T03114

Toezegging Voor 2028 kijken naar de te nemen maatregelen voor behalen van voorgestelde omgevingswaarde voor 2035 (35.600)



De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe niet te wachten tot 2028, maar binnen vier jaar op basis van onder meer de uitwerking van de Subsidieregeling brongerichte verduurzaming, de afspraken met de agrarische sector en andere partijen en het verdienmodel voor emissiereductie een inschatting te maken van de technische, financiële en sociaal-economische consequenties en de daartoe te nemen maatregelen vanwege het behalen van de voorgestelde omgevingswaarde voor 2035.


Kerngegevens

Nummer T03114
Status voldaan
Datum toezegging 2 maart 2021
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen stikstofproblematiek
Kamerstukken Stikstofreductie en natuurverbetering (35.600)


Uit de stukken

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 3,blz. 7.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Dan weet ik dat er opmerkingen zijn te maken over de resultaatverplichtingen die zijn vastgelegd. Zijn die ambitieus genoeg? Mijn oordeel is dat ze dat als basis zeker zijn. Maar, zeg ik er eerlijk bij: "meer en sneller" mag in de toekomst van mij ook, maar "minder en later" mag niet. Ik wil dan ook van de minister de toezegging dat wanneer in de toekomst resultaten sneller blijken te worden geboekt dan verwacht, dat geen reden zal zijn om maatregelen af te schalen omdat we nu eenmaal die einddatum hebben. We moeten niet handelen als een gemeente die na vier weken wordt opgebeld door een burger, waarbij de gemeente zegt: ja, maar we mogen er zes weken over doen. Dat is dus niet de bedoeling: het mág sneller. Dat is een wijdverbreid misverstand.

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 3, blz. 17

De heer Schalk (SGP):

(…)

Laat ik met dat laatste, dat kwade, beginnen. Dat heeft te maken met dat hoge percentage van natuurverbetering via de weg van de stikstofreductie, zoals dat in deze wet is opgenomen. De wet stelt dat deze reductie moet leiden tot een verbetering van de natuur in 2025 met 40%. Vijf jaar later komt er nog eens 10% bij, tot een verbetering met 50%. En dan volgt er een reuzestap in vijf jaar, naar 74% in 2035. Dat is een enorme reductieopgave, van ongeveer 10 mol per jaar in de jaren 2020 tot 2030, en daarna vijf jaar lang een reductie met ruim 40 mol per jaar, als je dat omrekent. Mijn fractie heeft grote twijfels bij die opbouw. Bovendien: om die percentages te halen, zullen er ingrijpende en kostbare maatregelen getroffen moeten worden, met name door de boeren. Voor de periode tot 2030 ligt er in ieder geval een stappenplan. Maar voor de tijd daarna is er eigenlijk nog helemaal niets, alleen een percentage in de wet. Ik ben niet zo'n voorstander van percentages in wetten. Ik ben geen profeet, maar iedereen kan voorspellen dat we in de problemen komen, bijvoorbeeld met de Klimaatwet, waar we percentages in hebben gezet. Maar ook bij deze wet wrijven juristen zich vermoedelijk al in de handen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Als de wetgever al percentages in wetten wil vastleggen, zou dat pas moeten gebeuren als de uitvoerbaarheid en de betaalbaarheid inzichtelijk zijn gemaakt. En dat ontbreekt, in ieder geval voor het 2035-doel. Daar maak ik mij grote zorgen over. Daarom mijn vraag wat te doen als die percentages onhaalbaar blijken te zijn. Op welk moment kan bepaald worden of die haalbaarheid toch realistisch is?

(…)

De heer Pijlman (D66): (…) Maar als ik u goed begrijp, zegt u: tot 2030 zit mijn twijfel niet, maar daarna begin ik te twijfelen, ook omdat de maatregelen dan nog niet uitgewerkt zijn. Klopt dat?

