Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.27 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Bij afwezigheid van de heer Van Rooijen spreek ik inmiddels ook weer namens 50PLUS.
Aan het begin van zijn betoog zei de minister dat er volgende week een boek van hem verschijnt. Toen moest ik even lachen, maar dat had niet te maken met het verschijnen van het boek van de minister, maar dat was bij de herinnering aan de technische briefing met de heer Voermans, vorige week, een fragment dat ook bij Arjen Lubach werd herhaald. Hij zei: het is niet om reclame te maken, maar er is net van mij een boek verschenen. De herinnering aan dat fragment deed mij even lachen, maar dat had niets met de minister te maken, dat wil ik maar even duidelijk gezegd hebben.
Het was toch wel een bijzonder debat, waarin collega Backer is gecoiffeerd. De minister had het over knikken en scheren, maar dat zijn toch echt twee hele verschillende dingen. We wachten met spanning hoe het vanavond met de kappers gaat, want dat is ze van harte gegund.
Ik vind het toch wat ingewikkeld als we in het debat iedere keer weer terugkomen op de gang van zaken in oktober vorig jaar in de Tweede Kamer. De minister had het erover dat het rechtsstatelijk was en dat er consultatie was geweest. Maar de uiteindelijke vorm van de Twm had niets te maken met die consultatie maar met hoe de Twm in de week voorafgaand aan het debat is dichtgetimmerd in een structuur door een aantal partijen. Tijdens het debat was er geen ruimte om daar nog iets aan te wijzigen. Dat was niet het gevolg van de consultatie. De minister zei: ja, daar ga ik niet over, dat is het politieke proces, of woorden van gelijke strekking. Dat is ook zo, maar dit is wel een vaststelling die ik doe. En dat betekent ook dat ik nog wel benieuwd ben, nu de minister ook de beantwoording doet namens het kabinet natuurlijk, naar de bewoording die de heer Bakker gaf aan de motivering van de minister van VWS in het debat in de Tweede Kamer over het amendement-Hijink. Ik heb daarnaar verwezen in mijn eerste termijn, toen hij zei van: ja, maar dan moeten we alle debatten altijd twee keer gaan doen, en ik ga niet debatten dubbelen; dat is alleen maar extra werk en dat ziet het kabinet toch niet als een toevoeging of extra waarde. Dat vind ik even nogal iets, want als daar door de heer Backer de kwalificatie aan gegeven wordt dat dat ongepast was, dan vind ik dat wel een stevige uitspraak. Het was in ieder geval geen inhoudelijke beargumentering, laat ik het maar zo zeggen. Dus ik vraag toch aan de minister hoe hij daar nu naar kijkt.
Voorzitter. Maar dat gezegd hebbend, vind ik nog steeds dat wat in de Tweede Kamer is gebeurd ... Ik zei het bij interruptie al: als we daarnaar kijken, dan is dat nog wel iets waarvan je je moet afvragen of dat nou in het kader van de rechtsstatelijkheid en de zuiverheid van wetgeving hetgeen is waar je op zit te wachten. Het blokkeringsrecht was een noviteit, zo zei de Raad van State; dat was toch wel heel bijzonder en heel uitzonderlijk. Nou, het meest positieve wat de Raad van State daarover kon zeggen, was dat het verdedigbaar was omdat het niet in strijd leek of was met de Grondwet et cetera. Maar ik vind het toch wel wat. Als ik nu zie hoeveel bezwaren er worden opgeworpen tegen de uitvoering van deze motie, met "grote maatschappelijke consequenties", zo staat er in de brief ... Maar mijn vraag is: wat zijn dan die grote maatschappelijke consequenties van de uitvoering van de motie? Ik zie die namelijk niet. Ja, als het doembeeld van het kabinet zich voordoet dat beide Kamers de verlenging verwerpen en er helemaal niets meer is, dat het kabinet door beide Kamers met lege handen wordt achtergelaten ... Ja, dat heeft grote maatschappelijke gevolgen. Maar de uitvoering van de motie op zich heeft geen grote maatschappelijke gevolgen anders dan dat misschien heel veel mensen blij zijn dat er extra controle bij het parlement wordt neergelegd. Dus graag nog een reactie van de minister op dit punt, want het kwam een paar keer pregnant in verschillende brieven naar voren.
Voorzitter. Ook in dat licht is het natuurlijk zo — ik zei het al — dat de Twm die wij nu bespreken, de verlenging per 1 maart, niet de Twm is van jongstleden oktober. Er zijn dingen aan toegevoegd, het is zwaarder geworden. Het tekent zich ook door de ondertekening door bijvoorbeeld de SGP van de motie van de heer Nicolaï die vorige week vrijdag is ingediend en vanmiddag is aangenomen door deze Kamer in meerderheid, zelfs nog met een stem meer dan bij de motie-Janssen die in oktober werd aangenomen. Dus er ligt wel wat. En de minister heeft gezegd: het was niet voorzien voor drie maanden. Het kabinet wilde een jaar, de Raad van State wilde een halfjaar, de Tweede Kamer wilde drie maanden. En de minister van VWS zei toen nog: het is maar goed dat de Eerste Kamer geen recht van amendement heeft, want anders was het anderhalve maand geworden. Volgens mij nergens op gebaseerd, ik heb dat ook gevraagd. Maar vooruit, ik gun hem in de spanning waar hij onder staat ook zijn uitlaatklep. Maar dat was het natuurlijk niet. Deze Kamer kijkt heel staatsrechtelijk naar wat nodig is, ook in tijden van crisis. Maar deze Twm is weliswaar tijdelijk, maar als kind op de lagere school — zo heette dat toen nog, "lagere school" — heb ik vier van de zes jaar doorgebracht in een tijdelijk noodlokaal. Dat kan ik me nog goed herinneren. En het was pas jaren later dat die lokalen zijn afgebroken, dus ... Nou ja, niets zo tijdelijk als iets wat "tijdelijk" wordt genoemd, maar dan toch, door noodzaak, langer blijkt te moeten bestaan.
Voorzitter. De modaliteit 10, 6bis, vind ik de optie van voorkeur. Vandaar ook mijn handtekening onder de motie van mevrouw De Boer.
En ik heb ten slotte nog één vraag die niet beantwoord is door de minister, namelijk mijn voorstel om de Twm als regel als juridische grondslag te gebruiken, nu wij twee keer te maken hebben gehad, bij de PCR-test en met de avondklok, met een rechterlijke voorziening en een voorzieningenrechter die gezegd heeft: waarom heeft u niet de Twm gebruikt? Dus mijn voorstel was: gebruik de Twm als het kan als juridische grondslag; en zo niet, kiest u ervoor dat het toch anders moet, overleg dat dan tijdig vooraf met de Staten-Generaal, zodat we weten waarom en zodat we ons daardoor niet overvallen hoeven te voelen.
Voorzitter. Ik kijk uit naar beantwoording in tweede termijn van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman namens de fractie van de VVD.