De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Bruijn-Wezeman (VVD), Verkerk (ChristenUnie) en Karakus (PvdA), toe om in het eerste kwartaal van 2022 te komen met een plan van aanpak – de langetermijnstrategie – voor de wijze waarop moet worden omgegaan met de vijf scenario’s van WRR en KNAW; daarbij zal ook worden ingegaan op de gevolgen voor de zorg, de pandemische paraatheid en het door het lid Verkerk geschetste paradigma.
Nummer | T03324 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 november 2021 |
Deadline | 31 maart 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Kamerleden | R.G. de Bruijn-Wezeman (VVD) H. Karakus (PvdA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | coronamaatregelen langetermijnstrategieën pandemische paraatheid scenario’s |
Kamerstukken | Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899) |
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 3 – blz. 23
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
(…)
Ook geeft de minister in een brief aan de Tweede Kamer aan voor het eind van het jaar de beleidsagenda voor de pandemische paraatheid toe te zenden. Maar wij lezen in de brief ook dat die beleidsagenda geen betrekking heeft op de huidige pandemie en de bestrijding daarvan. Wordt hier niet iets overgeslagen? Is het gezien het huidige beeld van de pandemie niet hoog tijd om ook deze samenleving mee te nemen in de meest waarschijnlijke scenario's van deze pandemie, zoals in het WRR-rapport en het KNAW-advies is aangegeven, en ook daar beleid voor uit te werken? Ook graag een reactie hierop. Ik sluit me ook aan bij de vragen van mevrouw Prins hierover
(…)
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 3.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Voorzitter. Daarmee kom ik op de toekomst van het coronabeleid. Het WRR- en KNAW-rapport Navigeren en anticiperen in onzekere tijden, van september 2021, schetst vijf scenario's. In het debat met de Tweede Kamer heeft minister De Jonge — als ik het goed heb — aangegeven dat hij de twee uitersten, namelijk terug naar normaal en de worst case, minder waarschijnlijk acht. Hij wil zich voorbereiden op de middelste drie, namelijk covid als griepplus, covid als externe dreiging en de continue strijd waarin COVID-19 een serieuze bedreiging blijft. Onze fractie kan de minister hierin volgen.
Voorzitter. Onze fractie is ook van mening dat deze drie scenario's ons uitnodigen om de vanzelfsprekendheid van beide paradigma's ter discussie te stellen. Dat komt scherp naar voren als je beide paradigma's platslaat, excuus daarvoor. Zwart-wit uitgedrukt: het technologische paradigma doet geen recht aan de verantwoordelijkheid van de samenleving en het tegenparadigma doet geen recht aan de verantwoordelijkheid van de overheid. Daarom zoek ik naar een alternatief, dat rechtdoet aan de verantwoordelijkheid van de overheid en aan die van de samenleving. Ik wil, gezien de achtergrond van beide ministers, dan ook putten uit katholieke en protestante tradities.
Voorzitter. Ik wil graag de optie van het democratische paradigma op tafel leggen. Het woord "democratisch" kies ik bewust. Het lijkt mij belangrijk om vanuit de rechtsstaat en de controle van de macht na te denken over de toekomst van het coronabeleid. Het lijkt mij belangrijk om te benadrukken dat de democratie alleen kan bloeien als zij gedragen wordt door de samenleving. Ik verwijs hiervoor naar het rapport-Remkes.
Voorzitter. Ik werk dit concreter uit in drie punten. Het eerste punt is: het kabinet en de minister van Volksgezondheid houden altijd de verantwoordelijkheid om regie te nemen. Dat past bij de Grondwet en de Wet publieke gezondheid. Ik kies het woord "regie" met opzet. Wie regie neemt, legt kaders voor beleid vast en spreekt over randvoorwaarden. Maar regie laat ook ruimte.
Daarmee kom ik bij mijn tweede punt: lokale overheden hebben ook een belangrijke verantwoordelijkheid. Ik zou in dat kader het katholieke subsidiariteitsbeginsel in herinnering willen brengen. Ik verwijs daarbij naar de encycliek van paus Pius XI uit 1931. Ik heb het nagezocht voor de minister. Concreet betekent dit dat hogere overheden niet hoeven doen wat lagere overheden zelf aankunnen. In de afgelopen anderhalf jaar concentreerden de lagere overheden zich op de verdediging, uitvoering en handhaving van het beleid. Het is de vraag of binnen de kaders van het kabinetsbeleid niet meer ruimte moet komen voor lokale overheden. Immers, iedereen beseft dat er een groot verschil is tussen stedelijke gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid, een lage vaccinatiegraad en veel culturele activiteiten en een plattelandsgemeente met een lage
bevolkingsdichtheid, een hoge vaccinatiegraad en nauwelijks culturele activiteiten.
