Verslag van de vergadering van 8 januari 2021 (2020/2021 nr. 17)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.11 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. "Bedenk het eens wel zo gek": met die spreuk van Loesje begon ik mijn bijdrage aan het debat over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in oktober jongstleden. Ook nu weer blijkt dat het kabinet in oktober niet had bedacht dat er weleens vergaande maatregelen voor reisverkeer per vliegtuig en schip nodig zouden kunnen zijn. Ik citeer uit de memorie van toelichting: "Dat de vereisten voor de toegang tot personenvervoer per vliegtuig of schip verder niet uitdrukkelijk in de wetsgeschiedenis zijn genoemd, kan verklaard worden uit het feit dat maatregelen ten aanzien van deze vervoersmodaliteiten destijds niet werden voorzien." Helaas is dit weer een voorbeeld van reactief handelen van een verrast kabinet. Dat is een patroon.
Toch is het onderwerp niet nieuw. De verrassing erover verbaast dan ook weer. Bij de behandeling van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 verwees ik al naar de Evaluatie Aanpak Nieuwe Influenza A (H1N1) van Berenschot en Crisislab van 9 maart 2011 en alle onderwerpen die daarin aan de orde kwamen. In die evaluatie door Ira Helsloot en Margreeth van Dorssen kwam ook de kwestie van verspreiding van het virus naar Nederland aan de orde, maar het kabinet heeft zich nu toch weer door dit onderwerp laten verrassen. Lessen uit het verleden zijn blijkbaar niet geleerd. De scenario's die het kabinet gebruikt, lijken en blijken toch steeds weer de meest wenselijke scenario's te zijn, die geen rekening houden met de categorie: probeer het eens wel zo gek te bedenken. Kijk bijvoorbeeld naar het scenario dat nu weer speelt rond de vaccinaties. Maar waarom gebeurt dit nog steeds niet, is mijn vraag aan het kabinet. Is het niet hoog tijd om direct alsnog te beginnen met het aanpakken van deze crisis, met doordachte scenario's die misschien niet meteen voor de hand liggen? De route die het kabinet met deze wijziging van de Wet publieke gezondheid volgt, vergroot mijn al bestaande zorgen over de houdbaarheid en de uitvoerbaarheid van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 als grondslag voor het ingrijpen in grondrechten. Is dit het begin van meer wetswijzigingen, omdat er ook bij het kabinet twijfel is over de juridische houdbaarheid van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19? Graag een reactie van het kabinet.
Waarom heeft het kabinet niet meteen gekozen voor een ministeriële regeling op basis van die wet? Via nahang zou dat immers niet tot vertraging hebben geleid, en die wet is er nu juist voor bedoeld. Het zou in ieder geval één kort geding gescheeld hebben en dan zouden we nu al duidelijkheid hebben gehad over de houdbaarheid van die ministeriële regeling als basis. Waarom de keuze om dat niet te doen? Wat is het oordeel van het kabinet, terugkijkend op die keuze?
Voorzitter. Deze ingrijpende wetswijziging — want dat is het wel — raakt aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en artikel 2 van het Vierde Protocol bij het EVRM. Het kabinet stelt in de memorie van toelichting dat beperkingen van deze rechten in principe zijn toegestaan als dit bij of krachtens wet geregeld is en de beperkingen noodzakelijk, proportioneel en effectief zijn om het doel van bescherming van de gezondheid te bereiken. Soit. Maar vervolgens wordt in de memorie van toelichting in een enkele zin, zonder verdere duiding, een conclusie getrokken: er zijn geen andere, minder inbreuk makende middelen voorhanden om hetzelfde doel te bereiken. Punt. Korter door de bocht dan dat kan het eigenlijk niet. Indachtig het debat dat de minister gisteren in de Tweede Kamer had, zou ik tegen hem willen zeggen dat dat wel een hele korte en slechte aflevering van Columbo is, waarbij je wel de moord ziet, maar daarna meteen naar de aftiteling gaat. Dat is volgens mij toch niet de bedoeling. Welke andere mogelijkheden zijn er onderzocht?
