Verslag van de vergadering van 5 oktober 2021 (2021/2022 nr. 2)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.55 uur
Mevrouw Prast i (PvdD):
Dank u, voorzitter. Wij hebben dit wetsvoorstel te danken aan Europa, dat met de richtlijn minimumvereisten stelt voor vaderschapsverlof, ouderschapsverlof, zorgverlof en flexibele werkregelingen voor werknemers die ouders of mantelzorgers zijn. De EU maakt duidelijk dat de te implementeren maatregelen een minimumvereiste zijn en moedigt landen aan daar een schepje bovenop te doen.
Ik richt mij vandaag op het ouderschapsverlof, waaraan ook de meeste eerdere sprekers hun verhaal hebben gewijd. Doel is een gelijkere verdeling van de zorg voor kinderen, een betere band tussen vader en kind, een betere werk-privébalans en gelijkere kansen voor ontplooiing van mannen en vrouwen. Dat zijn in de ogen van de Partij voor de Dieren belangrijke doelen. Voordat ik het wetsvoorstel bestudeerde, dacht ik dan ook: wie kan daar nu tegen zijn? Dit is uitdrukkelijk nog geen stemverklaring, maar inmiddels denk ik daar toch iets anders over. Dat komt door de manier waarop het kabinet deze richtlijn invult. Ik zal dat toelichten. Maar mijn eerste vraag aan de minister is of het kabinet zich achter de doelen van de richtlijn schaart.
Het betaalde ouderschapsverlof moet volgens de richtlijn minimaal twee maanden per ouder zijn. Ondanks aanmoedigingen van de Europese Commissie gaat het kabinet met dit wetsvoorstel nagenoeg op dit minimum zitten: weliswaar negen weken in plaats van twee maanden, maar het komt ongeveer op hetzelfde neer. Dat is in internationaal perspectief weinig. Onze belangrijkste handelspartner Duitsland geeft ouders samen twaalf maanden en als beide ouders het verlof opnemen, krijgen ze nog eens twee maanden extra. Steeds meer Europese landen voeren een heel jaar betaald ouderschapsverlof in, te verdelen over beide ouders. Een belangrijke reden daarvoor is dat er wetenschappelijk bewijs is dat kinderen die in het eerste levensjaar thuis worden verzorgd door iemand die van ze houdt, op jonge leeftijd minder agressief zijn, zich socialer opstellen en beter gehoorzamen. De neurologische ontwikkeling in het eerste jaar wordt erdoor beïnvloed en dat is onomkeerbaar. Ook de latere schoolprestaties zijn beter en op latere leeftijd zijn kinderen die zo zijn opgegroeid, minder depressief en hebben ze minder concentratieproblemen. Ouderschapsverlof in het eerste jaar is dus heel belangrijk voor het welzijn en de toekomst van kinderen. Uiteindelijk profiteert ook de samenleving als geheel daarvan.
Volgens de Partij voor de Dieren is het onze taak om in dit huis rekening te houden met het welzijn van degenen die geen stem hebben. Bij dit wetsvoorstel zijn dat kinderen in hun eerste levensjaar. Als je ziet hoeveel belang we hechten aan onderwijs en preventie, zou je denken dat het kabinet vol inzet, ook financieel, op dat eerste levensjaar. Desondanks houdt Nederland het bij maximaal negen weken betaald ouderschapsverlof. Heeft dat uitsluitend een financiële reden, zo vraag ik de minister. Zo nee, welke niet-financiële reden is er voor dit, vanuit de richtlijn bekeken, minimale verlof?
Niet alleen de lengte, ook de doorbetaling van het verlof die het kabinet voorstelt, is teleurstellend. Daar is al eerder op gewezen. Het is nog maar de vraag of daarmee recht wordt gedaan aan de richtlijn. Volgens de richtlijn moet de doorbetaling immers ook hoofdkostwinners in staat stellen hun recht op verlof uit te voeren. De richtlijn kwantificeert dit niet en het wetsvoorstel voorziet in een halvering van het inkomen. Volgens de minister kunnen huishoudens deze inkomensdaling opvangen door het verlof te spreiden. Maar het verlof moet, terecht, binnen een jaar worden opgenomen. Het opnemen ervan leidt dus, spreiding of niet, tot een bruto inkomensdaling op jaarbasis van 8% voor moeders en 10,5% voor vaders. Ik moet de eerste vakbond nog tegenkomen die zo'n achteruitgang in het cao-loon zal accepteren. Kan de minister toelichten waarom hij voor dit lage percentage kiest en waarom hij meent dat slechts 50% doorbetaling voldoet aan de richtlijn? Ik vraag de minister ook of het klopt dat het UWV tot zes weken na de eerste ouderschapsverlofdag de tijd heeft om tot betaling van de 50% over te gaan. Ik noem een voorbeeld. Als de eerste verlofdag ingaat op 30 oktober, dan komt de betaling mogelijk pas op 11 december binnen. Is dat juist? Dat zou betekenen dat een hoofdkostwinnaar met een modaal inkomen die een maand ouderschapsverlof neemt, in plaats van rond 24 november €2.200 te ontvangen, nu op 11 december rond de €1.200 krijgt uitbetaald. Klopt dat, zo vraag ik de minister.