De heer Schalk (SGP): Dat klopt niet helemaal, want we hebben niet voor niets percentages in de wet gezet, ook voor 2025: 40% natuurverbetering. Ik zie ook in de wet dat er in 2028 een evaluatie is. Ik vind dat in die zin laat, want stel dat we 40% in 2025 niet zouden halen, dan is dat wel een belangrijk signaal. Mijn gedachte zou zijn: blijf zo goed mogelijk monitoren en ga zo vroeg mogelijk ingrijpen, en niet pas in 2028 als je merkt dat het onhaalbaar is wat er nu in de wet staat. Voorts is het zo — maar dat merken we natuurlijk op allerlei fronten — dat er van alles en nog wat in onze samenleving kan plaatsvinden waardoor een nieuw kabinet misschien andere afwegingen moet maken. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Wat ik nu zeg is: mijn fractie vindt het een hoog percentage, een hoog ambitieniveau. Ik weet dat er een enorme opgave ligt, en daar loop ik ook niet voor weg, maar we moeten er wel op een goede manier mee omgaan, zodat ze zo meteen niet extra in de problemen komen.

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 14.

Minister Schouten:

(…)

De heer Janssen vraagt: worden de maatregelen afgeschaald als de doelen sneller geboekt worden? Stel dat het allemaal heel goed gaat. Ik hoop het; het zou heel fijn zijn. Als de doelen sneller gehaald worden, heeft dat verschillende voordelen. Hoe minder stikstofoverbelasting er is, hoe sneller de natuur zal kunnen herstellen. Die robuuste natuur is dan ook weer belangrijk voor de vergunningverlening. Hoe eerder een gebied onder de kritische depositiewaarde zit, hoe meer ruimte er ontstaat voor andere economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Dat zijn alleen al belangrijke redenen om voortvarend aan de slag te gaan en om de meters te gaan maken die we ook moeten maken

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 16.

Minister Schouten:

(…)

De omgevingswaarde die gewoon in de wet staat, staat in de wet. Daar moet ik mij toe verhouden. Dat is gewoon de waarde die daar staat. Ik hoor de heer Schalk wel goed zeggen: bekijk nou eens goed wat ervoor nodig is om dat te gaan halen en neem daarin ook de sociaal-economische, technische en financiële aspecten mee. Dat snap ik. Dat vind ik een goede suggestie van de heer Schalk, zodat we goed kunnen bekijken wat er nodig is om die doelen weer vast te stellen naar 2035 toe. Ik ben het met hem eens dat we daar niet te lang mee moeten wachten. Hoe eerder je daar immers duidelijkheid over hebt, hoe beter mensen zich daar weer op kunnen richten.

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 17.

Minister Schouten:

(…)

Mevrouw Prins vroeg eigenlijk een beetje hetzelfde. Dus ik hoop dat ik hiermee haar vraag ook beantwoord heb, ook wat betreft de doelen tot 2035, over hoe je die inspanningen zou kunnen gaan realiseren en of dat niet te ambitieus is. Zij vroeg ook heel specifiek nog of daar rekening gehouden kan worden met de impact van de klimaatverandering. Daar kan ook rekening mee gehouden worden. Dat zit sowieso al in de wet. Klimaatverandering is een factor die je kan meewegen bij het in stand houden van de doelen. Als er extra maatregelen nodig zijn, moeten we daar — dat moeten we altijd doen — ook de sociale-economische afweging bij maken.

Mevrouw Prins (CDA): Ik kan mij heel goed voorstellen dat het heel moeilijk is voor het PBL om nu al door te gaan rekenen voor na 2030. Tegelijkertijd is het wel zaak om tijdig te beginnen met plannen, al is het maar in de diverse scenario's, voor wat je zou kunnen doen. Wij zouden het toch wel erg op prijs stellen als er helderheid is en er in de komende periode vroegtijdig en snel gestart wordt met een aantal plannen, dat er wordt gekeken wat je zou kunnen doen na 2030 tot 2035, rekening houdend met een aantal doorrekeningen, zoals andere stalsystemen en een aantal andere zaken. Wij zouden het wel erg waardevol vinden als dat houvast er steeds meer komt en we daar dus niet te laat mee zijn.

