduizenden Oeigoeren zitten vast in heropvoedingskampen, concentratiekampen eigenlijk, en moeten onder mensonterende omstandigheden dwangarbeid verrichten op katoenplantages en spinnerijen. Zelfs hun hoofdhaar wordt ze afgenomen om te worden geëxporteerd naar Europa en de Verenigde Staten. Een pure misdaad tegen de menselijkheid. Mensenrechtenorganisaties trekken al jaren aan de bel. Oeigoeren worden opgesloten, gefolterd en gehersenspoeld. Ontsnappen is onmogelijk, want overal hangen camera's. De katoen die door deze moderne tot slaaf gemaakten wordt geproduceerd, wordt afgenomen door grote merken als Adidas, Tommy Hilfiger en Zara en vervolgens verkocht in kledingwinkels wereldwijd. Een coalitie van 180 ngo's stelt dat vrijwel alle moderne modemerken verbonden zijn aan deze dwangarbeid. Toch weigerde de minister om twee moties van de Tweede Kamer te omarmen die de import van kleding van Oeigoeren zou tegengaan en de Nederlandse kleding- en textielbedrijven zou aansporen om uit Xinjiang te vertrekken. Volgens haar zou dat de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf zijn. Ik zou daar vandaag graag nog een keer duidelijkheid over krijgen. Het kabinet kan het zich niet veroorloven een grote groep dwangarbeiders in het buitenland de rug toe te keren, waarmee het kabinet het ook de Nederlandse consument onmogelijk maakt om zeker te weten dat zij geen producten kopen waar bloed aan kleeft. Kan de minister vertellen op basis van welke regels zij wél kan en wil ingrijpen? En als er geen geschikte wetgeving of geschikt beleid voor is, kan zij daar dan wel op aansturen? Zo niet, hoe gaat ze dan, zoals werd gesteld in de memorie van toelichting, waardeketens herinrichten op een duurzame en verantwoorde manier, zoals met het regeringsbeleid dus wordt beoogd? Graag een reactie.
De Partij voor de Dieren vindt dat bedrijven verplicht moeten worden om mensenrechtenschendingen, milieuvervuiling, dierenwelzijnsaantasting en biodiversiteitsverlies in hun ketens te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Is de minister bereid om bedrijven te verplichten transparantie te bieden over de productie- en handelsketens van hun producten?
Voorzitter, tot slot. De coronacrisis biedt een kans om de gezondheidscrisis, de biodiversiteitscrisis en de klimaatcrisis waar we voor staan, in de kern aan te pakken en in samenhang op te lossen. Economische groei is niet de oplossing, maar het probleem. Nederland kan niet de melkboer en de slager van de wereld zijn. Meer vrijhandel is niet goed voor mensenrechten en klimaat. Dat druist in tegen onze natuur en het gemeenschappelijk belang van alle aardbewoners, waarvan wij, mensen, slechts 0,01% zijn. Teruggaan naar business as usual, zoals door het sluiten van vrijhandelsakkoorden met derde landen, is wat de Partij voor de Dieren betreft geen optie meer. Een maatschappij waarin mensen in harmonie leven met andere soorten, met onze leefomgeving en met elkaar is dat wel.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dan is het woord aan de heer Van Ballekom namens de fractie van de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. Bij de behandeling van dit begrotingshoofdstuk wordt, zoals verwacht, de nadruk vooral gelegd op de omvang van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking, mede vanwege covid, en op het handelsbeleid. Daarbij gaat het om de verhoging van het budget voor de minst ontwikkelde landen en het handelsbeleid met landen als Canada. Laat ik daar enkele opmerkingen over maken.
In de eerste plaats is de beste hulp: handel. Ik ben zes jaar onder andere verantwoordelijk geweest voor de EIB-investeringen in Turkije, sub-Sahara Afrika, de Pacific en het Caribisch gebied. Weinigen onder ons weten het, maar de omvang van de investeringen buiten Europa van de Europese Investeringsbank is vele malen groter dan die van de Wereldbank en alle andere internationale financiële instellingen bij elkaar opgeteld. De EIB is tien keer groter dan de Wereldbank. Waarvan akte.
Ik vind — dat heb ik in sub-Sahara Afrika weleens in een speech verwerkt — de termen "ontwikkelingssamenwerking" en "ontwikkelingshulp" verwerpelijk, koloniaal, belerend en paternalistisch. Voor de goede orde: ik heb het dan niet over de humanitaire hulpverlening na natuurrampen en andere rampspoed, zoals hongersnood. Nederland moet zich dan van zijn beste kant laten zien. Nederlanders zijn daar overigens ook erg gevoelig voor en doneren in dergelijke omstandigheden massaal. Overigens draagt de Nederlandse overheid ook bij aan het werk van organisaties als het World Food Programme, een organisatie van de Verenigde Naties die afgelopen jaar de Nobelprijs voor de Vrede toegekend heeft gekregen.
Handel en hulp liggen in elkaars verlengde. Het louter geven van geld heeft averechtse effecten. Ik kan iedereen die interesse heeft in ontwikkelingssamenwerking aanraden om het boek War Games van Linda Polman, inderdaad een Nederlandse, te lezen. Met andere woorden, de omvang van de begroting is weinig relevant en het percentage van het bnp dat Nederland besteedt aan ontwikkelingssamenwerking, eveneens. Het gaat om de manier waarop het geld wordt ingezet. Aantoonbaar is bewezen dat democratie, good governance, het bestrijden van corruptie en een vrijemarkteconomie bepalend zijn voor de economische groei van die landen en het welbevinden van de bevolking. Het is overigens niet alleen kommer en kwel in sub-Sahara Afrika, want in de landen waar deze uitgangspunten worden nageleefd, gaat het bergop.
Het bevorderen van investeringen in nauwe samenwerking met multilaterale instellingen en het particuliere bedrijfsleven is naar mijn volle overtuiging het enige wat iedereen verder helpt. Meerdere instanties houden het oog op de correcte uitvoering van projecten, de inzet van publiek geld wordt aangevuld met privaat geld en de hefboom is gigantisch. Het is de beste garantie dat de hulp niet verdwijnt richting een bankrekening van een of andere dictator in een onbestemd land.
Omdat ik zo geloof in handel en investeringen, was het een bittere desillusie — dat is dubbelop, voorzitter; dat weet ik — dat de ambtsvoorganger van de minister daar van de ene op de andere dag niet meer in geloofde. Alle door haar en mij getekende MoU's hebben voor haar kennelijk niet veel meer waarde dan een vodje papier. Dat is teleurstellend, zeker omdat de richting van het beleid de goede was.
Bij deze opmerkingen zou ik het willen laten, voorzitter. Zoals u kunt vaststellen, heb ik namens mijn fractie geen specifieke vragen over deze begrotingsstaat. Ik wens de minister prettige dagen toe aan het eind van dit jaar.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct in te gaan op de vragen van de Kamer? Of wenst u een korte schorsing? Dat laatste, en wel vijftien minuten. Dan schors ik tot 10.25 uur.
De vergadering wordt van 10.10 uur tot 10.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Kaag i:
Dank, meneer de voorzitter. Ik wil beginnen met de Kamer te bedanken voor de gestelde vragen, de inbreng en de mogelijkheid om vandaag weer een breder gesprek te voeren over het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Twee jaar geleden, in december 2018, was ik ook hier te gast. Toen sprak ik met de Kamer over de begroting van destijds. Dat was een prettig en constructief gesprek. Het is een genoegen om deze uitwisseling hier dit jaar voort te zetten. Dit zal ook de laatste keer zijn. Hopelijk geeft u mij de gelegenheid om kort toe te lichten wat er allemaal bereikt is.
Mevrouw Karimi zei terecht: Buitenlandse Zaken doet weinig aan wetgeving, maar heel veel aan beleid. De internationale inspanning zet Nederland op de beste manier voort zowel door Defensie, Buitenlandse Zaken en de diplomatie, als vooral natuurlijk ook door handel, ontwikkelingssamenwerking en überhaupt onze internationale inspanningen met bondgenoten. Ik wil graag een korte toelichting geven op een aantal van de gestelde resultaten, die helaas niet vandaag aan de orde zijn gekomen. Daarna zal ik terugkomen in vier blokjes: handelspolitiek, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, de impact van corona, of COVID-19, en het klimaat. Dat zijn de categorieën waaronder ik de gestelde vragen heb georganiseerd.
Het is een eufemisme om te stellen dat er heel veel gebeurd is sinds de laatste keer dat we elkaar hier spraken. Met name door corona zijn bestaande zekerheden nóg onzekerder geworden. Dit jaar alleen al dreigen 115 miljoen mensen terug in armoede te vallen. Dat is een terugval van meer dan twintig jaar inzet op het halen van doelen om mensen juist uit de armoede te trekken. Het totale aantal mensen dat momenteel zichtbaar — dus wat inzichtelijk is gemaakt — in armoede leeft, is gestegen naar meer dan 700 miljoen. Het aantal mensen dat honger lijdt, stijgt sterk, net als het aantal kinderen dat weer niet naar school zal kunnen gaan of aan wie permanent de gelegenheid is ontnomen om überhaupt te leren lezen of schrijven of om iets van zichzelf te maken. Door de huidige crisis zijn jaren van armoedebestrijding ongedaan gemaakt.
Vanuit mijn andere pet zeg ik dat er ook een grijze wolk van onvoorspelbaarheid hangt boven ons bedrijfsleven. Een derde van de banen in Nederland wordt gecreëerd door middel van internationale handel en investeringen. Er is veel welvaart, maar ook Nederlands welzijn, afhankelijk van onze manier van handelen met het buitenland. 2,4 miljoen banen zijn daarvan afhankelijk. En meer dan 180.000 ondernemers handelen over de grens. De brexit komt echt dichtbij, zoals u als geen ander weet. Maar er is ook nog geen detente in de vele handelsspanningen. Dit alles maakt een palet dat zwaar en moeilijk is en soms als een zwaard van Damocles voelt boven dit kabinet, maar met name ook boven de wereldbevolking en de bevolking van Nederland.
Deze onzekerheden vormen de context waarin wij opereren. Daarom geven wij ook dit jaar weer veel aandacht aan de humanitaire noden, die volgens de Verenigde Naties sterk zullen groeien, en we zetten in op constante ondersteuning van de aanpak van onderliggende grondoorzaken. Dit kabinet heeft er bewust voor gekozen om de nadruk te leggen op de lange termijn. Alleen zo is het immers mogelijk om hoop en verandering te realiseren voor diegenen die dat het hardst nodig hebben.
Drie jaar geleden is dit kabinet begonnen met een grote investering in diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking. We doen dat vanuit de overtuiging dat juist die combinatie van hulp en handel werkt. Het is ook de combinatie die voldoet aan de vraag van veel van de landen met welke wij werken en waar wij werken. Daarom hebben we ook stevig ingezet op deze portefeuille. Als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heb ik handen en voeten gegeven aan een beleidsnota met de titel Investeren in perspectief. Die heb ik ook met uw Kamer kunnen bespreken in oktober 2018. Ik ben ervan overtuigd dat deze nota niet alleen de tand des tijds weerstaan heeft, maar ook onder druk van de gebeurtenissen zijn waarde heeft bewezen.
