Verslag van de vergadering van 9 maart 2021 (2020/2021 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.15 uur
De heer Niek Jan van Kesteren i (CDA):
Voorzitter. Wij zetten vandaag de eerdere behandeling van dit initiatiefwetsontwerp voort. Ik wil allereerst mevrouw Karabulut bedanken voor haar inzet op dit belangrijke onderwerp. De arbeidsmarkt is een belangrijk onderwerp in zijn totaliteit, maar zeker de positie van mensen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, verdient ons aller aandacht. Ik waardeer het zeer dat zij zich hiervoor inspant en ik wil haar ook in algemene zin bedanken voor haar werk in de afgelopen periode.
Het is al gememoreerd dat het al jaren geleden is dat we voor de eerste keer over dit initiatiefwetsontwerp spraken. De problemen zijn sedertdien niet veranderd. Als je het wat breder ziet, praten wij vandaag eigenlijk over het probleem: hoe slagen wij erin mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen? Verdringing is een onderdeel van die problematiek. Deze problemen zijn hardnekkig. Van oudsher spelen sociale werkbedrijven hierin een grote rol. Die rol is onder de Participatiewet sterk verkleind. Het is bekend dat mijn partij samen met de SP het plan heeft om de sociale werkbedrijven in de toekomst weer een grotere rol te geven. Dat is belangrijk, omdat er mensen zijn die niet in staat zijn om met reguliere arbeid in hun onderhoud te voorzien. Er zijn echter ook veel mensen die dat wel kunnen. Dat is denk ik essentieel voor hetgeen ik vandaag wil zeggen.
In mijn vrije tijd ben ik voorzitter van De Normaalste Zaak. Dat is een samenwerkingsverband van ongeveer 600 ondernemers die een inclusieve arbeidsmarkt nastreven en zich als doel stellen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. In weerwil van wat je soms hoort, loopt dat goed, zoals het 100.000-banenplan, dat goed loopt en functioneert. Er zijn 53.000 mensen geplaatst in de afgelopen zes jaar. Ik denk dat dat wel een teken is dat ook ondernemers zich het lot van mensen met een beperking aantrekken.
Voorzitter. Het is mijn overtuiging dat in de toekomst een nieuwe sociale werkvoorziening nauw zal moeten samenwerken met inclusieve werkgevers bij de overheid en in het bedrijfsleven. Er is een nieuwe balans nodig op de arbeidsmarkt, ook aan de zogenaamde onderkant — een vervelend woord — van de arbeidsmarkt. De essentie is dat daarvoor instrumenten nodig zijn. Bijvoorbeeld werken met behoud van uitkering, om bijvoorbeeld proefplaatsingen mogelijk te maken, is zo'n instrument. Net als de gemeenten en het UWV, vreest mijn fractie dat de voorgestelde verdringingstoets die het wetsontwerp wil invoeren, in deze praktijk bijvoorbeeld proefplaatsingen onmogelijk zal maken. Ook Cedris en Divosa vrezen hiervoor; het is al genoemd. Ze vrezen overigens ook grote uitvoeringsproblemen. Dat zou ten koste gaan van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat is niet goed en het zou precies het tegenovergestelde bereiken van wat de initiatiefneemster wil. Dat is ook een vraag die ik aan haar stel: hoe kijkt ze naar deze contradictie? Hoe moeten we daarmee omgaan? Ik ben net als andere sprekers van oordeel dat verdringing een slechte zaak is en dat verdringing moet worden voorkomen. Overigens zijn er rapporten — daar is al aan gerefereerd — die zeggen dat het allemaal wel meevalt met die verdringing, maar ik ben gevoelig voor de argumentatie dat het niet goed is dat mensen die toch al in een kwetsbare positie zitten, weer door anderen weg worden geduwd als ze net werk hebben. Daar moeten we het vandaag over hebben.
Er is niet veel bewijsmateriaal. De jaren die achter ons liggen hebben dat niet naar voren gebracht. De sympathie die ik voor het voorstel heb, stuit eigenlijk op het gebrek aan feiten die het voorstel zouden staven. De onderzoeken die er liggen zijn niet werkelijk overtuigend. Wij denken dat het voorstel veel bureaucratie met zich meebrengt en niet effectief zal zijn. Om die reden houdt mijn fractie grote twijfel over de wenselijkheid van dit voorstel. Maar wij zien uit naar de behandeling en hopen dat er argumentatie komt die toch een heroverweging mogelijk zal maken, want de sympathie ligt bij de gedachte achter het voorstel. Maar ik ben niet overtuigd van de noodzaak op dit moment.
Laten we het er vandaag over hebben, voorzitter. Dan zien wij verder. Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan de heer Van der Burg namens de fractie van de VVD.