Verslag van de vergadering van 26 januari 2021 (2020/2021 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.58 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Als we één ding zeker weten, dan is dat dat we niet zeker weten hoe Nederland er voor zal staan op 17 maart. We moeten dus overal rekening mee houden. In dat verband verbaasde ik mij enigszins over het interruptiedebat met de minister over de financiën, waarin ze zei: wat in de wet staat, dat is het. En: meer komt er niet. We krijgen hier iedere week spoedwetgeving, omdat er toch nog iets moet gebeuren of omdat er toch nog iets moet veranderen om het wel mogelijk te maken. Ik zou daar ook voor zijn, namelijk zorgen dat wij met elkaar regelen dat op 17 maart verkiezingen gehouden kunnen worden. Maar de minister zei ook: meer dan wat er vastligt, kunnen gemeenten niet aan. Ik vroeg bijvoorbeeld naar stemstraten, geen teststraten dus, waarbij je een combinatie zou kunnen maken van een stemstraat met een vroegstemlocatie voor mensen die eerder willen gaan stemmen maar die dat graag per auto doen, of mensen die toch nog enig risico lopen en liever niet naar het stembureau gaan. Dat zou een combinatie kunnen zijn; dat hoeft niet allemaal naast elkaar. Dingen kunnen gecombineerd worden en daarvoor hoeven we de wet volgens mij niet aan te passen.
Ik miste nog een antwoord van de minister op mijn vraag over mensen in quarantaine. Hoe moeten mensen die in quarantaine zitten, gaan stemmen? Zeker de mensen — daarom verwees ik ook naar de aangekondigde quarantaineplicht — die eventueel verplicht in quarantaine zitten ten tijde van de verkiezingen. Hoe moeten die gaan stemmen? Het stemrecht is toch wel heel belangrijk en dat kun je niet afnemen door mensen verplicht in quarantaine te zetten. Dat zou op zich een middel kunnen zijn om de verkiezingen te beïnvloeden, wil ik heel flauw maar even zeggen. Maar dat moeten we vooral niet willen. Die vragen heb ik dus nog.
Ik wil me van harte aansluiten bij wat de heer Dittrich zei: met dank aan alle vrijwilligers. Ik heb acht jaar gedeputeerde mogen zijn in de provincie Zuid-Holland, de provincie waar wij nu ook verblijven, en mij beziggehouden met cultureel erfgoed. Als vrijwilligers morgen stoppen, komt het hele land tot stilstand. De vrijwilligers zijn we heel veel dank verschuldigd, ook vanuit de SP.
Over het briefstemmen hebben we het gehad. Mijn punt was met name of we ons niet moeten voorbereiden. Is het nu altijd nodig om een kleine, extra groep via een spoedwet nog toe te voegen aan dat briefstemmen, waardoor dat dan ook zou kunnen? Dat geldt voor de stemstraten, voor de vroegstemlocaties en voor gemeenten die hun gemeentehuizen hebben afgeschaft en paspoorten bij de mensen thuisbrengen. Omgekeerd zou je ook kunnen zeggen: gemeenteambtenaren zouden stemmen op kunnen gaan halen bij mensen die het huis niet uit kunnen. Gebruik alles wat mogelijk is om te zorgen dat we dit op een veilige manier kunnen doen.
Voorzitter. Dank aan de minister voor de toezegging dat de afspraken in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen geen eindafrekening waren, maar dat er nog een soort van open einde is als blijkt dat er meer komt of als de gemeenten en de minister zich verrekend hebben, waardoor er nog extra gecompenseerd kan worden. Ik ga er ook van uit, en ik vertrouw erop, dat de gemeenten en de minister duidelijk met elkaar hebben afgesproken dat deze uitkering, omdat het geen doeluitkering is, maar een uitkering in het Gemeentefonds, bedoeld is om te gebruiken voor de verkiezingen en niet voor de algemene middelen. Ik ga ervan uit dat dat onderling helder is en is afgesproken.
Voorzitter. Ik zal mijn fractie sowieso adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Ik vind het belangrijk dat we dit met elkaar door laten gaan. Ik zou in de richting van de heer Van der Burg, die aangaf al te dromen van Rutte IV en zelfs V en VI, willen afsluiten met een citaat van Willem Elsschot: een droom die werkelijkheid wordt, vervloeit als water tussen de vingers.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat verdient even stilte. Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Koole namens de Partij van de Arbeid.