Verslag van de vergadering van 14 december 2021 (2021/2022 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.42 uur
De heer Raven i (OSF):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het over de verhuurderheffing. Ik probeer er in mijn bijdrage enige staatsrechtelijke punten bij te halen, wellicht ook een tip voor de Eerste Kamer.
Voorzitter. De verhuurderheffing, oftewel waar gelegenheidswetgeving toe kan leiden. De Universiteit van Tilburg heeft een aantal jaren geleden een essay gewijd aan impulswetgeving. We zien de laatste jaren dat de Tweede Kamer nogal wat moties per jaar behandelt; in het afgelopen jaar geloof ik 5.000. Op zichzelf is dat goed, een betrokken parlement, betrokken door ook de vinger aan de pols te houden en snel te reageren op actuele zaken in de maatschappij. Maar het kan ook leiden tot wat nu voorligt: gelegenheidswetgeving. Nederland dreigt naar mijn mening kapot te gaan aan gelegenheidswetgeving en de Eerste Kamer zou daar wat kritischer op mogen letten.
Een voorbeeld is het Bulgarenincident, dat een aantal jaren geleden gespeeld heeft. Het leidde tot een enorme ophef in de Kamer, maar het leidde ook tot een verzwaring van de controles door de Belastingdienst. Er ontstond tunnelvisie en het leidde tot het toeslagenschandaal, met grote problemen voor de toeslagouders. Zelfs de Raad van State heeft twee weken geleden moeten toegeven dat ze een tunnelvisie hebben gehad op dat dossier. Eigenlijk naar aanleiding van een incident werd wetgeving ingesteld.
Een tweede voorbeeld van impulswetgeving is datgene wat vandaag voorligt. De Staat had in 2013 grote financiële problemen; de heer Ester heeft erover gesproken. Vanaf 2013 was er een verhuurderheffing. Maar dat was eigenlijk ook naar aanleiding van een incident. We kunnen ons allemaal nog herinneren dat er in de Rotterdamse haven een groot schip lag dat ineens omgebouwd werd tot appartementen of iets dergelijks. Dat werd betaald via woningcorporaties. De discussie kwam op gang of ze niet wat veel reserves hadden. Vervolgens leidde dat tot een tunnelvisie, waardoor nu de hele woningmarkt op zijn gat ligt. Ook hier dus tunnelvisie. Daar wil dan eigenlijk niemand meer vanaf, totdat er fundamenteel iets verandert. Mijn voorganger Gerben Gerbrandy heeft in oktober 2020 hier nog een motie ingediend om de verhuurderheffing af te schaffen. Dat was eigenlijk in aansluiting op zijn pleidooi een jaar eerder, in 2019, toen hij als een van de weinigen het thema van de verhuurderheffing aankaartte, net als de grote problemen die ze veroorzaakte voor de woningcorporaties en de woningmarkt.
Voorzitter. Niemand durft dan te stoppen, ook vanwege financiële aspecten. De verhuurderheffing is natuurlijk een crisismaatregel en een crisismaatregel is per definitie een tijdelijke maatregel. Er is niks zo structureel als tijdelijk. Daar zouden wij als Eerste Kamer wat stringenter op moeten toezien.
Voorzitter. Het laatste voorbeeld is het niet-indexeren van de pensioenen vanaf 2008-2009. Grote financiële problemen. Wie moet dan het gelag betalen? Och, laten we dat maar eens bij de gepensioneerden leggen. Jaar op jaar op jaar werd discussie gevoerd over het vooral weer invoeren van de indexering, maar er werden altijd argumenten gevonden om het maar niet te doen, met name financiële argumenten. Ik heb het gisteravond al gezegd: professoren hebben inmiddels berekend dat het maar 0,25% heeft uitgemaakt ten opzichte van de situatie waarin de indexering gewoon was doorgegaan. Ook dat was een tijdelijke maatregel, impulswetgeving. Waar gelegenheidswetgeving toe kan leiden: 40 miljard euro is de afgelopen jaren aan de gepensioneerden niet uitbetaald. Ik waarschuw de Eerste Kamer om in de toekomst op te letten bij gelegenheidswetgeving: ga daar kritisch in zitten en laat dit soort voorbeelden niet passeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raven. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor tien minuten, tot 09.55 uur.