Plenair Janssen bij behandeling Wet wijziging verlengingssystematiek en goedkeuring vierde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 21 februari 2022 (2021/2022 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ook voor deze minister nog de individuele felicitaties van mijn fractie, na de collectieve felicitaties vorige week aan de minister-president en het hele kabinet. Ik denk dat we dat maar even vol moeten houden, want dat is wel zo hoffelijk.

Grondrechten bewaak je en bescherm je. Grondrechten manage je niet en inperkingen van grondrechten zijn geen instrumenten voor een gereedschapskist. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 moet precies zijn wat de titel zegt: een tijdelijke wet. Ik heb bij het debat over de derde verlenging bij een stemverklaring al gezegd dat wij die nog zouden steunen, maar dat wij bij deze tijdelijke wet geen vierde, vijfde en zelfs door de vorige minister aangekondigde zesde verlenging vinden passen.

De minister van VWS spreekt op een instrumentele wijze over grondrechtenbeperkende maatregelen. Dat is wellicht begrijpelijk vanuit zijn inhoudelijke achtergrond, maar wat mijn fractie betreft ongewenst. Inbreuken op grondrechten mogen geen dag langer duren dan strikt noodzakelijk, ik wees er al op bij de invoering van de Twm in 2020.

De minister van VWS geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat hij nog niet weet of er wel een zesde verlenging komt per 1 juni aanstaande. Er is naar de mening van mijn fractie alle tijd en aanleiding geweest om datgene wat nog nodig wordt geacht te regelen in een reguliere wet, zoals de Wet publieke gezondheid, met ordentelijke parlementaire verhoudingen, wil ik erbij zeggen, die er niet aan de haren worden bijgesleept. Waarom is dat nog niet gebeurd, vraag ik de minister, te meer omdat in oktober 2020 een motie van mijn collega Hijink in de Tweede Kamer werd aangenomen om niet op basis van noodwetgeving aan spoedwetgeving te werken, maar om met een structurele aanpassing van de Wet publieke gezondheid te komen.

Die motie werd door de vorige minister, maar ook door de huidige minister toch als een soort permanent uitstelbriefje gebruikt. Het wordt opeenvolgend en niet gelijktijdig. Dat betreuren wij. Natuurlijk kun je wachten op alle lessen en aanbevelingen, ook van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, om die in de Wpg te verwerken, maar je kunt ook werkende weg datgene opnemen wat je denkt in de huidige situatie nodig te hebben, om zo snel als mogelijk een einde te maken aan de ongewenste situatie dat er grondrechten worden ingeperkt op basis van een tijdelijke wet. Mijn vraag aan de minister is dus: wanneer zal dat zijn gebeurd? Voorziet de minister dan nog instrumenten om achter de hand te houden? Zo ja, wanneer wil hij dat in de Wpg geregeld hebben? En dan is ook de vraag wanneer de minister voornemens is om de Twm in te trekken.

Voorzitter. Op dit moment volgen de versoepelingen elkaar in hoog tempo op en dat rechtvaardigt de vraag wat er inhoudelijk nog overblijft van de Twm per 1 maart aanstaande. Rechtvaardigt dat nog de instandhouding van de Twm? De Twm is immers geen gereedschapskist voor het geval dat, maar een absolute noodwet, om tijdelijk een crisis het hoofd te bieden.

Voorzitter. Ik werd duizelig van het gedraai van het kabinet in de nota naar aanleiding van het verslag, als het gaat om de wijziging van de parlementaire zeggenschap in de Twm, laat ik het maar gewoon hardop zeggen. En nu de minister van VWS zelf al heeft gezegd dat hij niet weet of er nog een zesde verlenging van de Twm per 1 juni zal komen, is de vraag of de wijziging van de zeggenschap per 1 juni geen dode letter is geworden. Om de beweegredenen van het kabinet te kunnen begrijpen hoor ik graag waarom de minister het nu wel mogelijk acht om in de toekomst vier weken voor ingangsdatum met het voorstel voor verlenging te komen, terwijl dat tot nu toe altijd onbespreekbaar en onuitvoerbaar is gebleken. Graag een reactie van de minister op dat punt. Indien de huidige goedkeuringswet met eenzelfde termijn voorafgaand aan de ingangsdatum zou zijn ingediend, hadden beide Kamers zich ook voor de ingangsdatum een oordeel kunnen vormen. Ik vind dat de opeenvolgende ministers kan worden aangerekend dat zij de verlenging van de koninklijke besluiten en daarmee ook de goedkeuringswet steeds op het allerlaatste moment hebben ingediend. Waarom gebeurde dit en waarom gebeurt dit nog steeds zo?

Voorzitter. De minister kan er vervolgens weer op wijzen dat de Tweede Kamer bij de laatste twee verlengingen steeds meer dan twee maanden gebruikte om die goedkeuringswet te behandelen. Zowel de minister als de Tweede Kamer heeft dus niet gehandeld zoals de Eerste Kamer had verwacht en gehoopt, gelet op het belang van het beschermen van grondrechten; aan beide kanten niet. Ik zal nu niet verder ingaan op de wetstechnische kanten van het amendement dat de zeggenschap bij de initiële wet grondig en daarmee fundamenteel heeft gewijzigd. Daar zijn echt hele stevige kanttekeningen bij te plaatsen en de vraag is of dit wel zo kan. Dat is niet aan de orde geweest in de discussie in de Tweede Kamer. Maar laat ik zeggen dat het dan wel een precedent schept, nu het is gebeurd met instemming van kabinet en coalitiepartijen.

Voorzitter, afrondend. Een tijdelijke wet hoort tijdelijk te blijven. Het beperken van grondrechten is als uitgangspunt ongewenst en moet, als het echt niet anders kan, via een reguliere wet met normale parlementaire verhoudingen worden geregeld. Dat was nu al vijf kwartalen niet het geval, en wat de fractie van de SP betreft moet daar nu een eind aan komen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.