Ik kijk bijvoorbeeld naar Duitsland. Daar is een test voorafgaand aan de reis niet verplicht, maar daar geldt een reeks van andere verplichtingen. Ik citeer even het reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken. "Voor aankomst in Duitsland moet u zich registreren en bij aankomst gaat u verplicht tien dagen in thuisquarantaine. Pas als u een negatieve coronatest kan tonen, mag u de quarantaine beëindigen. Die test moet u in Duitsland laten afnemen. Dit kan pas op de vijfde quarantainedag." Is dit alternatief, waarbij je als onderdaan dus wel naar huis mag, maar andere verplichtingen krijgt, onderzocht? Waarom is hiervoor niet gekozen? Want dat zou in ieder geval de toegang van een onderdaan tot zijn land waarborgen. Daarmee is het wel degelijk een minder inbreuk makend middel om hetzelfde doel te bereiken. En hoe past binnenkort een bewijs van vaccinatie in het wetsvoorstel? Ben je, als je straks gevaccineerd bent, vrijgesteld van de verplichte test, als je niet meer besmettelijk of besmetbaar zou zijn? Zo niet, is die verplichte test vooraf, gelet op de inbreuk op de grondrechten, dan nog wel juridisch houdbaar? De gezondheid is dan immers al beschermd middels vaccinatie.
Voorzitter. Sprekend over vrijstellingen heb ik nog de volgende vragen. In de memorie van toelichting worden twee gronden genoemd om uitgezonderd te kunnen worden van de verplichting. "Te denken valt bijvoorbeeld aan een tekort aan testcapaciteit in het land waarvandaan men reist of — zoals bij een klaarblijkelijke calamiteit die dwingt tot spoorslags terugkeren — de ontbrekende tijd om een test te ondergaan." Ik neem aan dat deze twee niet limitatief bedoeld zijn, gelet op het woord "bijvoorbeeld". Graag een bevestiging daarvan. Maar de twee genoemde gronden zijn wel heel verschillende gronden. De memorie van toelichting stelt dat het naar verwachting zal gaan om een beperkt aantal bijzondere, schrijnende gevallen. Maar als er in een bepaald land een tekort aan testcapaciteit is, is die situatie dan ook meteen schrijnend en kan er dan zonder negatieve testuitslag worden gereisd? Of moet ik in de kwalificatie "schrijnend" een aanvullend criterium lezen, dat dus geldt in aanvulling op het niet voorhanden zijn van de testen? Wie beslist er eigenlijk of iemand op grond van deze criteria kan worden uitgezonderd en toch mag reizen? Is dat het consulaat? Is dat de ambassade? Is dat de vervoerder? Hoe gaat dit straks in de praktijk? We hebben geen schriftelijke ronde gehad, dus deze vragen moet ik hier echt aan de minister stellen om er gevoel bij te krijgen.
Voorzitter. Daarnaast zijn er uitzonderingen voor bijvoorbeeld grensverkeer, grenswerkers en kinderen onder de 13 jaar. Even een voorbeeld uit de praktijk. De minister zei gisteren in de Tweede Kamer de hele tijd: ik ga niet in op casuïstiek. Laten we het dan even anders noemen: we noemen het gewoon een botsproef voor dit wetsvoorstel. Zijn buitenlandse grenswerkers die werken bij slachterijen in het westen van Duitsland en het oosten van Nederland — dat zijn bewezen grote risicofactoren — vrijgesteld als zij met een bedrijfsbusje dan wel met een eigen busje gewoon heen en weer rijden? Zijn zij vrijgesteld van deze testen?
Voorzitter. Basisscholen zijn in Nederland dicht in verband met de Engelse variant van het virus en het risico op besmetting van kinderen. Er is een testadvies. Maar reizende kinderen onder de 13 mogen niet worden getest. Hoe valt dit met elkaar te rijmen? Ik vind dat moeilijk uit te leggen.
Voorzitter. Dan nog een heel concrete vraag. Dit wetsvoorstel zondert reizigers uit die geen negatieve test kunnen overleggen. Daar ging het gisteren in de Tweede Kamer ook uitdrukkelijk over. Mijn concrete vraag, gewoon om dat duidelijk te krijgen en zonder er een oordeel over te hebben, is: indien een reiziger zich beroept op geloofsovertuiging om geen test te willen laten afnemen, valt dit dan onder "niet willen" of onder "niet kunnen"?
Over privacy zegt de memorie van toelichting het volgende. "Bij het aflezen van de testuitslag worden geen persoonsgegevens opgenomen in een bestand of op een andere wijze verwerkt in de zin van artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming. Bij een positieve of ontbrekende testuitslag dienen slechts de toegang tot en het gebruik van de voorziening voor personenvervoer te worden geweigerd." Begrijp ik goed dat dit betekent dat dit geen kopie of registratie op papier of digitaal betekent en dat het tonen van een negatieve uitslag alleen voldoende is?