De Nederlandse inzet is een preventieagenda, gericht op het aanpakken van grondoorzaken. Daarmee zijn de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, die wij allen hebben ondertekend als lidstaten, ons kompas. Met die agenda in de hand heb ik natuurlijk samen met mijn collega Stef Blok van Buitenlandse Zaken en alle ambtenaren en de medewerkers van de ambassades, die inzet vormgegeven, overal ter wereld en natuurlijk ook via alle contacten en partnerschappen die we hebben ondersteund. Er wordt hard gewerkt aan het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelen, samen met het Akkoord van Parijs.
De resultaten die we halen, staan er dan ook. We hebben ingezet op onderwijs. Dat is teruggebracht als kabinetsprioriteit, nadat het jarenlang weg was geweest uit de Nederlandse portefeuille. We hebben ingezet op het creëren van banen, trainingen en onderwijs voor jongeren, met name in de regio's die het kabinet had aangewezen als focusregio's. Dit was onderdeel van een bredere verschuiving van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.
Het zwaartepunt van het kabinet was ook verschoven naar een aantal fragiele regio's zoals de Sahel, de Hoorn van Afrika en ook het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het is vanuit dáár dat miljoenen mensen op de vlucht slaan voor armoede, onderdrukking, oorlog, geweld of corrupte regeringen. Het is ook dáár dat Nederland met bescheiden middelen maar een slimme inzet een groot verschil kan maken en wordt gezien als een betrouwbare partner. De bestedingen van Nederland in de focusregio's zijn met een derde toegenomen, omdat we hebben ingezet op selectiviteit en op keuzes, en omdat we prioriteiten hebben aangebracht. Deze inzet zal ook vandaag de dag harder nodig blijken dan ooit tevoren.
Ik wil met name nog twee thema's benoemen die eenieder zal herkennen en die belangrijk zijn vanuit een consistente aanpak vanuit verschillende Nederlandse kabinetten. Dat is natuurlijk de inzet die we overal ter wereld plegen voor het beschermen van de rechten van vrouwen en meisjes, toegang tot onderwijs, maar ook toegang tot gezondheidszorg, inclusief seksuele rechten, de bredere gezondheidszorg en het recht op beschikking over het eigen lichaam, inclusief toegang tot veilige abortus. Conservatieve krachten zetten dit continu onder druk, maar Nederland blijft een bestendige en betrouwbare partner hierin, om vrouwen en meisjes overal ter wereld te helpen hun rechten te realiseren.
Een tweede aspect dat hier vaak het voetlicht niet haalt, maar ontzettend belangrijk is en door de coronacrisis scherper naar voren is gekomen, is toegang tot geestelijke gezondheidszorg. Veel jonge mensen en veel mensen die getroffen zijn door ontheemding of die als vluchteling zichzelf terugvinden in een opvang-in-de-regiosituatie, hebben naast voedsel en een dak boven hun hoofd — wat vaak een doek is — met name behoefte aan toegang tot geestelijke gezondheidszorg. Wij zijn hier als Nederland koploper in geworden. Ook in deze coronacrisis blijkt weer dat dit belangrijk is. Wij zien dat gedurende de coronacrisis ook hier in Nederland: de mens is niet heel zonder de combinatie van inzicht en ondersteuning van het lichaam, maar ook een gezonde geest. Nederland heeft hier internationaal profiel mee opgebouwd. Dit is niet iets wat in Nederland veel aandacht krijgt, maar het zijn de stille successen, de mooie juweeltjes waarmee Nederland zich kenbaar maakt en onderscheidend is. Ondanks beperkte middelen heeft het daardoor een leiderschapsrol genomen.
Wij doen dat natuurlijk ook met onze inzet op klimaat. Nederland is twee jaar lang voorzitter geweest van het Nationally Determined Contributions-partnerschap. Weer niet iets wat de nationale media haalt, maar samen met Costa Rica hebben wij twee jaar lang getrokken aan het helpen van landen door middel van toegang tot expertise, financiële middelen en het bij elkaar brengen van de juiste voorbeelden van hoe klimaatverandering tegen te gaan in de armste landen. Dat heeft Nederland gedaan. Het heeft weinig geld gekost, maar het heeft heel veel opgeleverd in landen als Niger, Ghana en eigenlijk in heel veel landen waar klimaatverandering keihard toeslaat.
Ik noem deze twee alleen maar als specifieke voorbeelden om nog eens onder het voetlicht te brengen hoeveel werk er wordt verricht door de Nederlandse ambtenaren, door onze partners, door Nederlandse maatschappelijke organisaties en natuurlijk ook door onze internationale partners, van de Wereldbank tot de Verenigde Naties. Maar er is méér nodig, en ik denk dat ik uw oproep uit deze Kamer heel goed begrijp. Zo ervaar ik het zelf ook. Wij kunnen wellicht niet alles doen. De middelen zijn ook hier beperkt gebleven, maar onze inzet is scherp, is principieel, is normatief en wij durven keuzes te maken. Er wordt keer op keer naar Nederland gekeken, naar wat wij vinden en naar wat wij doen en dat heeft een enorm positieve invloed, ook op de reputatie van Nederland zelf.
Wij hebben dus ingezet op internationale samenwerking, ook wanneer dit moeilijk is gebleken. De druk op internationale samenwerking neemt nog steeds toe. De economische onzekerheden en de klimaatverandering zullen zich ook in eigen land hard laten voelen. Door het coronavirus is het begrijpelijk dat de blikken wereldwijd momenteel wat minder naar buiten zijn gericht, maar het is belangrijk dat we juist die verbinding tussen binnen en buiten weten vast te blijven houden, omdat we er uiteindelijk alleen maar door het ondersteunen van de zwakste schakel in de keten beter uit voort zullen weten te komen met z'n allen.
In deze zware tijden heeft het kabinet er dus ook voor gekozen om 500 miljoen euro extra te investeren in directe steun voor de allerarmsten. Dit vormt een onderdeel van de visie van het kabinet om te investeren in perspectief. Als wij om ons heen kijken, zien we de noodzaak hiervan helaas bevestigd. Armoede, corona, aanhoudende geo-economische spanningen kennen geen grenzen en zullen ook niet uit zichzelf verdwijnen. Het is in ons belang, ook in het Nederlands belang, en het ligt binnen ons bereik om oplossingen te vinden en juist te investeren in perspectief. Dat is goed voor de wereld en ook goed voor Nederland.
Meneer de voorzitter. Ik ga nu over op de beantwoording van de vragen zoals gesteld. Ik kom op het eerste kopje: handelspolitiek, waaronder ik ook CETA heb gesorteerd. Ik denk dat het goed is om nog even pro memorie te stellen dat Nederland zich inderdaad altijd al inspant om het multilaterale handelssysteem te versterken en te moderniseren, om handel te verduurzamen en om beter weerstand te bieden tegen oneerlijke handelspraktijken.
Een paar voorbeelden. Wij willen een concreet tijdspad voor de afbouw van de ontwikkelingsstatus van China in de Wereldhandelsorganisatie. Veel onderwerpen die geagendeerd staan in de Chinanotitie van dit kabinet zijn werk in uitvoering. Ik noem bijvoorbeeld de oneerlijke concurrentie door staatssubsidie. Er zijn natuurlijk ook andere voorstellen die wij uitwerken. Wij versterken de Chinacapaciteit van de RVO. Bedrijven, decentrale overheden en kennisinstellingen kunnen terecht met vragen over China. We zetten ook in op een eerlijker leenbeleid van de internationale financiële instellingen. Resultaat daarvan is een renteopslag voor leningen aan rijkere middeninkomenslanden zoals China binnen de Wereldbank.
Dit gezegd hebbend is het natuurlijk belangrijk dat wij dit doen vanuit de Europese Unie. Daarom spelen wij een actieve rol bij de herziening van de handelsagenda van de Europese Unie. Een belangrijk voorbeeld hierbij is het Frans-Nederlandse initiatief om handelsverdragen meer toekomstbestendig te maken, met veel meer aandacht voor duurzaamheid en maatschappelijke belangen. De zogeheten non-paper bepleit ook sterk dat verplichtingen die voortvloeien uit het Akkoord van Parijs opgenomen moeten worden als een essentieel element in brede en nieuwe handelsakkoorden. De Europese Commissie heeft dit overgenomen.
Wij doen ook actief mee aan de discussie over de open strategische autonomie. Wij hebben allemaal gemerkt hoe kwetsbaar we waren, hoe afhankelijk de ketens waren van bepaalde bronnen — in dit geval China, maar het had ook India kunnen zijn — als het gaat om medicijnen. De discussie die gestart is en die vormgegeven gaat worden over strategische economie is één van de manieren waarop een weerbare economisch concurrerende Europese Unie vormgegeven kan worden. Maar het open handelssysteem — het eerlijk open handelssysteem, zo zeg ik direct, want dat is het doel — zal niet overboord gezet worden. Er zal gekeken worden of en in welke mate en op welke manier ingrijpen nuttig is.
Voorzitter. Met het aantreden op 20 januari van de nieuwgekozen president Biden in de Verenigde Staten zie ik hier overigens een enorme kans om opnieuw met een belangrijke partner als Amerika te spreken over de kansen om handel anders te organiseren en het Akkoord van Parijs zo centraal te stellen dat afspraken anders ingericht kunnen worden en dat we het land omhoog kunnen trekken, want dat is altijd de inzet van dit kabinet geweest: niet omlaag maar omhoog.
Dan ga ik nu door naar de specifieke vragen die gesteld zijn. Ik dank de heer Van Apeldoorn voor het feit dat ik mij op mijn leeftijd opeens weer student mag voelen. Zie ik aanleiding om de voor- en nadelen van globalisering opnieuw te overdenken? Ik denk dat de voor- en nadelen ...
De heer Backer i (D66):
Ik wou de minister eigenlijk niet stoppen in haar redenering, maar ik vroeg mij iets af. Misschien zijn er collega's in de zaal die dat beter weten, maar wanneer wordt een non-paper een white paper of een green paper of een echt stuk van de Commissie? Is dat het hiermee geworden?
Minister Kaag:
Op de technische beantwoording moet ik wellicht in tweede termijn terugkomen, maar grote delen zijn overgenomen. Tegelijkertijd zijn Frankrijk en Nederland actief bezig om andere lidstaten te belobbyen, te beïnvloeden, om ervoor te zorgen dat er een breed draagvlak is. Op dat moment is de Commissie meestal bereid om de grote delen nog eens te herbevestigen. Maar ik denk dat de coronacrisis, de economische recessie en het belang van groen herstel hun weerklank vinden in de Nederlands-Franse non-paper die wij al in november vorig jaar hebben ingediend. Mijn Franse collega en ik concludeerden namelijk allang dat we zo niet verder kunnen. Als we verder willen met internationale handel — open, eerlijk en op een duurzame manier — dan moeten we zelf het voortouw nemen en niet willen wachten op de Europese Commissie. Het is een politieke opdracht aan ons om de voorbeelden en de ideeën aan te dragen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, minister.