In de derde plaats is er ook een eigen verantwoordelijkheid voor de samenleving. Dat sluit mooi bij de traditie van denkers als Abraham Kuyper en Herman Dooyeweerd, die de samenleving tekenden als een medley van verschillende maatschappelijke verbanden. Elk verband, zoals vriendenkringen, families, onderwijsinstellingen, bedrijven, sportverenigingen of kerken, heeft daarbij een eigen doel, een eigen karakter en een eigen waardepalet. In dit verband refereer ik ook aan het advies van het Sociaal en Cultureel Planbureau om te verkennen of er niet meer zeggenschap en verantwoordelijkheid richting de maatschappelijke verbanden verlegd kan worden.
Voorzitter. Bij het voorbereiden van deze bijdrage heb ik me meerdere keren afgevraagd of dit het goede moment is om de toekomst van het coronabeleid te verkennen en een alternatief op tafel te leggen. We naderen immers code zwart en dan wordt de ruimte om na te denken automatisch kleiner. Toch leg ik het op tafel, omdat ik vind dat we ons moeten voorbereiden op de verschillende scenario's die de WRR en de KNAW hebben geschetst. Ook leg ik in ieder geval dit alternatief op tafel, omdat dit in overeenstemming is met de hoofdaanbevelingen van het genoemde rapport. Het rapport wijst onder andere op de inzet van een brede maatschappelijke schokbestendigheid en de bescherming van de waarden van de democratische rechtsstaat. Graag een reactie van de ministers. Ik zou ook graag de toezegging willen dat u een analyse geeft van het alternatief dat onze fractie op tafel legt, als u een meer gedetailleerde reactie op het genoemde rapport geeft.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 37-38.
Minister De Jonge:
Die langetermijnstrategie waar mensen terecht om vragen, willen wij als volgt opzetten. De aanpak die we nu hebben gekozen, is de aanpak voor dit najaar tot over de winter heen. Vanaf dat moment zal het moment aanbreken waarop iedereen immuniteit heeft opgebouwd, ofwel langs de lijn van vaccinatie, ofwel omdat ze de infectie hebben doorgemaakt. Dat doet weer een nieuwe fase aanbreken, waarin je daadwerkelijk kunt zeggen dat je inderdaad aan de lange termijn begint. Hoe het virus zich op dat moment zal gedragen, is op dit moment niet zo heel moeilijk te voorspellen. De KNAW en de WRR — er werd al aan gerefereerd — hebben een vijftal scenario's uitgewerkt. Het kabinet heeft gezegd dat het in het eerste kwartaal van 2022 op die scenario's zal reageren. We moeten sowieso eerst die winterfase door met elkaar.
Het gaat zoals gezegd om vijf scenario's: terug naar normaal, griep-plus, externe dreiging, continue strijd en worst case. Welk van die scenario's het wordt, kiezen we niet zelf. Het virus kiest dat voor ons. Wij kiezen alleen de aanpak, de strategie die past bij het scenario. Dat zullen wij met elkaar moeten bespreken. Dat zal zijn in het eerste kwartaal van 2022. Wij zijn nu bezig met de voorbereiding voor het bouwen aan die strategie en die aanpak.
[…]
Kortom, wij zullen ons tot al die scenario's moeten verhouden. In het eerste kwartaal zullen wij een aanpak, een strategie moeten voorleggen aan uw beide Kamers van de wijze waarop moet worden omgegaan met de verschillende scenario's en hoe wij onze voorbereidingen daarop treffen. Dat maakt dat ik de toezegging gestand moet doen die ik heb gedaan in het vorige debat, namelijk dat we eind december een schets geven van de wetgevende grond onder de te nemen maatregelen. Daarbij acht ik het waarschijnlijk dat wij nog een aantal keren de Tijdelijke wet maatregelen zullen moeten verlengen, maar vanaf dat moment zullen wij de bepalingen die wij nog nodig denken te hebben, moeten opnemen in de Wpg. Op basis van de evaluatie van de crisis zullen wij de Wpg daadwerkelijk toekomstbestendig moeten maken. U vroeg om een tipje van de sluier, hier heeft u hem. Kan ik het nog preciezer zeggen: ja, in december. Nu nog niet. Dus dat is het eerste moment, in december.