Die vraag brengt mij vervolgens automatisch op het toezicht, de handhaving en de sanctionering. Hoe kan een vervoerder bewijzen dat iemand een negatieve test heeft laten zien als dit niet geregistreerd wordt bij het instappen? Hoe kan een vervoerder de echtheid van een testuitslag controleren? De minister zei gisteren in de Tweede Kamer dat vervoerders daar verantwoordelijk voor zijn, maar ik geef het je te doen, zeker bij een trein. Al die mensen die op het perron staan willen naar binnen en zwaaien allemaal met een kopie die ze hebben uitgeprint of laten iets op de telefoon zien. De vervoerder is wel aansprakelijk, maar hoe zouden ze dat moeten kunnen controleren in de praktijk? Wat moet ik mij bij de sanctionering voorstellen, nu het veelal zal gaan om buitenlandse personen die de controles uitvoeren — dat zijn de besmetten die van het buitenland naar Nederland reizen — en vervoerders die veelal buitenlandse entiteiten zijn? Gaan we dan de Franse spoorwegen aanpakken? Gaan we de Duitse spoorwegen aanpakken? Hoe gaan we dat doen?
Voorzitter. Hoe ziet de minister dan bestuursdwang voor zich, of hechtenis, of een boete? Dat zijn de sancties. Of zal de sanctionering zich straks in de praktijk alleen blijken te richten op de reizenden? Want in de praktijk blijken er al grote problemen in de uitvoering te zijn, bijvoorbeeld bij het bus- en treinvervoer. We lazen dat in de Volkskrant. Conducteurs zeggen: we roepen het om, maar meer kunnen we ook niet doen, want we zijn geen politie; dan moet de politie het maar doen. Hoe zit dit? Ik heb met name grote zorgen over dat bus- en treinvervoer. Vliegtuigen en ferry's snap ik nog, maar bus- en treinvervoer lijkt mij heel erg zwak. Hoe gaan we dat controleren? Hebben we ook controles bij de uitgang of alleen bij de ingang?
Voorzitter. Dat alles maakt dat ik grote vraagtekens heb bij de uitvoerbaarheid van het toezicht, de handhaving en de sanctionering. Uitvoerbaarheid is voor mij van groot belang bij de weging van mijn oordeel over dit wetsvoorstel. Kunnen we waarmaken wat we met elkaar afspreken?
Voorzitter. Inperking van grondrechten, zoals in deze wetswijziging voorgesteld, moet, indien noodzakelijk, zo beperkt mogelijk in omvang en duur zijn en moet zijn onderworpen aan controle van de Staten-Generaal. Ik neem aan dat het kabinet dit met mij eens is. Het is dan ook terecht dat dit in beide Kamers nu wordt besproken en dat de instemming van beide Kamers is vereist. Het wordt ook vandaag weer duidelijk dat de Eerste Kamer zich verantwoordelijk voelt voor de aanpak van deze crisis en daar ook naar handelt. Daarom heb ik een dringende oproep aan het kabinet. Op 27 oktober werd een motie met mijn naam c.s. in deze Eerste Kamer aangenomen om bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 de Staten-Generaal een beslissende stem te geven, juist omdat deze wet gaat over het inperken van grondrechten. Een inhoudelijke kabinetsreactie hoe deze motie uitgevoerd gaat worden laat inmiddels al meer dan tien weken op zich wachten, terwijl per 1 maart de verlenging aan de orde is. Daarnaast gaat per 12 februari de Tweede Kamer met verkiezingsreces. Dat staat wel in schril contrast met de spoed en haast die wij ons nu ook weer getroosten om gezamenlijk deze crisis aan te pakken, want corona krijgen we er alleen samen onder. Maar dat is wel een wederkerigheid. Ik vind het dan eigenlijk gewoon ronduit beschamend hoe door het kabinet nu al tien weken wordt omgegaan met de uitspraak van een meerderheid van deze Kamer. Ik ga ervan uit dat er nu voortvarend door het kabinet uitvoering zal worden gegeven aan die motie, zodat er voor verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 en de daarop gebaseerde grondrechtbeperkingen per 1 maart duidelijk is dat het langer inperken van grondrechten onderworpen is aan een bepalende controle van de Staten-Generaal. Ik verwacht dan ook niet minder dan een toezegging van het kabinet daarop vandaag. Ik kijk uit naar de beantwoording van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.