Minister Kaag:
Dank. De voor- en nadelen van globlalisering waren natuurlijk al onderwerp van discussie vóór de coronacrisis. Ik denk dat ze helaas — misschien is het een blessing in disguise — extra scherp duidelijk zijn geworden. We zijn ons uiterst bewust geworden van de verstoringen en de vatbaarheden, maar ook van wat de coronacrisis heeft bewerkstelligd, ook in Nederland, op het gebied van ongelijkheid. Die zagen we tweemaal zo hard terug. Armoede in Nederland en, in nog grotere mate, armoede elders, waar de mensen niets hebben om de dag door te komen. Denk aan de dagloners. De discussie gaat voor mij niet over de vraag voor of tegen de globalisering. Het gaat erom hoe we ons mondiale systeem kunnen inrichten op zo'n manier dat het eerlijk en duurzaam is en er ook verantwoording wordt afgelegd. Dat geldt voor bedrijven, maar natuurlijk ook voor regeringen. Er is een regeringsverantwoordelijkheid. SDG 17 gaat over corruptiebestrijding, belastingheffing, het tegengaan van belastingontwijking of erger. Er zijn allerlei belangrijke pakketten. Het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen wettelijk kaderen, wat ik vorige week met de Tweede Kamer heb besproken, is een belangrijk nationaal onderdeel in de uitvoering daarvan. Verder kijken we naar reshoring. Wat is strategische autonomie? Wat moeten we hier zelf weer gaan produceren? Op welke voorwaarden? Hoe kunnen we tegelijkertijd onze internationale inzet via de private sector maar ook het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank op een dusdanige manier inrichten dat het duurzaamheid en inclusieve groei bevordert?
Als minister voor Handel ben ik zeer betrokken en leid ik veel handelsmissies. Het citaat waaraan u refereert, komt uit een veel breder gesprek waarin ik melding maakte van de vele bedrijven, start-ups en scale-ups, die ik kende en die juist technologie aanbieden om landen te helpen om zowel banen te creëren als de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN op een eerlijke en inclusieve manier te bereiken. Daar gaat dat citaat eigenlijk over.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Het was zeker niet mijn bedoeling om de minister in de rol van student te zetten. We zijn allemaal studenten en we moeten allemaal lessen trekken uit deze coronacrisis en opnieuw nadenken over globalisering en hoe deze vorm te geven. Ik neem aan dat de regering dat ook doet, want regeren is vooruitzien. Daar kwam mijn vraag vandaan. Ik ben wel blij met het antwoord van de minister, in zoverre dat ik blij ben te horen dat ook dit kabinet nadenkt over reshoring, over hoe dat eventueel gestimuleerd kan worden en waarom dat nodig is. Ik wil even terugkomen op iets wat ook met globalisering te maken heeft. Ook wij zijn niet tegen globalisering, maar het gaat om de vraag wat voor globalisering en hoe je die vormgeeft. De minister zei: we houden vast aan een open en eerlijk handelssysteem. Neem het huidige handelssysteem. Ik heb het niet over CETA of specifieke handelsverdragen, maar over bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie. Vanuit het perspectief dat de minister net benoemde — verduurzaming, inclusieve groei, eerlijke handel — gezien: zou er niet het een en ander moeten veranderen aan het huidige handelssysteem, bijvoorbeeld ten aanzien van de Wereldhandelsorganisatie en de regels ervan?
Minister Kaag:
Ik geef u mijn reactie. Iedereen heeft in zijn werkend leven natuurlijk een aantal frustraties, bij elke functie die men mag vervullen. Een ervan is het gebrek aan hervorming, of aan voortgang daarin, van de Wereldhandelsorganisatie. De Wereldhandelsorganisatie zit zelf, maar ook door de lidstaten en dan niet alleen de OECD-lidstaten, vast in een oud stramien. Als we echt duurzaamheid willen bereiken, moet door de Wereldhandelsorganisatie idealiter ook gesteld worden wat de productie-eisen zijn. Nu is dat niet het geval. Ik denk dat dit een enorme barrière gaat vormen als je die duurzaamheidsslag echt wilt maken. Dat moet een politieke insteek zijn. Ik ga er wel van uit dat de mogelijke nieuwe dg daar echt mee aan de slag zal moeten. Ik ga dat gesprek met haar zeker aan. Het is in ieder geval een vrouwelijke leider.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is hartstikke mooi om te horen. Dat is ook het punt waarover ik een vraag wilde stellen. Dat is ook vanuit het perspectief van onze fractie een groot probleem: de Wereldhandelsorganisatie houdt geen rekening met de productiewijze. Als andere landen concurreren door lage lonen, lage milieustandaarden et cetera, dan kunnen wij op grond daarvan geen tarieven instellen en moeten we het gewoon accepteren zoals het is. Dan is er volledige vrijhandel. Daarvan zegt de minister nu ook dat dat eigenlijk anders zou moeten. Geldt dat niet alleen voor milieustandaarden, maar ook voor sociale standaarden, voor arbeidsrechten en dergelijke?
Minister Kaag:
Er is nog geen kabinetspositie, maar dit zeg ik u. Ik heb het al eerder met de Tweede Kamer gewisseld. Ik denk dat het belangrijk is dat we dit structureel herzien. We leven in de 21ste eeuw. We weten hoe groot de structurele armoede is. Via de digitalisering zullen de grote verschillen en de ongelijkheid alleen maar verdubbeld worden. Er zit een gelaagdheid in de uitsluiting van mensen. Het tweede is dat we moeten kijken naar productie-eisen. Bij het komen tot een structurele verduurzaming in de keten hoort wat het kabinet betreft sowieso een kritische blik op wat een eerlijk en leefbaar loon is. Ik heb vorig jaar de Internationale Arbeidsorganisatie gevraagd om een studie op te zetten in zeven verschillende landen om tot een vergelijking te kunnen komen. Vaak wordt immers als argument gebruikt dat het ene land het andere niet is. Daardoor komen we nooit tot iets anders dan een minimumloon. Maar een minimumloon is geen eerlijk en leefbaar loon.
De voorzitter:
Meneer Van Apeldoorn, derde.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vind het in ieder geval een positieve beweging van de kant van het kabinet en van de minister. De minister zei net dat er nog geen kabinetspositie is, dus is het mij nog niet helemaal duidelijk. Als die kabinetspositie er komt, horen wij dat graag. Als de minister het gesprek aangaat met de nieuwe, vrouwelijke directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie, horen we graag wat de inzet daarvan zal zijn. Als de minister kan toezeggen dat dit op papier komt, bijvoorbeeld in een brief aan deze Kamer, dan zou ik haar daar erkentelijk voor zijn.
Minister Kaag:
Ik doe dit graag. Dit is ook voortdurend onderwerp van gesprek met de Tweede Kamer. Met het aantreden van een nieuwe directeur-generaal, mochten er geen wijzigingen optreden in de benoemingsprocedure, gelet op het feit dat de Amerikanen een nieuwe president hebben, zullen dit belangrijke thema's zijn. Ik denk dat dit ook de opdracht aan de nieuwe directeur-generaal wordt: dit zijn de vier à vijf thema's waar kritisch naar gekeken moet worden en waarvoor een oplossing gezocht moet worden als de Wereldhandelsorganisatie haar werk serieus wil doen en relevant wil blijven. Ik kan de inzet van het kabinet te zijner tijd delen. Hierbij moet natuurlijk wel aangetekend worden dat wij dit allemaal doen via de Europese Commissie, want daar ligt het mandaat.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Kaag:
Dan heb ik een aantal vragen over CETA. Zoals u weet, is het kabinet in afwachting van de inplanning van een datum door deze Kamer, maar ik zal de feitelijke vragen die zijn gesteld, sowieso beantwoorden.
Het klachtenmechanisme is op 16 november jongstleden door de Commissie gelanceerd. Dat is in lijn met de Nederlandse en ook de Franse inzet. Zoals u weet uit mijn brief, heb ik toegezegd om samen met de Sociaal-Economische Raad ook maatschappelijke organisaties zelf te raadplegen. Ik wil hun mening horen over de wijze waarin zij hierin zijn meegenomen, want er is nog een moment van verbetering. Ik bespreek dit mechanisme ook samen met mijn Franse collega langs de lijnen van onze gezamenlijke paper over handel en duurzaamheid, want je kunt die twee dingen niet scheiden. Wij gaan dit dan weer delen met de Europese Commissie. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer informeren.
De Europese Commissie heeft Canada op de hoogte gesteld van dit mechanisme. Het enige wat wij op dit moment weten, is dat Canada kennis heeft genomen van dit mechanisme, maar ik weet natuurlijk ook dat Canada met smart wacht op een vervolg en dat het hoopt dat de ratificatie door de lidstaten zo zal kunnen worden afgerond. Ik denk dat u dat ook weet uit uw gesprekken met de Canadese ambassadeur. Waar het bij het klachtenmechanisme om gaat, is dat de ngo's, de vakbonden, maar ook burgers een vermeende gebrekkige naleving van de duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden kunnen benoemen en daar een vervolg aan kunnen geven. Ik denk dat het kunnen inregelen van deze toegang die via het ICS ontbrak, een belangrijke verbetering is. Dat is onze inschatting van de zijde van het kabinet. Maar de vraag is dan — de heer Van Apeldoorn wees daar ook op — of het iets zal veranderen aan het ICS zelf. Nee, het verandert niets aan de formele status van het ICS. Dat was ook niet de bedoeling van de zijde van de Europese Commissie. Er zijn verschillende mechanismes voor de verschillende doelgroepen. Het ICS biedt burgers en bedrijven rechtsbescherming voor hun investeringen indien ze rechtstreeks geraakt worden door besluiten van een overheid. Het klachtenmechanisme is er voor de bredere naleving van handelsakkoorden en juist om een gebrekkige naleving van de duurzaamheidsbepalingen aan te kaarten. Duurzaamheid moet dan in de brede zin van het woord gezien worden. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook arbeidsrechten en de vrijheid van meningsuiting. Het investeringshoofdstuk maakt ongewijzigd deel uit van de verdragstekst van CETA, los van het klachtenmechanisme van de handelsakkoorden.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Ik kom even terug op dat proces. De minister zegt dat het mechanisme al gelanceerd is. Betekent dit dat maatschappelijke organisaties daar nu al gebruik van kunnen maken?
