Verslag van de vergadering van 22 februari 2022 (2021/2022 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.20 uur
Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Sorry voor de verwarring van zo-even, maar ik wilde het even ophelderen.
Wij behandelen hier vandaag een van de eerste wetten van deze nieuwe coalitie. Het is een wet waarover alle deskundigen zeggen dat die discriminatoir is. De wet geldt alleen voor mensen met een dubbele nationaliteit. Sinds 2017 is de wet alleen toegepast op Nederlanders met een achternaam die duidt op een niet-westerse afkomst. Het College voor de Rechten van de Mens komt tot de conclusie dat met deze wet onderscheid wordt gemaakt naar afkomst en etniciteit en dus naar ras. En dat terwijl in het regeerakkoord staat, en ik citeer: "We willen dat iedereen in Nederland vrij kan zijn. ... Vrij van discriminatie en racisme. ... Daarom voeren we een actief anti-racismebeleid."
Zoals ik in mijn eerste termijn heb betoogd, is een onderscheid naar ras volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens alleen gerechtvaardigd als daarvoor gewichtige redenen aanwezig zijn. Een maatregel die leidt tot zulk onderscheid, moet noodzakelijk zijn, en de effectiviteit van de maatregel moet onomstotelijk zijn aangetoond; ik heb het net ook gezegd. Dat is hier niet het geval. Dat de wet doet wat hij moet doen, namelijk Nederland veiliger maken, is niet vastgesteld. Dat blijkt uit de evaluaties. Daarmee is artikel 14, lid 4, van de Rijkswet op het Nederlanderschap in strijd met het anti-discriminatiebeginsel. Ik heb er in mijn eerste termijn uitgebreid bij stilgestaan en ook mijn collega's op dit punt geïnterrumpeerd. De kwaliteit van wetgeving is in het geding, er is geen noodzaak voor deze wet. Zoals gezegd, er kan niet worden aangetoond dat het doel van een veiliger Nederland door deze wet wordt bereikt. De wet is in strijd met de Grondwet, met het EVRM en met het IVBPR, en volgens mij ook met het verdrag voor het tegengaan van staatloosheid. Ik heb dat net in een interruptiedebatje al naar voren gebracht. Hij staat opsporing en vervolging in de weg. Uitvoeringsorganisaties, het Openbaar Ministerie en de AIVD voorop, zijn uiterst kritisch. De bewindspersonen hebben wat mij betreft niet kunnen onderbouwen wie deze wet wel een goed idee vindt, behalve het kabinet zelf.
Toch gaat deze wet erdoorheen komen, ook in deze Kamer waar wij moeten toetsen op kwaliteit van wetgeving. We gaan deze wet toch aannemen in deze Kamer vanwege politieke opportuniteit. Dat is volgens mij een te beperkte taakopvatting. We hebben een taak en dat is het toetsen van de wetgeving op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Tijdens het debat over de regeringsverklaring vorige week waarschuwden sommigen dat de Eerste Kamer niet te politiek moet zijn. De fractievoorzitter van de VVD zei, ik citeer: "De focus van de behandeling hier kan naast de politiek vooral gelegd worden op de juridische en kwalitatieve kant, met speciale aandacht voor de vraag of beleid ook uitvoerbaar is." Ik wijs nog maar even op alle adviezen van de uitvoeringsorganisaties, die echt heel kritisch zijn en zeggen: doe het niet. Mijn fractie constateert vandaag dat de woorden van het debat vorige week eigenlijk hol zijn. Deze Kamer neemt een wet aan die juridisch ondeugdelijk is op zuiver politieke gronden. Ik heb het in mijn eerste termijn al gezegd: mijn fractie zal deze wet niet steunen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Veldhoen. Dan is het woord aan mevrouw Bezaan namens de fractie van de PVV.