T03314

Toezegging Brief inzake voor- en nadelen van Miljoenennota in het voorjaar naar Eerste Kamer zenden (35.925)



De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen van de leden Backer (D66) en Van Rooijen (50PLUS), toe de brief inzake de voor- en nadelen van het indienen van de Miljoenennota in het voorjaar, die in het eerste kwartaal van 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd wordt ook naar de Eerste Kamer de sturen. In deze brief wordt ook de overweging opgenomen om een aantal fiscale wetsvoorstellen eerder in het jaar naar de Kamers te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03314
Status voldaan
Datum toezegging 16 november 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fiscale wetgeving
koopkracht
miljoenennota
Kamerstukken Miljoenennota 2022 (35.925)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 3 - blz. 26

De heer Backer (D66):

Ik hoop dat ik u de hoop of de verbeelding heb kunnen geven dat we daar iets aan kunnen doen. Wij spreken elkaar nog denk ik. Voorzitter. De Raad van State had een uitvoerige passage gewijd aan het budgetrecht van de Kamer. Ik heb dat vanochtend nog niet gehoord. De raad zegt eigenlijk drie dingen: onderzoek hoe het parlement meer grip kan krijgen op de door premies gefinancierde sociale zekerheid en zorg, moderniseer het begrotingswetgevingsstelsel door de niet-financiële ESG en brede welvaart te incorporeren en — daar hebben we het net wel over gehad — verplaats de Miljoenennota naar het voorjaar. Het eerste advies laat ik even rusten, maar de andere twee hebben met elkaar te maken. Al in 2013 heeft de Raad van State op verzoek van deze Kamer voorlichting gegeven over de kwestie van democratische legitimatie van Europese besluitvorming. Ook toen al overwoog de raad of het niet verstandig was om bij het Europese semester aan te sluiten in de begrotingscyclus. Ik verwijs naar de Kamerstukken van 2012. De klacht van de Rekenkamer is dat in het voorjaar eigenlijk te weinig gedaan wordt — ik denk dat de heer Vendrik dat wel herkent — met de evaluatie van de lopende rekening. Beleid maken is natuurlijk altijd veel aantrekkelijker dan terugkijken naar gevoerd beleid. Maar wat de Raad van State hier bepleit, is om in het voorjaar de samenhang tussen de uitgavenontwikkeling in het verleden en de toekomstplannen, gecombineerd met andere informatie van bijvoorbeeld het CPB en het Planbureau voor de Leefomgeving gezamenlijk in een besluitmoment te doen. En dan dient daarna het kabinet het stabiliteits- en hervormingsprogramma in bij de Europese Commissie. Ik citeer de Raad van State: "Daarmee loopt dit proces in de pas van het Europese begrotingssemester." Zo komen de Kamers tijdiger aan de bal. Het biedt ook een kans om de brede welvaart beter te gaan beoordelen. Dan kunnen we in het najaar, zoals we dat nu ook doen, de formele toetsing doen van het pakket van uitgaven. Voorzitter, dan kan Prinsjesdag ook gewoon in stand blijven, want ik zie u over mijn linkerschouder al fronsen. Het gaat gewoon om een cyclus waarin de discussie in het voorjaar plaatsvindt, ook de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. Daarna volgt de ouderwetse cyclus. Dat is toekomstmuziek, maar ik ben wel heel benieuwd wat de minister van deze gedachte vindt.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 22

Minister Hoekstra:

Dan ben ik bij een vraag van de heer Backer. Hij vraagt hoe ik aankijk tegen het voorstel om de Miljoenennota voortaan in het voorjaar in te dienen. Hij zal hebben meegekregen dat ik daarover ook een gedachtewisseling heb met de Tweede Kamer. Ik ben altijd bereid om dit soort zaken te onderzoeken, maar ik moet zeggen dat het wel een interessante gedachte is met voor- en nadelen. Dat moeten we ons realiseren. Er zitten echt voordelen aan het voorstel van de Raad van State, maar het heeft ook consequenties voor de behandeling van diverse begrotingsstukken. De echte voorzitter is even weg, maar ook voor het karakter van Prinsjesdag heeft het gevolgen. Dat zeg ik maar even snel in zijn afwezigheid. Het heeft ook gevolgen voor de interne organisatie en voor wet- en regelgeving. En laat ik er nog één bij noemen. Ik heb de Staten-Generaal en de Tweede Kamer leren kennen als organen waar men het buitengewoon prettig vindt om ten aanzien van de lasten en de koopkracht de allerlaatste effecten mee te nemen en het kabinet nog te verleiden of te forceren om het een of het ander te doen of te laten. Zie de discussie die we recent hebben gevoerd over de gasprijzen. Een verstandig besluit, maar daar was de Staten-Generaal buitengewoon op gespitst. En zie de discussies in de Tweede Kamer naar aanleiding van de koopkrachtcijfers die we in augustus krijgen. Als we het heel veel verder naar voren halen, betekent dat niet dat de discussie daarmee klaar is. Je gaat daarna altijd nog discussies krijgen over het volgende jaar, dat dan nog verder weg is. Ik heb toegezegd dat ik de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2022 een brief stuur met de voor- en nadelen van de varianten. Die zijn daar uitgebreid in het debat naar voren gekomen. Ik zal dan ook een voorstel doen over hoe ik denk verder te procederen. Maar ik vind het wel de verantwoordelijkheid van het kabinet én de Kamers. Het is niet alleen maar aan het kabinet om te besluiten over dit soort ingrepen. Zeker niet als het raakt aan Prinsjesdag, want ook dan is het kabinet te gast. Ik zou de heer Backer willen toezeggen dat die brief ook naar de Eerste Kamer wordt gestuurd. Ik stel me zomaar voor dat het debat dan ook hier zal worden hernomen.

