Verslag van de vergadering van 17 mei 2022 (2021/2022 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.53 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Grondrechten horen in een kluis en niet in een gereedschapskist, en de sleutel van die kluis hoort in bewaring te zijn bij het parlement en niet bij het kabinet. Ik heb bij het debat over de derde verlenging al gezegd dat bij deze tijdelijke wet voor mijn fractie geen vierde, vijfde, zesde en, als we de lijn van de minister volgen, ook minimaal geen zevende verlenging zou passen. Kan ik er dan bij aansluiten dat er in de toekomst geen maatregelen ter bestrijding van COVID-19 meer nodig zijn? Nee, dat kan ik niet en dat doe ik ook niet, maar er is naar de mening van mijn fractie alle tijd en ook aanleiding geweest om datgene wat nog nodig wordt geacht te regelen in een reguliere wet zoals de Wet publieke gezondheid, met ordentelijke parlementaire verhoudingen en geborgde bescherming van grondrechten. De minister is nu gekomen met een aankondiging van een eerste aanzet hiertoe die hij voor 1 september aan de Tweede Kamer zal sturen. Of die wijziging aan de voorwaarden zoals de parlementaire zeggenschap zal gaan voldoen, kan ik pas beoordelen als er een uitgewerkt voorstel ligt.
De minister verwijst in zijn aankondiging naar een dit jaar in de Tweede Kamer aangenomen motie en naar het advies van de Raad van State. Dan zou je de aankondiging van deze minister nog kunnen opvatten als daadkracht voor het vastleggen in de Wpg, maar dat is het natuurlijk niet als je langer terugkijkt. In oktober 2020 werd er immers al een motie van mijn SP-collega Maarten Hijink c.s. aangenomen in de Tweede Kamer om niet op basis van noodwetgeving, spoedwetgeving en tijdelijke wetgeving te blijven werken, maar om met een structurele aanpassing van de Wet publieke gezondheid te komen. Die oproep om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 ook echt tijdelijk te laten zijn, ligt er dus al vanaf het begin, vanaf de aanvang van de inwerkingtreding van deze wet. Waarom is daar niets mee gebeurd, is mijn vraag aan de minister. Waarom is er niet eerder werk gemaakt van die aanpassing van de Wet publieke gezondheid? Wat is er dan daadwerkelijk inhoudelijk gebeurd? Is er alleen vooruitgeschoven? In navolging van de collega's die net zeiden "regeren is vooruitzien", vind ik dat regeren inderdaad vooruitzien is en dat regeren niet vooruitschuiven is. Dat is heel iets anders.
Voorzitter. Hoever waren die voorbereidingen van de aanpassing van de Wet publieke gezondheid gevorderd? De vorige minister heeft deze Eerste Kamer herhaaldelijk toegezegd dat die wijzigingen aanstaande waren: eind 2021, begin 2022. Is er eigenlijk überhaupt wel iets gebeurd? Wat trof deze minister aan toen hij begon? Lag er iets klaar? Ik vraag dat zo nadrukkelijk omdat ik daar graag een eerlijk antwoord op wil van de minister. Keer op keer worden wij vandaag de dag weer onaangenaam verrast door informatie die bekend wordt via Wob-verzoeken en rapporten zoals van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Er zal nog meer informatie naar buiten komen, want er lopen nog veel Wob-verzoeken en er komen in ieder geval ook nog twee onderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Dus terug naar mijn vraag of er al iets gedaan was. En als er nog niets gedaan was bij het aantreden van de minister, zeg dat dan, want zo ontstaan er alleen maar misverstanden. Voorzitter. Een crisis moet natuurlijk door ons, maar ook door het kabinet worden bestreden.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor de heer Janssen van de SP er nu voor pleiten om de grondrechten in elk geval niet in een tijdelijke wet te zetten en niet in een gereedschapskist te doen maar in een kluis en om het parlement de sleutel te geven. Maar tegelijkertijd hoor ik de heer Janssen er nu voor pleiten om een permanente wet mogelijk te maken, om diezelfde aantasting van grondrechten permanent mogelijk te maken. Daarbij is het maar de vraag of in zo'n permanente wet de sleutel bij het parlement ligt of uiteindelijk met de bevoegdheid ook bij de minister komt te liggen, of misschien wel bij andere instanties. Waarom is de heer Janssen dan zo dubbel in zijn verhaal, waarbij hij enerzijds zegt dat de tijdelijke wet van tafel moet maar anderzijds dat hij diezelfde grondrechtenaantasting wel in een permanente wet op een permanente basis mogelijk wil maken?