Minister Kaag:
Dat is een van de vragen die ik aan de commissie heb gesteld. Op dit moment is het op papier gelanceerd. Er is nog een moment om dat gesprek met die maatschappelijke organisaties ook op Europees niveau te organiseren, zodat zij kunnen kijken of dit, in ieder geval op papier, echt voldoet aan de wensen en daar nu direct verbeteringen in kunnen aanbrengen. Dat is ook de inzet die ik heb met mijn Europese collega. Er is een European Dialogue Channel voor maatschappelijke organisaties binnen heel Europa. Wij vinden het belangrijk dat nu alles wordt meegenomen, in plaats van over twee, drie jaar te constateren dat het veel beter had gekund. Er is dus nog een aanloopperiode. In navolging van een aantal van de vragen die zijn gesteld, wil ik deze periode namens het kabinet gebruiken om dit mechanisme zo perfect mogelijk te maken.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Kan de minister een inschatting maken van het tijdpad? Er vinden gesprekken met de SER en met maatschappelijke organisaties plaats. Kan zij een inschatting daarvan maken?
Minister Kaag:
Dat is lastig, ook in verband met de nieuwe coronamaatregelen. Ik heb onlangs een afspraak gemaakt met mevrouw Hamer, met inderdaad de boodschap om er gepaste vaart achter te zetten, maar gepaste vaart en gepaste zorgvuldigheid moeten samengaan. Ik denk dat uw Kamer dat met mij zal delen. Dit is een unieke kans om een belangrijk onderdeel te organiseren. We organiseren hiermee de toegang voor het maatschappelijk middenveld, burgers, lokale ngo's en voor getroffenen in landen die normaal geen toegang zouden hebben. Wellicht is het niet speciaal van het allergrootste belang voor CETA, maar het is wel heel erg belangrijk voor de andere handelsakkoorden, gelet op de geopolitieke omgeving van de landen die betrokken zijn. Zorgvuldigheid is dus gepast. Ik heb nog geen datum. Ik heb toegezegd deze Kamer weer te informeren zodra alles is afgerond. De SER gaat aan de slag met de Nederlandse vakbonden en maatschappelijke organisaties. Er worden gesprekken georganiseerd.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, de derde.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Tot slot. Kan de minister dan een politiek oordeel geven over het feit dat de behandeling van CETA hier in deze Kamer afhankelijk is gemaakt van dit mechanisme dat, zoals u net in uw beantwoording zei, eigenlijk niet direct een relatie heeft met ICS?
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Kaag:
Ik ga geen inschatting maken van de afwegingen van uw Kamer en haar verschillende leden. Ik ben aan de slag gegaan om meer informatie te delen om dit proces nog uit te werken, zoals mij was verzocht. CETA is wel een toetsing. Dat is wel een belangrijk moment. Wellicht zal het ook op Canada van toepassing zijn, maar dit is het moment en het is in eerste instantie aan CETA verbonden. We kunnen die twee dus niet van elkaar loskoppelen.
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Ik wil nog even iets verhelderen. De minister zei dat dit klachtenmechanisme bijdraagt aan de naleving van de duurzaamheidsafspraken in CETA, als ik haar goed begrepen heb. Klopt dat inderdaad? Volgens mij gaat het klachtenmechanisme vooral over het vergroten van de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en vakbonden bij de geschillen die mogelijk onder CETA plaatsvinden, maar is het niet zo dat het deel uitmaakt van de handhavingsstructuur zoals die in het verdrag is opgenomen.
Minister Kaag:
Ik heb het letterlijk voorgelezen. Het gaat over "vermeende gebrekkige naleving van duurzaamheidsafspraken". Daar kun je een geschil over hebben. Die twee staan dus niet los van elkaar.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Als ik het dus goed begrijp, kunnen maatschappelijke organisaties daar extra op wijzen indien er gebrekkig wordt nageleefd. Maar dit klachtenmechanisme zorgt er niet voor dat de naleving in het verdrag zelf anders wordt geregeld. De handhaving wordt dus niet anders geregeld in dit verdrag?
Minister Kaag:
Er wordt nu zo'n specifieke vraag gesteld over naleving dat ik daarvoor terug zou moeten naar het verdrag. Ik heb deze Kamer toegezegd met meer informatie te komen, zodra wij de informatie van de Commissie hebben ontvangen over de uitwerking van de lancering van het klachtenmechanisme. Ik wil hier geen zekerheden geven die ik achteraf zou moeten terugnemen. Het wordt allemaal vervolgd. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik een schriftelijke terugkoppeling zal geven over wat er is gebeurd met de gesprekken met de SER en de gesprekken op Europees niveau. Ik zal zelf ook meer details opvragen bij de Europese Commissie en die zal ik dan met uw Kamer delen. Ik zou het dus graag even daar willen parkeren totdat er een geschikt moment is voor een debat.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, de derde.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hamer hier zo op, omdat ik duidelijk wil krijgen of dit klachtenmechanisme een fundamenteel verschil maakt voor dit verdrag. Ik wil weten of dat op enige manier wijzigt of niet, want als dat niet zo is, dan weerhoudt niets ons als Kamer ervan om hier een debat over CETA te voeren. Ik zou de minister dus willen vragen om binnen een week een brief aan de Kamer te sturen waarin zij heel helder uiteenzet wat de functie is van dit klachtenmechanisme en hoe zich dit verhoudt tot het CETA-verdrag zelf.
Minister Kaag:
Ik denk dat ik daar geen brief over hoef te sturen. Het is zowel de Eerste als de Tweede Kamer allang bekend dat het verdrag niet verandert. Dit is een additioneel mechanisme dat voldoet aan veel vragen, waaronder de vraag van het maatschappelijk middenveld en vakbonden om geschillenbeslechting mogelijk te maken, maar het verdrag, de letter van het verdrag, verandert niet. Dit is dus mijn antwoord. Ik kom t.z.t. nog schriftelijk terug op de uitwerking en de details, zoals ik heb toegezegd, maar het is natuurlijk aan deze Kamer om de eigen agenda te organiseren.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de tijd. Bent u aan het einde van uw eerste blokje, minister?
Minister Kaag:
Ja, bijna.
De voorzitter:
En u heeft er nog drie te gaan?
Minister Kaag:
Ja.
De voorzitter:
Hoeveel tijd denkt u ongeveer nog nodig te hebben?
Minister Kaag:
Ik kan heel snel gaan, mijnheer de voorzitter. Het hangt misschien meer af van de vragen, maar ik denk dat het nu sneller gaat.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Minister Kaag:
De heer Van Apeldoorn vroeg of bedrijven ook nieuwe mogelijkheden hebben om zich te beklagen bij de Europese Commissie wanneer zij handelsbelemmeringen hadden. Het korte antwoord is "nee". Ze hebben al een eigen mogelijkheid onder het Single Entry Point.
De heer Van Apeldoorn vroeg ook of ik het verdrag met China noodzakelijk vind. De onderhandelingen zijn gaande. In de Tweede Kamer, maar ook schriftelijk richting uw Kamer, hebben wij gesteld dat dit kabinet de expliciete oproep aan de Europese Commissie heeft gedaan om kwaliteit en impact van dit mogelijke verdrag te wegen, en dat wij geen haast hebben. Ik moet wel stellen dat Nederland als enige land een paar weken geleden de kwestie van de Oeigoeren expliciet aan de orde heeft gesteld, ook in het kader van dit verdrag, als een belangrijk thema. Ook heeft Nederland gesteld dat mensenrechten onderdeel moeten vormen van een heel belangrijk gesprek. Het kabinet zal niet instemmen met een conceptakkoord waarin op een aantal van de belangrijke thema's geen geloofwaardige toezeggingen zijn gedaan door China richting Europa.
Dan was er nog de vraag van mevrouw Teunissen wat er duurzaam is aan het meer exporteren van kaas naar Canada en wat er duurzaam is aan meer kip exporteren naar China. Ze zei: dit is enkel om de prijs op de EU-markt te drukken, onder andere voor kip uit Oekraïne. Ik weet niet precies of ik de hele onderliggende gedachte van de vraag herken, maar dit kabinet, evenals vorige kabinetten, vindt dat handel nog steeds kan bijdragen aan een optimale allocatie van productiemiddelen wereldwijd. Het is een middel om wereldwijde duurzaamheidsdoelen te halen. Maar, dit gesteld, als duurzaamheid wordt nagestreefd: we kijken naar de keten. Ik verwijs naar het begin van het gesprek dat ik heb gehad met de heer Van Apeldoorn. Het vervoer van producten is niet altijd doorslaggevend voor het bepalen van de CO2-voetafdruk van producten. Het hangt ervan af. Ik herken daarin wél de vraag hoeveel onze CO2-voetafdruk wordt verhoogd in plaats van verlaagd. Er is wat dat betreft een heel brede klimaataanpak nodig.
Er was nog een vraag van de heer Backer: wat zijn de laatste ontwikkelingen van de …
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen wil graag een korte vraag stellen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De minister ging heel voortvarend, waarvoor dank. Dank voor de beantwoording. Ik had nog een vraag over het punt over de Oeigoeren. Het is goed om te horen dat de minister daar inderdaad aandacht aan besteedt als het gaat om het verdrag, maar dat is natuurlijk iets voor de langere termijn. Ik heb in mijn eerste termijn ook heel duidelijk aan de minister gevraagd of zij op dit moment niet meer mogelijkheden heeft, al is het maar om transparantie te geven over de herkomst van producten en de hele productieketen. Kunnen wij op de een of andere manier ervoor zorgen dat productieketens transparanter worden?
Minister Kaag:
Ja, dit komt eigenlijk onder het kopje maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar ik kan deze vraag meteen meenemen. Ik heb een brief gestuurd aan de Tweede Kamer om nogmaals uit te leggen wat het handelingsperspectief van het kabinet is wat betreft China en in het bijzonder de erbarmelijke situatie van de Oeigoeren. Wat het kabinet al wel heeft gedaan, is het voeren van gesprekken via de SER en gesprekken met VNO-NCW. Ik bel zelf altijd elke CEO op als er sprake is van misstanden in hun keten, in hun bedrijf, op hun productieplekken. Dat doen we al jaren. Het tweede is dat we sinds de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer het voorstel wat betreft vrijwillige en bindende maatregelen, de imvo-wetgeving, hebben besproken. Daarin komt natuurlijk ook ketentransparantie, levering en de optie om je terug te trekken aan de orde. Maar het blijft nog steeds een eigenstandige afweging van bedrijven. Dat is de reden waarom het kabinet heeft gezegd: wij delen de intentie van de motie, maar wettelijk heeft het kabinet geen handelingsperspectief om bedrijven te dwingen zich terug te trekken uit China. Het ging namelijk om een terugtrekken uit heel China. Het ligt dus allemaal wat genuanceerder, maar de intentie om een aanpak te bevorderen is heel duidelijk. Dat geldt ook voor transparantie. Daar wordt aan gewerkt in het kader van de nieuwe maatregelen omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen die het kabinet onlangs heeft gepresenteerd aan de Tweede Kamer. Die zijn breed ontvangen en gesteund.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik waardeer alle inspanningen tot nu toe, maar als ik het zo beluister, is er nog steeds een grote mate van vrijwilligheid voor bedrijven om wel of niet te voldoen aan voorwaarden met betrekking tot arbeidsomstandigheden of duurzaamheid, waar wij mee instemmen als overheid. Mijn vraag aan de minister is heel helder: kan zij niet op korte termijn met een wet komen om ervoor te zorgen dat wij transparante handelsketens krijgen? Hebben wij dat handelingsperspectief wel?