Het tweede moment is in het eerste kwartaal van 2022. Dan zullen wij in een daadwekelijke kabinetsreactie komen met een antwoord op de scenario's die de WRR en de KNAW geschetst hebben. Is dat niet laat? Nou, eerder is het eigenlijk niet mogelijk, behalve dan wanneer het gaat over deze winter. Maar die reactie hebben we al gegeven met onze aanpak voor het najaar, die we 14 september aan uw Kamer hebben gestuurd. Daarin hebben we drie scenario's aangegeven, waarvan er twee niet erg waarschijnlijk zijn en eentje wel. Op dat ene scenario hebben we de aanpak met de drie risiconiveaus met de grenswaarden aangegeven en ook de maatregelen die daarbij passen
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 40
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
(…)
Ik dank de minister voor het doorkijkje dat hij heeft gegeven ten aanzien van de scenario's die hij genoemd heeft en de toekomst, de middellange termijn en de langere termijn, voor zover hij dat kan zeggen. U heeft ook al gekeken naar volgend jaar en een aantal maatregelen genoemd: het boosteren, het testen en quarantainemaatregelen. U heeft het ook over de 1,5 meter gehad. Gaat u straks ook aandacht besteden aan wat dat palet betekent voor de zorg en voor de capaciteit in de zorg? Als u dat bij dezen toezegt ... Ik hoop dat daar inderdaad voldoende aandacht aan wordt besteed in de uitwerking
Minister De Jonge:
Zeker. We moeten deze winter doorkomen en ons prepareren op, ons verhouden tot ieder scenario, ook weer voor de komende winter. Nog los van deze pandemie willen we in het kader van de pandemische paraatheid — dat was nog een laatste blokje dat ik aan de strategie moest toevoegen — op een volgende pandemie echt beter voorbereid zijn dan we waren op deze. We zullen ons ook moeten beraden op: wat is eigenlijk de zorgcapaciteit die je sowieso wilt hebben en hoe kun je die op een goede manier opschalen, waar dat nu zo veel pijn en moeite kost en overigens ook in de aansturing zo veel pijn en moeite kost?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Daar wilde ik inderdaad de seizoensparaatheid nog aan toevoegen. Dat gaat dan waarschijnlijk ook meespelen. Maar goed, als dat de aandacht heeft, dank u wel.
Minister De Jonge:
Helemaal, absoluut.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 45-46.
De heer Karakus (PvdA):
De minister komt straks met de lange termijn en met vijf scenario's. Mijn vraag is: maken al die dilemma's bij elkaar onderdeel uit van de scenario's? Krijgen we daar ook nog inzicht in? Opschalen en afschalen heeft immers ook consequenties. Als je opschaalt, dan heeft dat ook consequenties voor afschalen. Dat betekent dat mensen langer op zorg moeten wachten. Het zou weleens een keuze kunnen zijn om te zeggen: we maken een andere keuze voor een scenario, want we accepteren niet dat mensen langer op zorg moeten wachten.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Karakus (PvdA):
Om te voorkomen dat ik anders heel veel vragen heb, heb ik de volgende vraag: is het een idee om die discussie te koppelen aan die vijf scenario's, waarbij de minister ook de zorgkant koppelt aan de keuzes voor de scenario's en de genomen maatregelen?
Minister De Jonge:
Ik denk dat er een onderscheid is tussen scenario's voor deze winter en scenario's voor de langere termijn. U stelt de vraag over de vijf scenario's van de KNAW en de WRR. Mijn antwoord is: jazeker, want daar zal namelijk bij horen in welke mate covid ons ook in het volgende winterseizoen parten zal gaan spelen. Dat komt dan boven op de seizoensgriep. Dan krijgen we dus een seizoensgebonden covidbelasting en een seizoensgebonden griepbelasting van de zorg. Hoe kun je die zorg dusdanig opschaalbaar maken dat je de reguliere zorg — wat nu wel echt heel erg sterk het geval is — minder belast dan nu? Dat zal onderdeel moeten zijn van de aanpak die mee kan ademen met de door de KNAW geschetste scenario's. Daar komen we op terug in het eerste kwartaal.
Voor deze winter speelt eigenlijk datzelfde verhaal, zij het op een iets andere manier. Namelijk: je kunt minder anticiperen, want de tijd is daarvoor te kort. En de mate van uitgewoondheid van de zorg is al dusdanig dat je op dit moment niet meer alles kunt verlangen van de zorg. Ik denk dat dit maakt dat je deze winter telkens de balans zult moeten maken tussen de mate waarin overbelasting verantwoord is en de mate waarin we afschaling van de reguliere zorg verantwoord vinden. De keerzijde daarvan is: welke maatregelen ben je bereid te nemen, waarbij je altijd op het netvlies moet hebben wat daarvan dan de schade is voor de samenleving?
