Verslag van de vergadering van 9 februari 2021 (2020/2021 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.02 uur
De heer Raven i (OSF):
Voorzitter. In de voorbereiding op dit wetsvoorstel is regelmatig gediscussieerd over de vraag of toevoeging aan artikel 1 van de Grondwet van de elementen handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond noodzakelijk is, nu er in de Grondwet een algemene passage is opgenomen dat discriminatie op welke grond dan ook niet is toegestaan. Een discussie die je in lengte van dagen kunt voeren, want voor beide varianten is wel iets te zeggen.
De kracht van de rechtsstaat blijkt niet zozeer uit hoe het recht is opgeschreven, de kracht van de rechtsstaat blijkt eerder uit hoe het recht wordt nageleefd. En daar wringt de schoen. Discriminatie is verboden, maar vrijwel niemand wordt bij overtreding gestraft. Rechters wagen zich maar zelden aan veroordelingen en de wetgever is onvoldoende duidelijk. Daardoor lijkt artikel 1 van de Grondwet inmiddels verworden tot een dode letter. Het gevolg is dat niemand weet wat wel en niet mag, met als consequentie een voortgaande ondermijning van de rechtsstaat. Een afkalving die feitelijk veel meer aandacht en een hogere prioriteit verdient dan de woordenstrijd uit het voorliggende initiatiefwetsontwerp. Jammer dat de bestrijding van die afkalving niet voorligt.
Steeds meer populistische politici ondermijnen artikel 1 van de Grondwet met discriminerende uitspraken. Ze zetten aan tot haat tegen hele bevolkingsgroepen. Zoals de volgende haatzaaiende en discriminerende volzinnen uit een tv-spotje van begin januari van dit jaar van een laaggeachte fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Het eerste citaat: "Homo's die in elkaar worden geramd door intolerante Marokkanen". Het tweede citaat: "Nederlanders die massaal worden achtergesteld". En het derde citaat: "Alle allochtonen worden bevoordeeld bij huurwoningen, banen of wat dan ook". Vervang de woorden "Marokkanen", "Nederlanders" en "allochtonen" door successievelijk de woorden: "joden", "Duitsers" en "zigeuners", en wij zitten regelrecht in een Duits propagandafilmpje uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Discriminatie ten top, voorzitter.
Je zou mogen verwachten dat de mobiele eenheid de betrokkene de dag erna om 6.00 uur 's morgens van zijn bed zou lichten, maar het Openbaar Ministerie laat dit gewoon gebeuren en komt niet in actie. Ook van het zelfreinigend vermogen van de betreffende vereniging is geen actie te verwachten, aangezien betrokkene het enige lid is van deze club en de gekozen volksvertegenwoordigers van die partij wegduiken voor verantwoordelijkheidsdiscussies.
Voorzitter. Discriminatie is een onacceptabele uitwas van menselijk gedrag jegens de medemens, beginnend met pesten van personen of groepen op welke grond dan ook. Als dat pesten niet in de kiem wordt gesmoord, groeit het van kwaad tot erger. Dan wordt het een onderhuidse veenbrand. Volksmenners, meestal verkleed als wolven in schaapskleren, stimuleren deze menselijke zwakte, wakkeren haar aan en verleiden mensen tot het discrimineren van hele bevolkingsgroepen. De rechtsstaat moet haar burgers hiervoor behoeden en helpen de brand te beteugelen door deze wolven te ontmaskeren en te bestraffen.
Voorzitter. Voor bestrijding of verwerking van pesten op school zijn gelukkig inmiddels talloze instanties beschikbaar. Pesters worden vroegtijdig aangepakt. Jammer genoeg worden slachtoffers van discriminatie vaak aan hun lot overgelaten. Er is geen adequate hulp van politie of justitie, omdat er gezegd wordt: ah, doe maar geen aangifte, het helpt toch niks. Maar liefst zeven jaar duurt inmiddels de rechterlijke procedure inzake zware discriminerende uitspraken van hun fractievoorzitter van de Tweede Kamer. Vanmorgen hebben we van de PVV-fractie gehoord dat ze de spelregels tijdens de wedstrijd willen wijzigen, waarschijnlijk om hun voorman uit de wind te houden. Dat riekt wat mij betreft naar misbruik maken van de wettelijke bevoegdheid die de partij heeft, om een individu te bevoordelen.