De heer Janssen (SP):
Dan moet de heer Van Hattem goed luisteren, want ik heb gezegd dat ik niet weet of het voorstel waar de minister mee komt om het in de Wpg te verankeren op onze steun kan rekenen. Dan zullen we moeten kijken naar de zeggenschap. U weet dat ik in de motie-Janssen cum suis hier heb gepleit voor bepalende zeggenschap voor het parlement, niet alleen maar voor de Tweede Kamer maar voor het parlement. Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd dat de parlementaire verhoudingen zo moeten zijn dat de sleutel van die kluis in bewaring is bij het parlement, meneer Van Hattem. Daar behoort u ook toe.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar die motie-Janssen was enkel gericht op de tijdelijke wet. Tegelijkertijd hoor ik u weer volop oreren om het in een permanente wet permanent mogelijk te maken. Waar nu aan gesleuteld wordt vanuit het kabinet zijn toch bevoegdheden die vooral bij het kabinet komen te liggen en misschien nog wel bij andere instanties. Kan de heer Janssen als hij pleit voor een permanente wet duidelijk maken dat er dan ook geen mogelijkheid voor permanente grondrechtenschendingen bij het kabinet kunnen blijven liggen?
De heer Janssen (SP):
Dan moet de heer Van Hattem wel naar mijn antwoord luisteren, zoals hij ook naar mijn eerste betoog had moeten luisteren, waarin ik heb gezegd — dát was ook de grond van de motie-Janssen c.s. die hier is ingediend — dat de bepalende zeggenschap bij het parlement hoort over grondrechten en niet bij het kabinet. Dus herhaal ik mijn antwoord, omdat u twee keer niet luistert.
De heer Van Hattem (PVV):
Nee, ik heb heel goed geluisterd. Die motie-Janssen was gericht op de tijdelijke wet, niet op een permanente wet. Dus nogmaals, als er een permanente wet komt, kan de heer Janssen dan duidelijk aangeven dat er geen permanente bevoegdheden bij het kabinet moeten komen te liggen?
De heer Janssen (SP):
Ja, dat was de hele toon van het begin mijn betoog en dat was de kern van de motie-Janssen zoals die hier is aangenomen.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter. Een crisis moet natuurlijk door een kabinet worden bestreden. "Gemanaged", mag je van mij ook nog zeggen. Maar wat je als kabinet nooit mag managen, zijn grondrechten en het parlement. Ik heb daar bij eerdere debatten al volop over gesproken en daar aandacht voor gevraagd. Grondrechten moeten worden gekoesterd, geborgd en beschermd en het parlement moet tijdig de informatie krijgen die het nodig heeft om zorgvuldig te kunnen afwegen en besluiten, gevraagd en ongevraagd, en dus niet alleen informatie die door het kabinet is beoordeeld als "need to know". Het is natuurlijk niet goed dat we later uit Wob-verzoeken en rapporten informatie lezen die het parlement niet gekregen heeft en die een ander beeld geeft van de door het kabinet geschetste werkelijkheid.
Deze minister is er pas een aantal maanden en natuurlijk is de minister staatsrechtelijk wel verantwoordelijk voor het handelen van zijn voorgangers, maar daar gaat het mij nu niet om. Ik wil hier vandaag vooral een beroep doen op de minister voor zijn eigen handelen en een oproep doen: wees open over het verleden, wees open over het heden en wees open over de toekomst. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.