Minister Kaag:
Ik verwijs echt naar het hele pakket, de evaluatie van de convenanten, de evaluatie van de opties wat betreft internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de wetgeving die het kabinet van plan is om op Europees niveau te regelen, zo niet punten waarop het kabinet nu al werkt aan de uitvoering van wetgeving op nationaal niveau. Dat is niet een kwestie van even snel. Volgend jaar, tussen februari en midden volgend jaar, hebben we waarschijnlijk al veel meer handen en voeten gegeven aan de ideeën, de suggesties en het kader dat nu al klaarligt en is gepresenteerd door het kabinet. Dit komt voort uit het regeerakkoord. Niemand heeft hier getraineerd. Dit is de eerste keer dat er een voorstel voor een wettelijk kader ligt. Het is ook dankzij Nederland dat er op Europees niveau wordt gekeken naar de uitwerking van een wettelijk kader door Commissaris Reynders. Ik denk dat uw vraag helemaal beantwoord wordt door alles wat onder internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen valt. Het kabinet zal bedrijven alleen niet dwingen zich terug te trekken uit landen. Dat is rechtelijk niet mogelijk. Wat er zal gebeuren, door transparantie, door informatie, door klantbewustwording en natuurlijk door de eigen aandeelhouders, is dat bedrijven dat niet meer doen. Ik ga bijvoorbeeld in gesprek met Tommy Hilfiger in Amsterdam, omdat hun hoofdkantoor hier staat, om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid en onze verwachting conform OESO-richtlijnen nu en de guiding principles van de VN. Er wordt ontzettend veel werk verricht, maar we moeten dit ook zorgvuldig doen en het op een slimme manier doen.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, uw derde vraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is natuurlijk niet voor het eerst dat we het hierover hebben. Ik waardeer dat er nu een wettelijk kader aan zit te komen. Ik wacht daar ook op met veel verwachting. Ik hoop inderdaad dat de inspanningen van het kabinet leiden tot heldere regelgeving en transparantie. Ik heb het zelf niet gehad over het dwingen van Nederlandse bedrijven om te vertrekken uit China. Daar heeft de minister het over. Ik ben in ieder geval blij met het voornemen, maar ik constateer wel dat het erg laat komt. Ik hoop dan ook dat er snel concrete resultaten zijn.
Minister Kaag:
Wij zijn de eersten die met een breed pakket aan maatregelen komen. Daarom is Commissaris Reynders, met wie ik nauw contact heb, blij om dit bijna integraal over te nemen, denk ik. Het is laat voor de wereld, maar we zijn de eersten in Europa, want Frankrijk heeft een hele beperkte due-diligencewetgeving, en Duitsland ook, want daar wordt een bedrijf alleen maar aangepakt met een financiële boete als het meer dan 5.000 werknemers heeft en een financiële waarde van 20 miljoen euro. Dit even als contrast. De motie waaraan mevrouw Teunissen refereerde, is inderdaad ontraden door het kabinet vanwege de oproep om bedrijven te laten vertrekken uit China. Dat was niet mogelijk, maar de intentie van het respect voor mensenrechten en de ketenverantwoordelijkheden delen wij geheel.
Ik denk dat we daardoor al heel veel op het imvo-vlak hebben gezegd. Ik had nog een vraag van de heer Backer over het handelsvolume. Ik zoek hem zo even op in mijn papieren ... bos, dat zich hier opstapelt. Zoals ik heb gezegd weten we in de zomer, tussen februari en de zomer van volgend jaar, hoe ver het is gevorderd met de uitwerking van de wetgeving op Europees niveau wat betreft imvo.
Dan was er een vraag van de heer Van Apeldoorn. Hoe kan je mondiale waardeketens verduurzamen als je tegelijkertijd inzet op vrijhandel zonder beperkingen op loon en arbeidsomstandigheden? Ik denk dat we dat al eerder hebben benoemd, meneer Van Apeldoorn. Het kabinet zet in op het belang van een eerlijk, leefbaar loon en de samenwerking met de ILO, en er is natuurlijk de inzet die we vanuit ontwikkelingssamenwerkingsgelden verrichten via de vele sectoren, zoals de cacaosector, maar ook de textielsector. Er zijn veel nieuwe mogelijkheden. Ik heb ook hoge verwachtingen van de Chief Trade Enforcement Officer van de Europese Commissie, die ook alle misstanden moet aankaarten en navolging moet geven.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Heeft de minister hiermee het imvo-gedeelte afgehandeld?
Minister Kaag:
Nou, ik heb geprobeerd het imvo-kader in sneltreinvaart mee te geven in mijn beantwoording van de vragen van mevrouw Teunissen. Dat leek me coherenter. Ik ga nu over op de vragen die gesteld zijn over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dan wacht ik dat af.
Minister Kaag:
Er was nog een vraag van de heer Van Apeldoorn over imvo. Hij vroeg: hoe houden bedrijven zich er in de praktijk aan en wat is de rol van de Nederlandse overheid? We hebben nu een nieuw pakket op tafel liggen conform de uitwerking van het regeerakkoord, omdat er inderdaad onvoldoende naleving was. De vrijwilligheid bleek ook te vrijblijvend te zijn. We weten tegelijkertijd ook dat veel bedrijven op zoek zijn naar handvatten en kaders om wel het juiste te doen. Daarom denk ik dat het nieuwe imvo-kader, zoals dat is geschetst, hopelijk op een enorme verbetering zal aankoersen. Maar er zit ook een sanctiemechanisme in. Op dit moment kan het wellicht alleen om financiële sancties gaan, maar we kunnen ook in debat met de Kamer denken aan een sterkere strafmaat. Dat hangt af van het uiteindelijke voorstel.
Mevrouw Teunissen stelde een vraag over de transparantie in de ketens. Ik verwijs u naar het nieuwe beleid "Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor het imvo". Daarin wordt dit allemaal uitgewerkt.
De heer Van Apeldoorn vroeg: hoe dragen bedrijven bij aan de SDG's als het allemaal op vrijwilligheid gebaseerd is? Ik wil graag terugverwijzen naar het nieuwe imvo-beleid van het kabinet dat nu wordt uitgewerkt. Het is wel een onderdeel van de bredere kabinetsaanpak, gericht op zowel het verduurzamen van de internationale waardeketens als het behalen van de SDG's. Ik ben zelf continu in gesprek, ook op handelsmissies, met alle bedrijven, sectoren en brancheorganisaties over het belang van het centraal stellen van de SDG's. Maar de vrijwilligheid is niet genoeg, zoals ik zei, want het wordt vaak vrijblijvend, in afwezigheid van een helder kader. Daar werken we nu aan.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ben blij met het laatste wat de minister zegt, namelijk dat vrijwilligheid niet genoeg is. Dat zijn we helemaal met elkaar eens. Ik wil even terugkomen op een ander punt en een vraag die de minister volgens mij nog niet heeft beantwoord. Het is waar dat, ook al zijn een aantal bedrijven van goede wil, er veel bedrijven zijn die zich niet houden aan duurzaamheidseisen en dergelijke en die met hun activiteiten niet bijdragen aan vrede en welvaart. Ik heb het schrijnende voorbeeld genoemd van de activiteiten van een van Nederlands eigen grote bedrijven, Shell, in Nigeria. Ik heb ook de vraag gesteld: wat is daarbij de rol van de Nederlandse ambassades? Het is waar dat deze minister terecht inzet op verduurzaming van mondiale waardeketens, maar is het in het verleden niet ook gebeurd dat Nederlandse ambassades vanuit hun dienstverlening aan Nederlandse bedrijven bepaalde praktijken hebben gefaciliteerd en die vervolgens ook hebben toegedekt, waarvan we nu zeggen: die zijn helemaal niet in overeenstemming met die eisen?
Minister Kaag:
Ik zou hier nog op komen, dus dank daarvoor, dan lopen we daarop vooruit. Het antwoord hierop is hier hetzelfde als in de Tweede Kamer. De kwestie Shell-Nigeria is door de huidige ambassadeur besproken met Shell. Contacten met de Nigeriaanse autoriteiten volgen hierop. Of er strafbare feiten zijn gepleegd in deze casus is uiteindelijk natuurlijk ter beoordeling aan de rechter, maar het is ook een verantwoordelijkheid van ambassades om contacten te leggen en te faciliteren. Dat is onder alle kabinetten het geval geweest. Dat kan zijn van consulair tot introducties. Daarbij geldt natuurlijk dat belangenverstrengeling altijd moet worden voorkomen en dat omkoping moet worden bestreden. Maar het is een kerntaak van ambassades in het buitenland om voor de belangen van alle Nederlandse bedrijven, organisaties en burgers op te komen. U vraagt inderdaad naar de balans voor het behoud van integriteit en om middelen om op te treden waar dat nodig is. Het kabinet — dat is destijds ook benoemd, naar ik meen door minister Blok — ziet geen aanleiding voor een additioneel onderzoek. Ik herken in uw vraag wel een worsteling: als we een progressief klimaatakkoord willen uitvoeren, als we internationaal klimaatactie willen voeren, waar is dan de balans? Maar de kerntaak van ambassades is vertegenwoordiging te allen tijde. Tegelijkertijd is altijd ook onderdeel van de kerntaak het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister zegt dat het een kerntaak is van onze diplomaten om faciliterend op te treden en de belangen van onze bedrijven in het buitenland te dienen. Maar het gaat er natuurlijk wel om wat je faciliteert en wat voor bedrijfsactiviteiten je faciliteert. Als een bedrijf als Shell of andere bedrijven in de fossiele industrie in ontwikkelingslanden zeggen "het is in ons belang om zo veel mogelijk olie hier uit de grond te pompen, ongeacht de consequenties daarvan voor het leefmilieu van de mensen of ongeacht wat het betekent voor mensenrechten et cetera", zou het toch zo moeten zijn dat een ambassade zegt: daar werken we niet aan mee. Als er dan een klokkenluider is die daar aandacht voor vraagt, dan zou dat toch ook de weg omhoog moeten vinden? Is de minister het daarmee eens en is dat in het verleden altijd gebeurd?
Minister Kaag:
Ik denk dat er twee lagen zijn in uw vraag. De ene betreft iets wat we ook vaak terug horen — misschien niet van de heer Van Apeldoorn — namelijk de vraag of je überhaupt nog een fossiele-energiebedrijf moet ondersteunen. Het principe is dan dat Nederlandse ambassades en hun medewerkers alle Nederlandse bedrijven en burgers binnen de kaders van de wet en van wat oorbaar is ondersteunen en faciliteren.