Voorzitter. De rechterlijke macht stelt onjuiste prioriteiten bij de afwikkeling van rechtszaken verband houdende met artikel 1 van de Grondwet. Hij werkt daardoor mee aan een zekere ondermijning van onze rechtsstaat. Het discriminatieverbod staat niet voor niets in artikel 1 van de Grondwet. De wetgever vindt dit een van de belangrijkste plichten van onze rechtsstaat. Het is de primus inter pares, ofwel de eerste onder de gelijken. Rechters zouden voorrang moeten geven aan procedures gelieerd aan artikel 1. Procedures om discriminatie moeten niet achteraan in de rij geplaatst worden en de advocatuur moet niet onevenredig veel tijd gegund worden voor vertraging van de rechtsgang. Er zit een wereld van verschil tussen zorgvuldige procedures en moedwillige vertraging. Van rechters mag worden verwacht dat ze dit verschil herkennen en ontrafelen.
Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):
Als ik dit betoog hoor, krijg ik een beetje de indruk dat rechters een actieve rol zouden moeten spelen in plaats van een lijdelijke rol. Zij krijgen zaken aangedragen. Als bijvoorbeeld het discriminatieverbod is overtreden, dan wordt er aangifte gedaan. Via die weg krijgt de rechter dat op zijn tafel. Ik vraag me af in hoeverre nu kan worden gesteld dat rechters daarin een veel actievere rol zouden moeten spelen.
De heer Raven (OSF):
Ik heb niet gezegd dat ze een actievere rol moeten spelen. Ik heb gezegd dat ze moeten onderkennen en moeten ontrafelen dat er geprobeerd wordt procedures onnodig te verlengen. We hebben ook een rechterlijke macht nodig om dat soort zaken te onderkennen. Dat zouden ze moeten kunnen onderkennen met hun kennis.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dan heb ik het gewoon niet goed begrepen. U zegt: rechters moeten een soort onderscheid maken tussen zaken waarbij de advocatuur al dan niet een actieve rol zou spelen. Ik begrijp uw tekst gewoon niet.
De heer Raven (OSF):
Ik denk dat de tekst helder is en dat ook de doelstelling die ik wil nastreven helder is. Een onnodig lange procedure past niet in het beeld dat wij hebben van artikel 1 van de Grondwet en de naleving ervan. Die moet discriminatie tegengaan. Het mag niet jaren voortgesleept worden. Iedereen die daaraan iets kan of wil bijdragen, is er verantwoordelijk voor dat dit soort procedures voorrang krijgen.
De voorzitter:
Mevrouw Baay tot slot.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Tot slot. Als ik het even in m'n eigen woorden vertaal, is het dus eigenlijk zo dat de discriminatie zal afnemen als procedures verkort worden.
De heer Raven (OSF):
Nee, dat zeg ik niet. Dat heeft u niet goed begrepen. Dat betekent niet dat discriminatie zal afnemen. Het betekent wel dat discriminatie sneller wordt aangepakt. Als we dat niet doen, dan blijft het een ondermijning van de rechtsstaat in Nederland. Dat is mijn stelling. Op het moment dat je in artikel 1 van de Grondwet hebt staan dat je niet mag discrimineren, dat we dat met z'n allen verwachten en dat er een gelijkheidsbeginsel is waar we met z'n allen aan moeten voldoen, dan mag je verwachten dat de rechtsstaat regelingen treft waardoor overtredingen op het gebied van discriminatie snel worden afgehandeld. Het moet zorgvuldig gebeuren, dat sowieso, maar wel snel, en niet in zeven jaar lange procedures, want daarmee ondermijn je de rechtsstaat.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Raven.
De heer Raven (OSF):
Ik roep de minister op deze vicieuze procedurele cirkel te doorbreken en wettelijke procedures aan te passen om slachtoffers van discriminatie te beschermen en daders in deze zaken sneller te kunnen bestraffen. Ik verzoek de initiatiefnemers om zo spoedig mogelijk een vervolginitiatiefwet op te stellen met de strafbaarstelling van discriminatie, ook wegens handicap en seksuele gerichtheid, met een directe minimum gevangenisstraf van enkele jaren en een forse schadevergoeding aan slachtoffers. Ik zou zelf ook wel willen meedoen aan het opstellen van dit wetsvoorstel, maar daar heb ik helaas de bevoegdheid niet voor. Als u dat zou kunnen doorgeleiden, dan zou ik dat zeer waarderen. En bij de tweede lezing van de grondwetswijziging zouden we deze misschien samen kunnen vaststellen.
Voorzitter. Discriminatie hoort niet in een rechtgeaarde maatschappij.