Voorzitter. In februari gaf de minister nog aan niet te weten of er nog een zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zou komen. Inmiddels is die zesde verlenging voorgehangen en is minimaal een zevende verlenging per 1 september onontkoombaar. Verdere verlengingen zijn afhankelijk van een eventuele wetsbehandeling van een opname in de Wpg van maatregelen. Tenminste, dat is een tijdspad zoals de minister dit voorstelt. De minister zegt dat hij een gereedschapskist wil hebben voor als de situatie daar weer aanleiding toe geeft.
Maar dat brengt mij ook bij de vraag of de gereedschapskisten en portemonnees van de hele keten voor de COVID-19-bestrijding door de minister op orde zijn gebracht voor een mogelijke volgende fase van COVID-19. Heeft de minister deze keten op orde? Zoals het vorige keer is gegaan kan het natuurlijk niet nog een keer. Iedereen heeft zich de benen onder het lijf vandaan gelopen en daar is niks mis mee, maar het was houtje-touwtjewerk en het ging met hangen en wurgen. Is het voor de volgende fase op orde? Concreet heb ik de volgende vragen aan de minister. Is de GGD bijvoorbeeld toegerust qua mensen, voorzieningen en middelen? Zijn de laboratoria qua mensen, voorzieningen en middelen op orde? Is het RIVM qua mensen, voorzieningen en middelen toegerust om weer te kunnen adviseren? Is de gezondheidsadviesketen op orde, zowel qua mensen, voorzieningen als middelen? Zijn de Gezondheidsraad en Lareb geregeld of regeert daar op dit moment de portemonnee van het kabinet? Dit zijn namelijk zaken die je niet op het laatste moment kunt regelen. Dit zijn geen zaken die je pas gaat regelen als de nood aan de man komt. Ik hoor graag van de minister wat op dit moment de stand van zaken is bij de verschillende organisaties die ik noemde.
Voorzitter. Voor mijn fractie is al langer duidelijk dat er een einde moet komen aan de ongewenste situatie dat grondrechten worden ingeperkt op basis van een tijdelijke wet die steeds weer wordt verlengd. Daarbij herhaal ik dat er mogelijk toch weer maatregelen nodig kunnen zijn. De situatie kan daar aanleiding toe geven. Ik hoorde net de interrupties bij het examen dat mevrouw De Boer aflegde tijdens haar termijn. Er is niks mis met noodverordeningen. Die zijn er om een acute crisis voor een korte tijd te bestrijden.
Alleen, waar ging het mis de vorige keer? De acute crisis bleek veel langer te duren dan we dachten. Het bleek dat de noodverordeningen ver over hun houdbaarheidsdatum heen gingen. Daar moest dus iets anders voor komen. Noodverordeningen zijn dus prima in een acute situatie. Het geeft ons de tijd om ondertussen andere dingen te regelen. Daar gaat het om. De situatie kan weer aanleiding geven tot nieuwe maatregelen, maar we moeten niet blijven voortmodderen met een tijdelijke wet die ondertussen semipermanent is gemaakt. Het is dan beter om nu te beginnen met een blanco blad. Als de nood aan de man komt, dan doen we dat wat nodig is om op basis van noodwetgeving en noodverordeningen, waarin dan ook de tijdelijkheid en de bepalende zeggenschap goed zijn verankerd, maatregelen te nemen. Die les hebben we inmiddels met elkaar geleerd.
Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie, de fractie van de SP, de vijfde verlenging niet zal steunen. Wij hopen dat de Eerste Kamer in meerderheid tot dit oordeel komt, zodat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 binnen twee dagen na de stemming, ophoudt te bestaan. Wij hopen natuurlijk dat nieuwe maatregelen niet nodig zijn, maar als die wel nodig zijn, dan hopen wij dat deze Kamer altijd — in recessen, buiten vergaderdagen, ieder moment van de week, ieder moment van het jaar — haar verantwoordelijkheid zal nemen om datgene te doen wat nodig is om met elkaar te komen tot bestrijding van de crisis.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Ik geef het woord aan de heer Otten van de Fractie-Otten.