De heer Backer (D66):

Ik ben natuurlijk buitengewoon blij met de royale toezegging van de minister. Ik ken het debat in de Tweede Kamer natuurlijk wel. Ik zou er één ding over willen zeggen. Er is in dit debat maar weinig over de koopkracht gesproken. Dat is voor een deel omdat het statische cijfers zijn, met een hoog ritueel gehalte. Dat zie je in de MEV en in de verklaring van het CPB. Ik wil niet zeggen dat de koopkracht niet belangrijk is, maar in het debat heeft het een hoog ritueel gehalte. Als we dat meer geïntegreerd kunnen voeren, sluit dat geen reparaties uit, maar brengt het een beter afwegingskader. Ik zou aan de minister willen vragen of hij dat misschien in zijn brief zou willen meenemen, als hij dat niet al van plan was.

Minister Hoekstra:

Dat zal ik geserreerd doen. Dat wil ik zeker meenemen. Ik ben het überhaupt met de heer Backer eens: ik heb het weleens eerder over koopkrachtplaatjes als "fetisjisme" gehad. De gedachte dat je de heilstaat definitief georganiseerd hebt als je voor de laatste 0,1% aan een knopje draait, klopt natuurlijk niet. De statische koopkracht is voor mensen veel relevanter dan de dynamische koopkracht. Dat je in een bepaald jaar een familielid hebt dat overlijdt, een scheiding hebt of werkloos raakt, zijn life events waar -0,5% of 0,5% en zelfs -2% of 2% op geen enkele manier tegenop kunnen. In dit land, waar we juist willen kijken of we het evenwichtig doen voor verschillende groepen, vind ik het tegelijkertijd reëel dat je inzicht hebt in die getallen en ze mede onderdeel laat zijn van het debat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

We hebben daarover eerder discussies gehad met de staatssecretaris, maar ik dacht ook met u. Dat was om te kijken of een aantal fiscale wetsvoorstellen eerder in het jaar naar de Kamers kunnen komen, opdat niet in september het hele pakket komt. Dat is dit jaar wat minder, maar andere jaren is het veel of te veel. Er wordt dan gezegd: we moeten wachten tot alle koopkrachtplaatjes klaar zijn; die komen pas eind augustus in de ministerraad. Maar je kunt fiscale voorstellen toch eerder indienen? Ik dacht dat de staatssecretaris daar ook wel voor voelde. Je kunt dan eind augustus een apart wetsvoorstel maken over de koopkrachtmaatregelen die je nog wilt nemen en dat op Prinsjesdag indienen, gelet op de MEV en alle laatste economische cijfers. Is dat ook mogelijk?

Minister Hoekstra:

Dat kan. Ik zal ook dit aspect meenemen in de brief. Ook voor de heer Van Rooijen opnieuw een royale toezegging, zoals de heer Backer het zou formuleren. Ik denk dat dat een plaagstoot in mijn richting was, want die formulering gebruik ik ook weleens. Maar ik wijs ook op het nadeel. Dat is dat je dan een ding dat, weliswaar met een heleboel andere dingen, bij Prinsjesdag in één keer op de Staten-Generaal afrolt vervolgens het hele jaar gaat bediscussiëren. Je krijgt dus heel veel herhalingen van zetten in het debat. Dat zullen we dan met z'n allen, Staten-Generaal en kabinet, moeten meewegen. Ik zal ook dit meenemen in de brief.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor die toezegging. Erkent de minister dat het ook voordelen kan hebben om ingewikkelde fiscale voorstellen die strikt genomen helemaal los van de koopkracht staan niet in datzelfde pakket van september te stoppen? We krijgen ook hervormingen van het belastingstelsel voor box 3 en dergelijke, of wat dan ook. Die voorstellen moeten er dan in de Tweede, maar vooral ook in de Eerste Kamer met stoom en kokend water nog in twee weken doorheen komen.

Minister Hoekstra:

Ik ga nog er eens over nadenken of het voor een volgende staatssecretaris van Financiën beter is om vaker of minder vaak met de heer Van Rooijen over ingewikkelde wetsvoorstellen na te denken.


Brondocumenten


Historie