De tweede laag betreft natuurlijk de keuzes. Het staat ambassadepersoneel vrij om veel meer te doen en kansen te zoeken juist voor de bedrijven die hernieuwbare energie willen helpen opstarten. Tegelijkertijd is het niet aan ons om in de weg te gaan staan van de legitieme energieverwachtingen van landen zelf. Het blijft een hele moeilijke, maar het onoorbare, omkoping, onder druk zetten; dat alles kan niet en dat mag niet. Geen enkele overheidsambtenaar zal daarin gesteund worden. Voor het debat intern bij Buitenlandse Zaken is er een normale weg. Dat loopt intern: wat zijn de prioriteiten? Maar de politieke prioriteiten worden gesteld door het kabinet. Het is niet aan de medewerkers, lijkt mij, om dat te voeren. Er is een regeerakkoord en vanuit het regeerakkoord is er ook ondersteuning voor Nederlandse bedrijven in het buitenland.
Ik denk wel dat met de hele energietransitie de kansen zullen verschuiven. Dat merken we ook tijdens de vele handelsmissies. Er is een enorme vraag naar bedrijven, start-ups en scale-ups die juist landen kunnen helpen bij de energietransitie. Ik noem de wind-op-zeeactiviteiten, de zonnepanelen, de toegang tot technologie. Als handelsminister zie ik dat als geen ander. Shell is aanwezig in heel veel landen.
De voorzitter:
U bent inmiddels bij het blokje corona aanbeland, denk ik?
Minister Kaag:
Bijna. Mevrouw Karimi vroeg nog waarom ik zo optimistisch was over Commissaris Reynders. Ik ben optimistisch omdat het politieke tij mee is en omdat veel landen hem nu willen steunen. Hij is voortvarend aan de slag gegaan. De details zullen misschien nog wat lastiger blijken, maar er zit enorm veel politieke drive achter en het past bij de agenda van deze Commissie.
Kan ik toezeggen de Eerste Kamer regelmatig en op tijd te informeren? Ik zal u, net als de Tweede Kamer, begin januari een brief sturen met een inschatting van het tijdpad. Die toezegging heb ik ook aan de Tweede Kamer gedaan.
De heer Backer vroeg naar het handelsvolume. De Wereldhandelsorganisatie voorzag een krimp van de wereldgoederenhandel van 9,2% in 2020, met een stijging nog steeds van 7,2%. Maar eerlijk gezegd wil ik een slag om de arm houden voor wat betreft de nieuwe coronamaatregelen in veel belangrijke economieën.
Dan ga ik door naar het kopje corona. Het zal ons helaas niet verbazen dat de humanitaire noden in 2021 weer enorm zullen groeien. 235 miljoen mensen zullen noodhulp nodig hebben. Dat is op basis van de huidige inschatting. In 2020 was dit aantal 170 miljoen. Natuurlijk worden er nieuwe hongersnoden verwacht in Jemen, Zuid-Sudan en Burkina Faso. Dat heeft alles te maken, zoals al door velen hier is benoemd, met de secundaire effecten van corona. De primaire infectieratio's kennen we niet eens. Veel landen kunnen niet testen of hebben niet het gezondheidssysteem om dat echt te weten. Wat we wel weten, is dat je niet corona hoeft te hebben gehad om er wel door te lijden. Dat is met name door verlies van banen, economie en veiligheid.
We hebben natuurlijk de hele tijd gekeken hoe we de SDG's kunnen blijven bereiken. In alle gesprekken zet het Nederlandse kabinet in op een groen herstel. Internationaal heet dit dan: build back better. De boodschap is: groener en armoedebestrijding. Er is gevraagd naar een vergelijking met Duitsland. Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij het bedrag wel hebben bijgesteld. Er heeft geen bezuiniging plaatsgevonden. Het regeerakkoord is opengebroken en het kabinet heeft eenmalig 500 miljoen euro beschikbaar gesteld om een aanzienlijke extra inspanning te leveren. Zoals in alle andere kabinetsperiodes zijn er afspraken over het bruto nationaal product en het percentage daarvan. Normaal gesproken zou er een bezuiniging zijn geweest, maar er zijn extra middelen naar mijn begroting gegaan. Dit is ongeveer vergelijkbaar met wat Duitsland heeft gedaan, een economie vier keer zo groot als Nederland. Het Verenigd Koninkrijk heeft onlangs gekort. Wij staan best wel trots voorop in Europa. Vind ik dat genoeg? Is het genoeg? Als je kijkt naar de grote noden, de grote risico's en de instabiliteit die zal volgen, dan moet er internationaal nog veel meer gebeuren. Daarom ben ik blij met de inzet van met name de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds. Twee landen zullen ten onder gaan aan de schuldenlast en ook daar levert Nederland een bijdrage.
Er was een vraag van mevrouw Karimi over conflictsensitieve programmering. Het voorkomen van conflicten en stabiliteit zijn centrale onderdelen van mijn beleidsagenda. Die wordt uitgevoerd in het bredere beleid van dit kabinet. Dus wij doen dit al. Een speciale inzet wordt gepleegd op SDG 16: veiligheid en de rechtsorde. Dit wordt eigenlijk op alle terreinen gedaan. Ik zie dus niet de noodzaak in van een nieuwe conflictanalyse. Het is onderdeel van een standaardmanier van werken. Wij trekken wel internationaal op met andere landen om te bespreken hoe die reset internationaal kan plaatsvinden. Nederland zal hopelijk ook toetreden tot de Peacebuilding Commission, de Vredesopbouwcommissie, van de Verenigde Naties. Ook daar kunnen we een speciale inbreng leveren.
Mevrouw Karimi vraagt of ik zou kunnen ingaan op de mogelijke gevolgen voor Europa van een instortend buurcontinent door honger, conflict en klimaatverandering. Ik herken natuurlijk de waarschuwing. Ik herken ook de risico's, maar er is nog geen sprake van een "instortend Afrika". Er is ook sprake van veerkracht. Wij moeten blijven investeren. Dat doen we door hulp en handel, want veel van de landen, zoals de heer Van Ballekom ook aanhaalde, vragen eigenlijk meer om handel. De hulp die wordt geboden, is heel conditioneel, vaak kleinschalig. Wij vinden het ook heel belangrijk, maar het is niet de panacee voor de grote armoedebestrijding die moet plaatsvinden.
De heer Backer vroeg nog naar de situatie in Ethiopië. Ik heb de minister van Financiën gesproken. Minister Blok heeft zijn evenknie gesproken. Wij geven humanitaire hulp via ongemerkte bijdragen. De EU is bijna dagelijks in gesprek met Ethiopië. Ik deel uw zorgen, niet alleen voor het land en de mensen zelf, maar ook voor de stabiliteit en het risico op grotere onveiligheid in de hoorn van Afrika. Het kabinet zit erbovenop. Ethiopië is al jaren een heel belangrijk partnerland voor Nederland.
De heer Van Apeldoorn vroeg of het huidige beleid ongelijkheid juist in stand houdt. Ik denk dat het niet voldoende voortgang kan bieden, maar ik weet niet of de heer Van Apeldoorn Nederlands beleid bedoelde, of de bredere internationale samenwerking. Wij houden ons aan de internationale afspraken. We zetten juist in op de grote impactspelers, de VN, Wereldbank, het IMF, maar ook op maatschappelijke organisaties om op te komen voor kwetsbare groepen, de lhbti-gemeenschap, vrouwen en meisjes. Daarom hebben we gekozen voor onderwijs en gezondheidszorg, maar natuurlijk ook voor hele belangrijke financiële en politieke steun voor het maatschappelijk kader via een nieuw afsprakenpakket. Dat heet Power of Voices en gaat met name om steun voor lokale maatschappelijke organisaties, niet de organisaties uit het noorden, maar de lokale organisaties uit het globale zuiden.
De heer Van Apeldoorn vroeg ook nog naar de definitie van extreme armoede. De grens is arbitrair. Als de grens vijf dollar zou zijn, zou de halve wereldbevolking slachtoffer zijn. Kan ik hierop reflecteren, vroeg hij. Het is inderdaad een arbitraire afspraak. Dat is het altijd al geweest. Je kunt je afvragen of de definitie nu nog zin heeft. Er moet altijd gekeken worden waar mensen van kunnen rondkomen, net als in het kader van een leefbaar loon. Wat zijn de noodzakelijke uitgaven voor een gezin, om kinderen naar school te krijgen en een echt dak boven het hoofd te hebben? Wij kijken inderdaad — dat is denk ik waar u op doelt — naar de multidimensionale aspecten van armoede en de kans om toegang te hebben of te kunnen kopen tot essentiële diensten.
De heer Backer vroeg wat COVID-19 betekent voor de bijdrage aan de realisatie van de SDG's. Ik heb al Building Back Better genoemd. Ik wil deze kans ook echt benutten om de organisaties die met BBB werken alleen maar te laten kijken naar een inclusievere en groenere groei. Inclusief betekent: sociale vangnetten, cash transfers. De heer Van Ballekom heeft hier een aantal malen aan gerefereerd. De Wereldvoedselorganisatie is daar de ultieme expert in, maar ook groener om onze financiële respons en de schuldfinanciering ook te laten vergroenen. In de crisis is dat dus ook een enorm belangrijke, bijna historische, kans.
De voorzitter:
Bent u inmiddels al aan het einde van uw blokje over corona?
Minister Kaag:
Ja.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ben blij met het antwoord van de minister over de definitie van extreme armoede en dat die arbitrair is. Daar wil ik nog even kort op doorgaan. De achtergrond van mijn vraag was dat we de afgelopen jaren veel eufemismen hebben gehoord over de daling van armoede. Dat ging over die extreme armoede. Er werd gezegd: we bannen de armoede uit. Als je het echter iets ruimer definieert, ziet het er dus heel anders uit. De minister zegt nu ook dat we het misschien wat breder moeten trekken, dat we moeten kijken waar een gezin feitelijk van kan leven en dat 2 dollar 90 per dag dan misschien ook nog lang niet genoeg is. Heeft dat geen consequenties voor hoe de internationale gemeenschap ermee moet omgaan en hoe de Wereldbank dit moet definiëren? En bijvoorbeeld ook hoe dat in de SDG's is vastgelegd? Dat kan de minister natuurlijk niet veranderen, dat snap ik, maar zou dat niet een agenda moeten zijn?
Minister Kaag:
Ik denk dat het al in verschillende fora op de agenda staat. U weet ook als geen ander dat het onderhandelen van de SDG's een ultiem complex proces was. Ik was daar zelf ook bij. Ik denk dat niemand, geen enkele lidstaat en laat staan de SGVN, ook voor zijn mogelijke herbenoeming, zin heeft om die SDG's open te gooien. Je kunt wel additionaliteiten inbouwen. Landen kunnen ook koploper worden door te zeggen: dit SDG is met deze indicatoren voor ons de basis, maar we kijken naar verbreding en daarover kunnen we nadenken. Niets is echter gratis, zoals u weet, politiek ook niet.
