Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.23 uur
Mevrouw Bezaan i (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag bespreken wij het wetsvoorstel dat een verruiming van mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen beoogt. Meer specifiek betreft dit radicale organisaties die tot doel hebben om de democratische rechtsstaat omver te werpen of af te schaffen. Het wetsvoorstel beoogt te verduidelijken wat in Nederland in strijd is of kan zijn met de openbare orde. Daarnaast verlicht deze wet voor het OM de bewijslast bij het verbieden en ontbinden van een rechtspersoon die de samenleving ontwricht, en bij het aantonen dat een organisatie aanzet tot haat en geweld, of een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Collega's die vóór mij spraken, hebben dit ook al verteld. Anyway.
Voorzitter. Laat ik glashelder zijn: de PVV-fractie is een groot voorstander van een harde aanpak van dergelijke organisaties. Veiligheid van burgers staat voorop, en onze samenleving dient beschermd te worden tegen radicale of extremistisch organisaties waarvan het doel of de activiteiten in strijd zijn met de openbare orde.
Echter, ondanks de goede intenties van het voorliggende wetsvoorstel, maken wij ons toch wat zorgen. Ik zal u uitleggen waarom. Deze zorgen hebben te maken met het feit dat het nieuw voorgestelde lid 3 van artikel 20 van Boek 2 BW nogal wat ruimte biedt voor willekeurige invulling. Er wordt immers in dit artikel gesproken over: "In strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid." Het probleem zit wat de PVV betreft in de gebruikte terminologie in voornoemd artikel. Deze is niet nader gedefinieerd, waardoor de rechtszekerheid niet, dan wel onvoldoende wordt bevorderd.
In het verlengde hiervan stellen Koornstra, Roorda en Brouwer in een artikel in het NJB dat noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van de desbetreffende bepaling, noch uit de rechtspraak blijkt hoe de begrippen "bedreiging van de nationale veiligheid", "bedreiging van de internationale rechtsorde", "ontwrichting van de democratische rechtsstaat" of "ontwrichting van het openbaar gezag" moeten worden ingevuld. De auteurs stellen dan ook dat er een nadere invulling moet komen om de rechtszekerheid te vergroten, iets wat tevens wordt onderschreven door het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, het NJCM. In de toelichting zou duidelijk moeten staan welke specifieke activiteiten strijd kunnen opleveren met de openbare orde of openbare veiligheid. Zo weten organisaties waar ze aan toe zijn, en het geeft de rechter duidelijke handvatten, waaraan toetsing plaats kan vinden.
Het NJCM stelt tevens dat de precieze gevolgen van een bestuursverbod ontbreken in het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel legt de bal bij de rechter neer om een nadere invulling te geven, of bij de regering via een algemene maatregel van bestuur. Echter, het is al eerder gezegd vandaag: artikel 8 van de Grondwet verbiedt het toekennen van algemene bestuursbevoegdheden waarvan de invulling aan de bestuursorganen wordt overgelaten. In feite ontstaat dus de ongewenste situatie dat antidemocratische rechtspersonen langs ondemocratische weg worden verboden. Deelt de minister de vrees van de PVV op dit punt? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat gaat de minister dan doen om de rechtszekerheid te waarborgen? Ik hoor graag een reactie van de minister.
Voorzitter. In de beantwoording van onze schriftelijke vraag stelt de minister dat het voeren van een publieke discussie over het al dan niet bestaan van klimaatveranderingen of een vreedzame actie daartegen, of over het al dan niet bestaan van epidemieën en de bestrijding daarvan, "uit de aard der zaak onvoldoende is voor het aannemen van een bedreiging van de nationale veiligheid in de zin van artikel 20, Boek 2 BW". Dit zou volgens de minister anders kunnen zijn wanneer een vereniging radicaliseert en over dreigt te gaan tot het voorbereiden van aanslagen om deze doelen te bereiken. De PVV-fractie onderschrijft dit, maar zij vreest toch dat dit niet waterdicht is als het gaat om laten wij het "onwelgevallige meningen" noemen. Het politieke proces tegen Geert Wilders is daar helaas een duidelijk voorbeeld van. En ja, ik weet, want dat is net ook allemaal besproken, dat politieke partijen vooralsnog hier niet onder zullen vallen. Wij zouden graag van de minister vernemen wanneer er in zijn ogen sprake is van radicalisering. Graag een reactie van de minister.
Voor zover mijn eerste termijn. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bezaan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Nanninga, die zal spreken namens de gelijknamige fractie.