Het kabinet verwacht dat 60% van de vaders en 80% van de moeders het betaalde ouderschapsverlof opneemt. Moeders nemen gemiddeld acht weken op en vaders nemen gemiddeld vier weken op. Dat zou betekenen dat moeders dankzij het wetsvoorstel straks gemiddeld 6,4 weken extra thuis zijn en vaders gemiddeld 2,4 weken. De minister schrijft zelf dat het opnemen van ouderschapsverlof kort na de geboorte leidt tot een evenwichtiger verdeling van zorgtaken, mits het verschil tussen mannen en vrouwen in de opname beperkt blijkt te zijn. Vindt de minister 6,4 weken versus 2,4 weken een beperkt verschil? Gaan die gemiddeld twaalf dagen extra ouderschapsverlof de band tussen vader en baby en zijn werk-privébalans nu echt significant verbeteren, zoals de richtlijn voor ogen heeft?
Het kabinet is op de hoogte van onderzoek dat laat zien dat 80% doorbetaling nodig is om het doel te bereiken dat ook veel vaders het verlof benutten. Waarom doet het kabinet daar niets mee?
De minister heeft niet onderzocht wat het beroep op ouderschapsverlof zal zijn al naargelang inkomensklasse. Maar onderzoek naar de intentie om betaald ouderschapsverlof te benutten, met een analyse van achtergrondkenmerken zoals inkomen, is eenvoudig te doen. Is de minister bereid dit alsnog te laten onderzoeken?
De minister schrijft terecht dat een cultuurverandering tijd kost. Onderzoek laat zien dat mannen aarzelen om verlof op te nemen, vanwege het afwijken van de sociale norm. Er is voor de meeste vaders an offer they can't refuse nodig willen ze kunnen uitleggen dat zij tijdelijk de werkvloer verruilen voor de luieremmer. Met een halvering van het inkomen is dat verhaal niet te verkopen en kunnen we eeuwig blijven wachten op die cultuurverandering.
Op de suggestie daartoe van de PvdA-fractie om het opnemen van betaald verlof de standaardkeus te maken, gezien het effect daarvan op gedrag, antwoordt de minister dat het kabinet wil dat ouders een weloverwogen keus maken. Betekent dit nu dat hij het gedragseconomische gedachtegoed afwijst? Is hij niet op de hoogte van het feit dat de stille keus wordt gezien als de aanbevolen keus? Of wil het kabinet inderdaad mensen aanbevelen om geen betaald ouderschapsverlof op te nemen? Ik krijg graag een antwoord van de minister.
Heeft de minister overwogen om ouders die verlof opnemen volledig door te betalen, waarbij een deel van de lening, bijvoorbeeld 30%, in de vorm van een renteloze lening wordt verstrekt? Die lening moet bijvoorbeeld in kwartaaltermijnen worden terugbetaald tot het achtste of het achttiende levensjaar van het kind. Graag een reactie van de minister.
We moeten meer investeren in sociaal kapitaal, zo betoogde ik in het debat over Invest International. Betaald ouderschapsverlof is zo'n investering, want het bevordert de gezondheid van jonge ouders en hun kinderen voor de rest van hun leven. Het kabinet is niet bereid 900 miljoen extra uit te trekken voor het 100% doorbetalen van het verlof en heeft zelfs niet 190 miljoen extra over voor een doorbetaling van 70%. Om die bedragen een beetje in perspectief te plaatsen: er wordt volgend jaar 2 miljard uitgegeven aan het onderhoud van wegen.
Ik heb nog een laatste vraag voor ik afrond. Heeft de minister een beeld van het effect van deze vorm van betaald ouderschapsverlof op de keus voor meer kinderen? Heeft het invloed op het aantal kinderen dat mensen ... "Nemen" is niet het goede woord, maar u begrijpt wat ik bedoel. Is dat meegewogen?
Ik rond af. Mijn fractie is voor de invoering van betaald ouderschapsverlof, in het belang van kind, ouders en samenleving. Maar dit wetsvoorstel lijkt vooralsnog onvoldoende bij te dragen aan de doelen van de richtlijn, waaronder een betere privé-werkbalans en gelijkere mogelijkheden tot ontplooiing binnens- en buitenshuis.
Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prast. Dan geef ik nu het woord aan de heer Schalk namens de fractie van de SGP.