De voorzitter:
Er is iemand die wil interrumperen. Ik laat de heer Raven, die bijna klaar is, even uitspreken en dan geef ik meneer Dittrich het woord.
De heer Raven (OSF):
Mijn laatste zin. De OSF zal elk initiatief steunen dat het doel heeft om dit gedrag te bestrijden.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Dittrich.
De heer Dittrich i (D66):
Hoorde ik de heer Raven nu zeggen dat hij een nieuw wetsvoorstel wil met een minimumstraf van enkele jaren?
De heer Raven (OSF):
Ja, dat heb ik inderdaad gezegd.
De heer Dittrich (D66):
Dan kan ik u nu alvast aankondigen dat D66 daar tegen zal zijn. Wij zijn tegen minimumstraffen. Wij vinden dat we zoiets aan de rechter moeten overlaten, de rechter die het dossier, de verdachte en de getuigen hoort en die dus echt alle aspecten van een zaak kan afwegen. Minimumstraffen horen niet in onze rechtsstaat thuis.
De heer Raven (OSF):
Oké, dat zou kunnen. Maar mag ik u dan wel uitdagen om aan te geven wat u vindt van de huidige lengte van de procedures en of die past bij de rechtsstaat die we nastreven? Daar krijg ik in tweede instantie misschien antwoord op.
De voorzitter:
Dat is geen onderdeel van dit wetsvoorstel, maar ik geef eerst het woord aan de heer Van der Burg. Dan kan de heer Dittrich nog even nadenken of hij toch nog in de rebound wil.
De heer Van der Burg i (VVD):
Ik heb heel lang gezeten met de vraag: ga ik nu reageren op wat er zojuist is gezegd door OSF? Ik vind dat ik het toch moet doen. U verwees naar een spotje van mijn achterburen, de PVV. Het spotje heb ik niet gezien. Maar ik durf met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te zeggen dat ik het met hen volstrekt oneens was en dat ik het op inhoud, qua kritiek, met u volstrekt eens zou zijn geweest. En toch heb ik mij gestoord aan uw opmerking dat het voor de hand liggend was dat de ME de volgende dag bij de mensen had aangebeld om in te grijpen. Want hoe u en ik ook van mening verschillen met, in dit geval, de PVV, zij hebben op basis van diezelfde Grondwet waar wij vandaag over spreken het recht om alles te zeggen, conform artikel 7 van de Grondwet, tenzij op basis van wet- en regelgeving een strafbaar feit is begaan. Hier zit ik met enige regelmaat met kromme tenen, of met tenen die dwars door m'n schoenen geslagen zijn, als ik bijdrages van de PVV hoor. Maar ze hebben volledig het recht om in deze zaal en in de publieke opinie te zeggen wat zij vinden. Het moet niet zo zijn dat de overheid dan de ME de volgende dag op ze afstuurt, tenzij de wet is overtreden. Ik vind dat dat ook gezegd moet worden, als we spreken over de Grondwet.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Raven, tot slot. Ik hoorde geen vraag, maar misschien wilt u toch nog reageren.
De heer Raven (OSF):
Ik hoorde inderdaad geen vraag. Ik heb niet gezegd dat wij de opdracht moeten geven om de ME de volgende dag aan de deur te laten komen. Dat is echt iets van het Openbaar Ministerie. Ik heb daarbij alleen gezegd dat het Openbaar Ministerie dat niet doet en het gewoon laat gebeuren. De vraag is of je hier iets zegt — want hier ben je onschendbaar — of dat je het buiten, in een tv-spotje zegt. Daar zit verschil in. Wat hier wordt gezegd, valt onder de vrijheid van meningsuiting en mag hier worden gezegd, maar niet alles wat discriminerend is, mag in een tv-spotje worden gezegd. Ik denk dat men had kunnen optreden op dat punt. Men doet dit niet, omdat rechters zich bijna niet wagen aan uitspraken over discriminatie. Zij hebben namelijk onvoldoende duidelijkheid over de richting die wij willen.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van der Burg, tot slot over het wetsvoorstel.
De heer Van der Burg (VVD):
Ik zou bijna zeggen: put your money where your mouth is. Als u vindt dat ze in dat spotje hebben gediscrimineerd, doe dan aangifte en ga het debat aan, maar blijf weg van het sturen van de politie naar mensen die een mening hebben die niet die van jou is.
De heer Raven (OSF):
Nogmaals, ik heb niet gezegd dat wij dat moeten doen. Het Openbaar Ministerie moet zijn werk doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Kox van de fractie van de SP.