De voorzitter:
Dan stel ik voor om de minister het blokje klimaat te laten afronden. Dan kijken we daarna of er nog interrupties zijn en dan gaan we naar de tweede termijn.
Minister Kaag:
Zoals u weet was het afgelopen zaterdag precies vijf jaar geleden dat 196 landen in Parijs samenkwamen om het Akkoord van Parijs te tekenen. Daarin is de committering duidelijk vastgelegd. Ik denk dat we bij de COP26 moeten kijken of de ambities niet moeten worden aangescherpt. Ik ben daar zeker voorstander van. We hebben ambitieuzere klimaatdoelstellingen nodig. Dat is al bevestigd door China, Japan, Zuid-Korea en ook het Verenigd Koninkrijk, als gastheer van de COP, en natuurlijk door de EU zelf. Maar we moeten dit met elkaar doen.
In het beleid van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zetten wij ook stappen om de doelen van het Parijsakkoord te halen, of om landen in staat te stellen om de doelen te halen. De vergroening van het financieringsinstrumentarium wordt continu bekeken. Ik bespreek dit ook vaak met mijn collega Hans Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën. We geven geen nieuwe financiële steun meer aan steenkolen en de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland. We hebben sowieso de financiering via het IMF en de Wereldbank stopgezet aan welke bron van fossiele energie dan ook. Wij proberen ons instrumentarium overal te vergroenen.
Er waren een aantal opmerkingen over het tegengaan van ontbossing. Dat is inderdaad ook een onderdeel van de Nederlandse wereldwijde klimaatinzet. Zo heb ik naast een verdubbeling van de financiering voor programma's die ontbossing tegengaan, ook de diplomatieke inzet verstevigd. We moeten natuurlijk ook andere landen zover krijgen. Wij kunnen allemaal mooie programma's opzetten, maar die zijn uiteindelijk kleinschalig als je kijkt naar nationale beleidskeuzes die gemaakt moeten worden. Onlangs hebben Nederland, Frankrijk en een aantal andere landen, waaronder Brazilië, opgeroepen tot het tegengaan van ontbossing en de verduurzaming van de agrarische handelsketens.
Een derde belangrijk voorbeeld is natuurlijk hoe landen uit de crisis komen. Ik heb net al het belang van een groen, inclusief herstel benoemd.
Mevrouw Teunissen vroeg in het bijzonder hoe ik kan uitsluiten dat soja voor Nederlands veevoer bijdraagt aan verdere ontbossing van de Amazone en natuurlijk de pandemische bedreigingen die daar mogelijkerwijs uit voortvloeien. Dat was vraag een. Vraag twee was: hoe rijmt het kabinet het aanplanten van meer bos met subsidies van het kabinet voor biomassa? De soja die in Nederland wordt gebruikt, is duurzaam geproduceerd. Ik denk dat mevrouw Teunissen dat beter weet dan wie dan ook. U heeft het eigenlijk over de doorvoer en die is nog niet helemaal duurzaam, of onvoldoende. Wij zetten ons juist daarvoor in, onder andere via het Amsterdam Declarations Partnership. Er zijn een aantal andere activiteiten die Nederland in het bijzonder met ontwikkelingsgelden uitvoert om dat te bewerkstellingen. Het partnerschap is voor de verdere verduurzaming van import en verbruik in belangrijke Europese importlanden. Wat betreft het aanplanten van bossen en hoe ik dat rijm met subsidies van het kabinet voor biomassa begrijp ik dat uw Kamer in gesprek is met de minister van Economische Zaken. Ik moet hiervoor dus verder naar hem verwijzen.
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef graag het woord aan mevrouw Karimi namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Voorzitter, dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik kom graag terug op een aantal van de antwoorden. Ten eerste is dat het punt van de CETA en het klachtenmechanisme. De minister heeft duidelijk gemaakt dat het klachtenmechanisme eigenlijk niets verandert aan het verdrag. Dat wisten we en dat is nog een keer bevestigd. De minister zei ook dat het klachtenmechanisme niet direct gerelateerd is aan het ICS. Ik was wel teleurgesteld in het antwoord van de minister toen zij in antwoord op mijn vraag wat haar politieke oordeel was ten aanzien van de koppeling van CETA en deze klachtenmechanisme zei dat ze dat klachtenmechanisme toch niet los kan zien van CETA. Dat vond ik eerlijk gezegd op z'n minst verbazingwekkend, want ik zie die relatie, behalve de politieke relatie, niet een-op-een. Daar zou ik graag in de tweede termijn dus opheldering over willen hebben. De minister heeft natuurlijk met verve de CETA in de Tweede Kamer verdedigd zonder dat klachtenmechanisme, dus dat zou ook hier moeten kunnen. Politieke relatie is dat de minister wil, net als een meerderheid in deze Kamer, CETA het liefst na de verkiezingen behandelen. Dat is eigenlijk meer een Nederlands binnenlands politiek verhaal en heeft niks te maken met de zorgen die er leven over de CETA.
Voorzitter, ik kom op het tweede punt: imvo. Ik dank de minister voor de toezegging. Ik heb begrepen dat de minister rondom februari een appreciatie zal geven naar aanleiding van het Commissievoorstel. Ik begrijp dus dat de minister die appreciatie ook met ons gaat delen. Daarvoor dank.
Voorzitter, mijn laatste punt betreft corona en de gevolgen daarvan. Ik heb twee punten. Het eerste punt is dat de humanitaire nood stijgt. Dat klopt. Maar ik ben er verbaasd over dat de minister trots zou zijn op wat Nederland doet. Al sinds een aantal kabinetten wordt die 0,7% ontwikkelingssamenwerkingsbudget niet gehaald. Met de 500 miljoen waar zij aan refereert, wordt eigenlijk een beetje schade beperkt. Wij doen niet substantieel meer investeringen in ontwikkelingssamenwerking. Dus wat dat betreft is het inderdaad goed dat dat dan even stopgezet is, maar het had absoluut beter gekund. Ik denk dat de minister dat misschien ook geprobeerd heeft — daar ga ik van uit — maar dat dat niet is gelukt vanwege, bijvoorbeeld, de VVD.
Voorzitter, het laatste punt is de conflictsensitiveagenda. Zou ik aan de minister kunnen vragen om in de tweede termijn toch ietsje dieper in te gaan op alle punten die ik heb ingebracht? Dat was namelijk een substantieel gedeelte van mijn betoog. Het antwoord "we doen het al" is echt niet acceptabel, omdat de wereld buitengewoon veranderd is met nieuwe conflicten, versterkte conflicten en potentiële conflicten. Dat is een reden voor Nederland om hier steviger op in te zetten. Zou de minister bereid zijn om in ieder geval aan het begin van het jaar de tijd te nemen om met een duidelijke analyse te komen over wat dat toegenomen geweld en conflictpotentieel betekent voor het beleid van de minister?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor haar uitvoerige beantwoording. Ik denk dat wij een goed inhoudelijk debat hadden vanmorgen. Ik memoreer nog even de bijdrage van collega's. Wij hebben, ook met de minister, veel gesproken over enerzijds ontwikkelingshulp en anderzijds het huidige wereldhandelssysteem, en in hoeverre je moet inzetten op vrijhandel. Ik vat de bijdrage van collega Van Ballekom maar even samen met de woorden: geen hulp, maar handel.
De heer Backer zei: je kunt wel kritiek hebben op de mondiale waardeketens en de globalisering, maar daar zijn die landen ook afhankelijk van en zij hebben zich daar deels ook mee ontwikkeld. Dat is waar. Dat ontken ik ook helemaal niet. Ik denk dat wij dat moeten erkennen. Mijn fractie is er ook niet voor om die mondiale waardeketens helemaal op te breken of de wereldhandel te beëindigen. Teruggaan naar een soort van autarkie is natuurlijk een illusie en geen oplossing, integendeel.
Maar het gaat er wel om, zoals ik al zei, hoe je dat vervolgens inricht. Ik zei het al: hoe hoog het ontwikkelingsbudget ook zal zijn, je zult daarmee nooit de ongelijkheid en de armoede in de wereld uitbannen. Daarvoor moet je ook structuren veranderen. Dat is wat ik eerder bedoelde. Neem bijvoorbeeld het probleem van de belastingconcurrentie en de belastingontwijking. Ontwikkelingslanden lopen meer inkomsten aan belastingontwijking mis dan ze krijgen in de vorm van ODA, ontwikkelingshulp, zoals is geschat door het IMF. Daar is Nederland ook onderdeel van. De minister vroeg of ik Nederlands of internationaal beleid bedoelde. Het antwoord daarop is: beide. Het Nederlands kabinet zet er nu op in om daar een einde aan te maken, maar Nederland komt nog altijd voor — ik heb dat eerder gememoreerd in een ander debat met de staatssecretaris van Financiën — op de foute lijstjes van landen die bijdragen aan belastingontwijking, waar in de eerste plaats ontwikkelingslanden slachtoffer van zijn.
Terugkomend op de mondiale waardeketens en de globalisering van productie, merk ik op dat het erom gaat — en de minister erkent dat — hoe die waardeketens kunnen bijdragen aan brede welvaart, hier en ook daar. Helaas is dat lang niet altijd het geval. Ik heb het voorbeeld genoemd van activiteiten van Shell in Nigeria. Collega Teunissen heeft gesproken over ontbossing in bijvoorbeeld het Amazonegebied en over de Oeigoerse dwangarbeiders. Je kunt het voorbeeld van palmolie nog noemen, de sweatshops in de kledingindustrie, de kobaltmijnen in Congo voor onze Apple-iPhones, et cetera. Dat is allemaal onderdeel van de huidige mondiale waardeketens en daar moeten wij dus iets aan doen, want dat is slecht voor die landen en voor de mensen die in die landen leven, ondanks de bijdrage die waardeketens leveren aan de welvaart. Maar het is ook slecht voor ons, omdat wij op die manier gaan concurreren met landen op basis van lonen, arbeidsomstandigheden, milieunormen et cetera. Daar heb ik aandacht voor gevraagd in mijn eerste termijn. Deze manier draagt niet bij aan de brede welvaart.
Ik ben blij dat de minister erkent dat het huidige wereldhandelssysteem tekortschiet. Het feit dat de wijze waarop producten gemaakt worden niet meegenomen kan worden in het systeem, dat wij daar niet op kunnen reageren en dat wij daar niets aan kunnen doen, is een tekortkoming, wat de minister ook erkent. Maar er is ook het punt van de kwetsbaarheid voor onszelf, bijvoorbeeld als het gaat om de productie van essentiële producten. Dan gaat het om onze strategische afhankelijkheid. De minister noemde hier reshoring. Daar was ik blij mee, maar dat ging heel erg snel, dus misschien kan zij nog wat nader toelichten op welke manier wij die reshoring gaan doen en waar dat volgens de minister nodig is.