Minister Schouten: Dat deel ik met mevrouw Prins. Er is een ambtelijke werkgroep bezig om alle opties te bedenken, zoals we ook weleens ambtelijke werkgroepen hebben die bezuinigingen voor kunnen stellen of wat dan ook. Die is niet politiek aangestuurd, maar kan alle opties op tafel leggen, zodat daar ook keuzes in gemaakt kunnen worden. Die groep is al bezig. Die is ook al aan het nadenken welke maatregelen je hierbij allemaal zou kunnen bedenken. Vervolgens ga je daar natuurlijk ook weer politieke keuzes in maken. Ik kan mij voorstellen dat een eventueel volgend kabinet of het kabinet daarna daar zeker gebruik van kan gaan maken om ook al na te denken over ná 2030, want ik ben het mevrouw Prins eens dat we dat niet pas moeten gaan doen in 2028. Dan wordt het wel erg laat voor heel veel partijen. Maar dan moeten we ook inzicht hebben in wat de effecten zijn. Daar zit op dit moment voor mij de hobbel. Ik kan het niet berekenen tussen 2030 en 2035. Zodra we daar wel meer zicht op hebben, zodra we ook die opties op tafel hebben liggen, moet je ook zo snel mogelijk weer het beeld na 2030 kunnen schetsen.

Mevrouw Prins (CDA):

Het PBL heeft aangegeven dat zij dat qua tijdspad wel zouden kunnen doen. Ik kan me ook voorstellen dat ze, zoals ze veel dingen doorrekenen, zeggen: het zou een worst case, best case en een realistische case kunnen zijn. Dan heb je handvatten om vandaaruit verder te gaan werken.

Minister Schouten:

Dat weet ik niet uit mijn hoofd. Ik zou moeten navragen of PBL op die manier kan werken. PBL zegt wel tegen ons: je bent er nog niet in 2030. Dat weten we, want we weten ook dat de opgave groter is dan 2030. Maar of zij ook specifiek kunnen berekenen dat déze maatregel dít effect geeft richting 2035, dat zou ik echt even na moeten vragen. Ik zal kijken of ik daar in tweede termijn een wat completer antwoord op kan geven.

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 45.

Minister Schouten:

(…)

Mevrouw Prins had nog een antwoord van mij tegoed vanuit de eerste termijn over het PBL. Zij vroeg wanneer ze kunnen beginnen richting 2035. Het is eigenlijk een soort van continu proces. We zijn nu ambtelijk aan het kijken, ook in samenwerking met stakeholders, welke bronmaatregelen aanvullend mogelijk zouden zijn voor de doelstelling richting 2035. Op het moment dat we daar meer zicht op krijgen, zullen we dan al vragen aan het PBL hoever zij dat kunnen berekenen. Eigenlijk is dat al gaande. Dan is het de vraag of zij dat op dat moment al kunnen vaststellen. Daarvoor moeten ze ook de laatste inzichten hebben van wat zij weten. We zijn nu nog bezig met de inventarisatie van die maatregelen. Zodra we dat hebben en voorleggen wat we dan weten, zullen we op dat moment natuurlijk verder gaan inkleuren als het ware. Dat is dus een doorlopend proces.

Handelingen I , 2020-2021, nr. 27, item 10, blz. 62.

Minister Schouten:

(…)

Dan de motie van de heer Schalk. Daar hebben wij ook al redelijk uitgebreid met elkaar in het debat over gesproken. Hij zei: ik vind het belangrijk dat wij niet tot 2028 wachten, juist om zekerheid naar 2035 te kunnen gaan bieden. Hij wil dat we al eerder gaan kijken, om binnen vier jaar een aantal zaken goed op een rij te krijgen. Ik heb daarover in het debat al gezegd dat mij dat een goed idee lijkt. In die zin is deze motie ondersteuning van beleid. Ik heb het al toegezegd, maar ik wil het nog wel een keer benadrukken. Ik kan deze toezegging doen. Ik had al eerder aangegeven dat ik dit ook van belang vind. Het is een terecht punt van de heer Schalk.

De heer Schalk (SGP): Ik had het expres in een motie gezet om het even heel precies te hebben, maar deze toezegging maakt de motie eigenlijk overbodig, begrijp ik. Dat betekent dat ik die dan kan intrekken, voorzitter.

Minister Schouten: Want we gaan het doen. Is goed. We gaan het doen. Dat is de toezegging.

De heer Schalk (SGP): Ik hoop dat de voorzitter het ook gehoord heeft.

De voorzitter: Ja, ik hoor u zeker, want ik hoor alles. Dus u wenst uw motie in te trekken?

De heer Schalk (SGP): Ja, voorzitter, omdat de minister met een heldere toezegging komt. Ik dank haar daar overigens voor en trouwens ook voor het debat, want dat was ik zojuist nog vergeten te zeggen.

De voorzitter: Aangezien de motie-Schalk (35600, letter N) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.


Brondocumenten


Historie