Plenair Janssen bij behandeling Wet uitbreiding slachtofferrechten



Verslag van de vergadering van 13 april 2021 (2020/2021 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.03 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank. Een vraag die bij mijn fractie leefde, was wanneer deze wet ingaat en hoe wij de uitvoering moeten beoordelen: kan die zorgvuldig gaan, is daar voldoende geld voor, et cetera. Maar de minister heeft gezegd dat dat allemaal nog komt bij AMvB en dat we het daar dus nog met elkaar over kunnen hebben. Dat lijkt mij in ieder geval al een plus.

Ik weet ook dat deze minister zeer gewaardeerd wordt door organisaties van slachtoffers. Dat gun ik hem van harte, want hij doet daar ook goede dingen voor. Toen we het hadden over de herziening van het Wetboek van Strafvordering, zei de minister: het is goed dat we die naar voren hebben gehaald, want we moeten dat niet volproppen met politieke wensen. Nou ben ik er überhaupt niet voor dat we wetgeving vol moeten proppen met politieke wensen, maar volgens mij wordt de aanzet naar de nieuwe politiek nu juist dat we kijken hoe we met zo groot mogelijke meerderheden datgene doen wat goed is voor onze samenleving, anders dan alleen maar het vertalen van politieke wensen van een toevallige meerderheid. Ik bleef daar dus een beetje op haken. Volgens mij moeten we doen wat goed is.

Ik ben ook blij dat de minister heeft gezegd dat het regeerakkoord blijkbaar een verzameling opties is waarvan de bewindslieden zelf kunnen kijken of ze er iets mee willen of niet. Dat geeft hoop voor het proces aan de overkant dat nu loopt, dus dat het niet zo is dat als het in het regeerakkoord staat, het per se uitgevoerd moet worden. Dat is al een mooie voorzet voor de overkant, denk ik.

Maar ik blijf toch een beetje vastlopen als ik kijk naar de inhoud bij de doelstellingen die minister aan de verschijningsplicht koppelt. Ik zei al in eerste termijn dat dit een belangrijk punt is voor mijn fractie, waar we echt tegenaan hikken, niet alleen hier, maar ook in de Tweede Kamer. Ik wees er bij interruptie ook op dat in de voorbeelden van de minister en in de taal die hij gebruikt, zowel in de schriftelijke voorbereiding als ook hier, het woord "verdachte" een-op-een te vervangen is door "dader". De minister zegt: dat is niet zo. Bij de hele opsomming van het doel of de doelstellingen van de verschijningsplicht, zoals het vergroten van het besef bij de verdachte van wat hij heeft aangericht, wordt uitgegaan van een schuldige verdachte. Het is het totaal dat dat beeld oproept.

Voorzitter. Het WODC. De minister maakt het heel groot, maar ik heb niet gezegd dat het WODC het moet doen. Ik heb gezegd dat ik graag zou willen dat wij, voordat wij over een aantal jaren gaan praten over de herziening van het Wetboek van Strafvordering, af kunnen wegen of zo'n tweefasenproces, bijvoorbeeld bij ernstige gewelds- en zedendelicten, iets zou kunnen zijn. Daar is in 2013 een onderzoek gedaan, maar dat was nog op basis van een beperkt spreekrecht. Mijn vraag aan de minister was dan ook of we nog een keer kunnen laten kijken naar een actualisering daarvan. Dan gaat het niet over een heel nieuw literatuuronderzoek of over een jarenlang onderzoek, maar over de vraag of er in de afgelopen acht jaar, met de uitbreiding van slachtofferrechten, dingen zijn opgetreden die mogelijk van invloed kunnen zijn op de afwegingen en de conclusies van het WODC destijds, dus een beperkte actualisering. De minister zegt dat hij de beperkte capaciteit van het WODC daarmee niet gaat belasten, maar ik vraag niet om dat door het WODC te laten doen. Een gezonde blik van buiten zou ook heel goed kunnen zijn. Dat kan de omvang hebben van een briefadvies, wat heel normaal is. Dat zou niet meer beslaan dan minder dan de samenvatting van het WODC-rapport op zich.

Over wie het moet doen, zou ik tegen de minister zeggen: doe een voorstel. Dat hoeft niet nu. De omvang hoeft niet meer te zijn dan een beperkt briefadvies, om te kijken of er nog ontwikkelingen zijn waarover we het moeten hebben. Maak de uitvoeringstoets niet te groot. Hou dat beperkt.

Daarom heb ik toch de volgende motie, vooruitlopend op de tweede termijn.

De voorzitter:

Door het lid Janssen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het WODC in 2013 een onderzoek heeft uitgevoerd naar de voordelen en nadelen van een tweefasenproces en dat slachtofferrechten in strafzaken sinds het WODC-onderzoek aanzienlijk zijn uitgebreid;

overwegende dat het WODC als nadelen aangeeft dat een tweefasenproces mogelijk zou kunnen leiden tot verlies van zittingscapaciteit en een negatief effect op de werklast en doorlooptijden;

van mening dat het wenselijk is om voor de parlementaire behandeling van de voorziene herziening van het Wetboek van Strafvordering een actualisering van het WODC-onderzoek uit 2013 te krijgen waarin de uitbreidingen van slachtofferrechten worden betrokken;

van mening dat de door het WODC-onderzoek in 2013 genoemde mogelijke nadelen van een tweefasenproces nadere onderbouwing behoeven;

verzoekt de regering om een actualisering te laten uitvoeren van het in 2013 uitgevoerde WODC-onderzoek naar het tweefasenproces en een uitvoeringstoets uit te laten voeren naar de gevolgen van een tweefasenproces bij ernstige gewelds- en zedendelicten;

verzoekt de regering de actualisering en de uitvoeringstoets dusdanig tijdig uit te laten voeren dat de uitkomsten kunnen worden betrokken bij de parlementaire behandeling van de herziening van het Wetboek van Strafvordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter E (35349).

De heer Janssen (SP):

Met alle toelichtingen en beperkingen die ik er net aan heb gegeven, denk ik dat we het daar in tweede termijn nog even kunnen over kunnen hebben. Verder wacht ik de tweede termijn van de minister af.

Tot slot kan ik zeggen dat wij er echt nog niet uit zijn wat wij met dit wetsvoorstel moeten. Die verschijningsplicht is voor ons echt een belangrijk punt, hoezeer de positie van de slachtoffers mijn fractie en mij persoonlijk ook aan het hart gaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.