Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.06 uur
Mevrouw Pouw-Verweij i (Fractie-Nanninga):
Dank u wel, voorzitter. Democratie in quarantaine: overleeft de rechtsstaat corona? Die vraag werd in Trouw gesteld, bijna een jaar geleden. Al in maart 2020 realiseerde men zich het belang van het democratisch proces, juist in een tijd waarin de afweging tussen veiligheid door beperkingen en het beschermen van grondrechten constant gemaakt moet worden. Een open democratie vraagt om transparante besluitvorming en uitgebreide verantwoording. Ook — of juist — in tijden van crisis is dit nodig. Dat roept bij mij de vraag op hoe we het in een jaar tijd zo uit de hand hebben kunnen laten lopen.
Voorzitter. Onze partij heeft een aantal nadrukkelijke bezwaren tegen het huidige coronabeleid. Achter veel voordeuren loopt de spanning op. Lockdown en avondklok vergen hun tol. In veel bedrijven heerst onzekerheid. Langzamerhand verdwijnt de rek uit onze samenleving. Wij zien graag tal van veranderingen. In plaats van een losse stapeling aan maatregelen is er samenhangend perspectief nodig. Wij kiezen nadrukkelijk voor een realistische koers. Dat is een koers met oog voor de volksgezondheid en effectieve ingrepen om de zorg overeind te houden. Dat is tegelijk een koers zonder de botte bijl die al voor zo veel nevenschade heeft gezorgd. Deze aanpak hebben wij in ons gisteren gepresenteerde deltaplan covid uiteengezet.
Voorzitter. Het is in deze context dat mijn fractie kijkt naar de zeggenschap van de Staten-Generaal. Wij erkennen dat een crisis ruimte voor het kabinet vraagt om door te pakken, maar wij houden voor ogen dat ingrijpende maatregelen om voortdurende nauwe betrokkenheid van het parlement vragen. Wij vertegenwoordigen immers het volk. De democratische staat van onze rechtsstaat is te belangrijk om ondergeschikt te maken aan de wensen van het kabinet. De strekking van de motie van de heer Janssen, medeondertekend door mijn fractie, is simpel. Aangezien er in de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 grondrechtenbeperkende maatregelen worden genomen, is het essentieel dat het parlement bepalende zeggenschap houdt over de verlenging van de wet. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer moeten bij machte zijn om verdere verlenging te blokkeren. Toch duurde het maar liefst dertien weken, een kwart jaar, voordat er überhaupt een reactie van de minister op de motie kwam. Uiteraard, beide ministers hebben het druk. Er lag wel meer op hun bordje, dat erken ik. Toch wil ik graag nogmaals benadrukken hoe essentieel deze motie is.
Ik citeer graag de voorzitter van de Italiaanse senaat: "De centrale rol van het parlement is cruciaal, vooral als de regering maatregelen neemt die burgervrijheden en essentiële economische activiteiten beperken." Ik wil benadrukken dat deze uitspraak ook gedaan werd in maart 2020, toen de lijkenwagens in Lombardije af en aan reden en het leger de coviddoden moest komen bergen. Zelfs in die toestand van zware crisis achtten de Italianen hun parlement van levensbelang. Ik hoop dit belang vandaag ook op beide ministers over te kunnen brengen.
In zijn reactie wijst de minister van Volksgezondheid naar de amendementen die beide Kamers het recht zouden geven om verlenging van de wet te blokkeren. De Tweede Kamer heeft deze verworpen. Dit kan en mag echter geen argument zijn om deze motie niet uit te voeren. Het is niet te verkopen dat de Tweede Kamer zou kunnen bepalen dat de Eerste Kamer haar taken niet uit mag voeren. Dat is zeker van toepassing in de huidige crisistijd, waarin het democratische proces van essentieel belang is om draagvlak onder de bevolking te houden.
Ook vanuit politiek oogpunt opereert het kabinet overigens niet handig. Wie weet hoe de verhoudingen in de Tweede Kamer na de verkiezingen komen te liggen. Je zou toch menen dat investeren in een goede relatie met de Eerste Kamer dan topprioriteit heeft, maar dat terzijde.
De minister geeft in zijn reactie aan dat afhankelijk van hoe er invulling wordt gegeven aan de motie, het risico bestaat dat "de regering in een crisissituatie met lege handen komt te staan"; de heer Janssen refereerde daar ook al aan. Dit vind ik een uiterst zorgelijke formulering. Hier spreekt een diep wantrouwen richting beide Kamers uit. Ik heb er alle begrip voor dat het kabinet in een crisissituatie snel wil kunnen handelen. Sterker, ik denk dat alle senatoren daar begrip voor hebben. En de minister heeft geen reden tot klagen, want hij kreeg telkens akkoord op alle wetsvoorstellen, en dat in een snel tempo. Ondanks huizenhoge bezwaren in beide Kamers tegen de avondklok, is de wet om deze juridisch te verankeren binnen vier dagen doorgevoerd. Vier dagen! Wat mij betreft is hier dus sprake van een onterecht wantrouwen. Dit wantrouwen is funest. Funest voor de verhouding tussen het kabinet en het parlement, maar ook funest voor de verhouding tussen politiek en burger, want als de regerende en de controlerende macht elkaar al met wantrouwen bejegenen, want moet de Nederlander daar dan van denken?
Voorzitter. Het is absurd dat we in dit huis worden gedwongen om een smeekbede te richten aan de minister om uitvoering te geven aan deze motie. Het gaat niet om zaken van ondergeschikt belang. Het gaat om fundamentele rechten en vrijheden. Het is essentieel dat beide Kamers het recht krijgen om de verlenging van een wet die de grondrechten van burgers inperkt, te blokkeren. Als de minister hier op tegen is, dan ligt de bewijslast om aan te tonen waarom dit niet kan bij hem en dan hoop ik ten zeerste dat hij hier zeer zwaarwegende redenen voor heeft.
Ik wil graag afronden met enkele vragen aan de minister. Kan de minister definitief toezeggen dat invulling wordt gegeven aan de huidige motie? Welke modaliteit acht hij daarvoor het meest geschikt? Kan de minister toezeggen dat er voor een modaliteit gekozen wordt waarbij de beide Kamers hun eigenstandige positie binnen het parlementaire stelsel behouden? Kan de minister duidelijk maken welk tijdpad hij voor ogen heeft?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. Dan is het woord aan de heer Raven namens de fractie van de OSF.