Ik ben ook blij dat de minister erkent dat de grens van 1,90 dollar voor extreme armoede arbitrair is. Als wij dat naar nul zouden brengen — wat voorlopig niet gaat gebeuren, want het gaat nu weer omhoog — zal daarmee de armoede in de wereld nog niet uitgebannen zijn. Dat zal mogelijk ook consequenties hebben voor de wijze waarop wij tegen de SDG's aan moeten kijken.
Over CETA en het klachtenmechanisme is al veel gezegd. Het is duidelijk dat de minister zegt dat dit heel helder is. Het verandert niets aan CETA en ICS. Dat lijkt mij een belangrijk uitgangspunt voor het debat, wanneer wij dat eindelijk hier in dit huis gaan voeren. Toch nog één vraag over dat klachtenmechanisme, die de minister nog niet beantwoord heeft. Mij is niet duidelijk wat er nu precies gebeurt als er zo'n klacht wordt ingediend. Wat gebeurt er dan met die klacht? Klopt het dat het aan de Europese Commissie is om te beslissen binnen welke termijn en op welke wijze die klacht in behandeling wordt genomen? Wat zou dan uiteindelijk de uitkomst kunnen zijn?
Helemaal tot slot, voorzitter, in blessuretijd: ik sluit me graag aan bij wat collega Karimi zei over dat we nu echt toe zouden moeten naar de 0,7%. De minister zegt dat het haar gelukt is om een grote bezuiniging te voorkomen.
Tot slot wilde ik nog het volgende vragen. Ik heb daar in eerste termijn ook een vraag over gesteld. Ik vraag me af of er met die kasschuif feitelijk een hypotheek wordt gelegd op de toekomst en dat niet komend jaar, maar de jaren erna eigenlijk weer een bezuiniging gevraagd wordt om mogelijk te maken dat het budget nu niet daalt. Ik zou daar graag nog een reactie op krijgen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.
De heer Backer i (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor haar beantwoording, waaruit ook ambitie blijkt. De getallen zijn eigenlijk ontstellend: 700 miljoen mensen in de armoede. Dan hebben we het nog over de oude definitie, zeg ik richting de heer Van Apeldoorn, want als je het anders zou doen, is het waarschijnlijk nog veel meer. Het is goed om bij deze begroting nog even het inzicht te hebben dat een derde van onze banen afhankelijk is van de internationale handel: 180.000 bedrijven; 2,4 miljoen banen. Ik zie dat de handel in toenemende mate binnen het kader van de SDG's wordt gebracht. Maar hier blijft het een worsteling. Dat bleek ook uit de interruptiedebatten met collega Teunissen en Karimi over hoe je wetgeving en beleid normatief, vanuit moraal en politieke wens kunt implementeren, zeker als het Europese handelspolitiek is. In hoeverre kun je dan interveniëren in ondernemingsbeslissingen? Dat is lastig. Wat ik wel geleerd heb — want dat wist ik niet — is dat de minister ook zeer hands-on CEO's van bedrijven belt om die boodschap over te brengen. Dat lijkt mij heel goed. Ook is het goed om over te brengen hoe de gevoelens in de politiek zich ontwikkelen.
Voorzitter. Dat gezegd hebbende, ben ik blij met het inzicht in de notificatieprocedure. Ik begrijp nu beter hoe dat loopt. Ik begrijp dat ik bijna in blessuretijd ben, maar ik wil toch nog één ding zeggen. Dat is wel een vraag die een interruptie van mevrouw Karimi voorkomt. Dus dat is tijdwinst, voorzitter. Zij heeft gezegd: ik ga daarover rapporteren. Ik begrijp daaruit dat de trein van deze notificatie in Europa diverse stations zal aandoen. Uiteindelijk komt de trein aan op een eindstation. Dat wordt ons gemeld en dat is voor mijn fractie ook het moment om het te gaan bespreken. Ik denk dat wij elkaar misschien dan toch kunnen vinden, mevrouw Karimi, in het streven naar een internationale rechtsorde, ook voor bedrijven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Backer. Dat was weer tijdwinst. Dan ga ik ten slotte naar mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik begin met haar antwoord over de Oeigoeren. Zij wees mij op de nota "Van voorlichten tot verplichten" met betrekking tot verduurzaming van handelsketens. Mooie voornemens, maar in de discussie kwam de hele tijd de vraag terug of de overheid moet faciliteren en aansporen of dat zij sterkere regels moet stellen. Ik heb van verschillende fracties verschillende geluiden gehoord. Wat dat betreft was het een mooi debat. Wat de Partij voor de Dieren betreft is het zo dat bedrijven als eerste belang hebben bij winst maken. Shell staat niet voor de rechter, omdat Shell ruimhartig verantwoordelijkheid heeft genomen voor het milieu in Niger. Adidas en Zara komen in het nieuws, niet omdat ze zich inzetten voor betere arbeidsomstandigheden, maar omdat zij producten inkopen die gemaakt zijn door tot slaaf gemaakte Oeigoeren.
Voorzitter. Wat ons betreft is het aan de overheid om heldere regels te stellen om mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling ogenblikkelijk te kunnen aanpakken. Mijn vraag aan de minister in eerste termijn was vrij helder: welke instrumenten, welke handvatten heeft de minister nu voorhanden om op te treden in die productieketens? De heer Backer refereerde er ook al aan: in hoeverre kan de minister interveniëren? Misschien kan zij daar nog iets meer op ingaan.
Datzelfde geldt voor het veevoer dat wij importeren uit Brazilië. De minister zegt dat Nederland niet bijdraagt aan ontbossing met zijn eigen import. Dat is nog maar de vraag. Wij krijgen signalen van maatschappelijke organisaties dat dat wel gebeurt. Die certificaten hebben het predicaat duurzaamheid, maar de vraag is of dat wel voldoende wordt gecontroleerd. Daarom een bredere vraag. Erkent de minister dat er nog veel werk te doen is en dat er een sterkere rol van de overheid nodig is om eerlijke en duurzame handel te kunnen garanderen?
Dan nog een aantal opmerkingen met betrekking tot CETA. We hebben gehoord dat het klachtenmechanisme in werking getreden is. De vraag is wat dit betekent, maar daar komen we nog op terug in het debat dat hopelijk snel volgt. Het is wel duidelijk dat het klachtenmechanisme niets verandert aan het verdrag zelf en dat het alleen maar de schijnbetrokkenheid vergroot van maatschappelijke organisaties bij het geschillenmechanisme. Wat ons betreft is het onacceptabel om nog te wachten op verdere uitwerking daarvan, omdat het losstaat van het verdrag zelf. Het verandert ook niets aan het hoofdstuk over arbeid en milieu en over het uitgesloten zijn van een sanctiemechanisme. Dus het verandert ook niks aan hoe we op duurzaamheid en arbeidsvoorwaarden kunnen handhaven. Vandaar dat ik mijn collega's zou willen oproepen om snel over te gaan tot het debat over CETA.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Dan schors ik de beraadslaging drie minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Kaag i:
Dank, meneer de voorzitter. Er zijn nog een aantal vragen gesteld. Ik zal er kort antwoord op geven. De heer Van Apeldoorn had een vraag over reassuring. De commissie begint begin volgend jaar met een studie. Dan worden de kwetsbaarheden, eenzijdige afhankelijkheden en strategische afhankelijkheden in kaart gebracht. Dan gaan we natuurlijk kijken naar de aanpak. Ik denk dat die studie vanwege de urgentie en het politieke belang om de juiste keuzes te maken, en ook met het oog op economisch herstel, relatief snel klaar zal zijn, in de loop van volgend jaar. Ik zal deze Kamer daar op een gegeven moment over informeren.
De heer Van Apeldoorn vroeg ook of het kabinet geen hypotheek op de toekomst nam. We hebben het regeerakkoord opengebroken, dus we hebben het budget kunnen handhaven. We hebben geen programma's of contracten hoeven openbreken. Het is dus een verstandige keuze, ook in verhouding tot wat alle andere Europese landen hebben gedaan, in het kader van de mogelijkheden. Maar een hypotheek op de toekomst kan inderdaad ook voorkomen worden. Bij een volgende formatie is er 1,5 miljard euro nodig. Ik denk dat een aantal partijen de 0,7% goed in hun programma hebben staan. Dan is het heel snel opgelost.
In antwoord op een vraag van mevrouw Karimi denk ik dat het goed is om te bevestigen dat we altijd kijken naar grondoorzaken van armoede en conflict. Onze hele inzet, diplomatiek, politiek en via ontwikkelingssamenwerking, is juist gericht op preventie of het mitigeren van de gevolgen daarvan. Het is inderdaad wel zaak om met het IMF, de Wereldbank, de VN en maatschappelijke organisaties te kijken hoe diep de crisis in veel landen zich gaat ontwikkelen, wat de verhoging en ophoging van risico's is. Ik deel dit inzicht graag in de toekomst in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer. Het kan misschien ook nuttig zijn voor een toekomstig kabinet als een mogelijke richtingwijzer.
Mevrouw Karimi had ook nog een vraag over het klachtenmechanisme. Ik kan eigenlijk alleen maar stellen dat de Kamer over de eigen agenda gaat. Ik vind de verdere uitwerking van het klachtenmechanisme — daar gaat het om — ontzettend belangrijk. Het gaat een onderdeel worden van CETA en mogelijk van andere handelsverdragen. Wij koersen vanuit het kabinet op zorgvuldigheid en natuurlijk ook op volledigheid van informatie. Daarvoor zijn nog een aantal stappen nodig van de zijde van het kabinet.
Dan vroeg mevrouw Teunissen nog welke handvatten ik heb. Zoals u misschien weet uit de evaluaties van de convenanten heeft het kabinet weinig wettelijke handvatten. Dat gold ook voor het vorige kabinet. Er is een verwachting en er is een eis om te voldoen aan de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Responsible Business Conduct. Maar het blijft nog steeds vrijwillig. Daarom hebben we dit proces afgerond om te komen tot een kader dat gaat van voorlichten tot verplichten. Tot die tijd, tot dat is aanvaard, of op Europees niveau of in ieder geval in Nederland, heb ik de volgende mogelijkheden: een politiek appel doen, uitsluiting van handelsmissies, uitsluiting van subsidies, van ontwikkelingssamenwerkingsgelden waar bedrijven soms gebruik van maken om tot een markt toe te treden. Er zijn heel veel praktische handvatten, maar wettelijk is er bijna niets. Daarom heb ik juist ook aangekoerst op een stevig progressief kader voor de toekomst.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van de begroting. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. We gaan dus stemmen over het wetsvoorstel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik wil in ieder geval de gelegenheid hebben om aantekening te kunnen vragen.
De voorzitter:
U kunt zelfs tegenstemmen, want er is inmiddels stemming aangevraagd door mevrouw Teunissen. Daarom keek ik even naar u. We komen er in ieder geval helemaal uit. Dan stel ik voor dat er vandaag aan het einde van de vergadering wordt gestemd over het wetsvoorstel.
We zijn even in afwachting van de minister en staatssecretaris van Defensie.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.