[…]
De heer Karakus (PvdA):
Dit is mijn laatste vraag. Ik snap de redenering. Begrijp ik het goed dat de Kamer straks vijf scenario's krijgt, en dat de consequenties voor de zorg onderdeel vormen van deze scenario's? Als je zegt dat we willen voorkomen dat mensen langer op de zorg moeten wachten, dan lijkt het mij logisch dat je strengere maatregelen moet nemen. Dat is ook een keuze. Begrijp ik goed dat die vijf scenario's zo transparant voorgelegd gaan worden?
De voorzitter:
Tot slot de minister.
Minister De Jonge:
Nogmaals, ik wil deze winter en de volgende periode toch even uit elkaar halen. Ik denk dat we ons in de scenario's richting de volgende periode sowieso zullen moeten voorbereiden op een seizoensgebonden extra belasting voor de zorg. Wat betekent dit dan voor de manier waarop je de zorg inricht? Dat is naar de toekomst toe, maar dat gaat ons deze winter niet helpen. Deze winter speelt de afweging in de scherpte, zoals u die ook noemt. In welke mate kun je over wat voor een periode de zorg zo overbelasten als we nu al aan het doen zijn? Vanaf welk moment is het onverantwoord om de acuut planbare zorg — dat is de zorg die binnen zes weken moet plaatsvinden — nog langer uit te stellen? Welke maatregelen moet je nu dus bereid zijn om te nemen? Je moet inderdaad op zoek gaan naar deze balans.
Ik snap het. Begrijp ik het goed dat die vijf scenario's voor de lange termijn transparant worden voorgelegd?
Minister De Jonge:
Ja, uiteraard. In het eerste kwartaal komt het plan van aanpak vanuit het kabinet op dat punt.
De voorzitter:
Dat is in 2022.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 48-49.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik kan hem hierin volgen wat betreft de eerste maanden of zelfs deze winter. U gaat in het eerste kwartaal reageren op het rapport van de WRR en de KNAW. Zou u, als u daarop reageert, ook kunnen meenemen wat de mogelijkheden van de scenario's zijn of van het paradigma dat ik geschetst heb in relatie tot die scenario's?
Minister De Jonge:
Heel graag, want daar past het ook echt omdat dat gaat over de langere termijn. Daarbij heb je je natuurlijk te verhouden tot de verschillende scenario's die de KNAW en WRR op papier hebben gezet. Verschillende van die scenario's bieden ook meer mogelijkheden om er een paradigmashift van te maken. Waar ligt het zwaartepunt in wie de maatregelen heeft te nemen op enig moment? In welke mate zijn we beschermd? Is de verdere bescherming ook iets van hoe een samenleving zich verhoudt tot de risico's die dan nog over zijn van het virus? In welke mate vraagt het een dominante, acterende overheid om te doen wat we allemaal willen, namelijk het beschermen van onze kwetsbare mensen en het beschermen van de zorg tegen overbelasten?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik dank u wel.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 74
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beide ministers bedanken voor de gegeven antwoorden en minister De Jonge voor de toezeggingen over de brieven over de lange- en middellangetermijnstrategie inzake de huidige pandemie en de algemene pandemische paraatheid, en de daarbij horende wetgevingstrajecten.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8; blz. 77
De heer Karakus (PvdA):
Ook voor de lange termijn hebben we aangegeven waarom dat belangrijk is, waarom je de verwachting van de samenleving moet managen en waarom het belangrijk is dat je er helder over bent dat corona eigenlijk misschien een onderdeel gaat worden van ons leven. Gelukkig heeft de minister toegezegd om dat te doen. Wij zijn blij met de vijf scenario's die gaan komen, met name ook met de transparantie en het meenemen van de zorg daarin.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8; blz. 77
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil ook de minister van VWS danken voor zijn constructieve reactie op het democratische paradigma wat ik heb voorgesteld en voor zijn toezegging om daar nader op in te gaan als hij een reactie zal geven op het rapport van de WRR en de KNAW. Nogmaals hartelijk dank daarvoor.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 8
-
behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 3
-
20 december 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
25 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VWS en de minister voor LZS over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie VWS
EK, B
-
-
23 november 2021
toezegging gedaan