T03451

Toezegging Belastinginning door Emissieautoriteit opnemen in de evaluatie Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)



De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA), Van der Voort (D66) en Ester (ChristenUnie) toe om in de evaluatie van de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking in te gaan op de inning van de belastingen door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) in plaats van door de Belastingdienst, zodat deze situatie eventueel te zijner tijd nog kan worden herzien.


Kerngegevens

Nummer T03451
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2027
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

En dan nu een paar additionele vragen rond het wetsvoorstel. Zo is het mijn fractie nog steeds niet duidelijk waarom de Belastingdienst niet verantwoordelijk wordt gesteld voor de inning van de heffing bij de dienst NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit. Ook de Raad van State plaatste hierbij kritische kanttekeningen en vindt de kabinetsoverwegingen niet echt overtuigend. Kan de staatssecretaris de meerwaarde van de gekozen constructie nog eens toelichten? Beperkt die eigenlijk niet zijn eigen regiekracht?

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 2, 3

De heer Essers (CDA):

Ten slotte, voorzitter. Wij hebben twijfels over de wijze waarop de ambtelijke uitvoering wordt geregeld van de additionele belasting die wordt opgelegd als de ETS-prijs onder de minimum-CO2-prijs komt. Het is niet de Belastingdienst die verantwoordelijk wordt voor de heffing en de invordering van deze CO2-belasting, maar de Nederlandse Emissieautoriteit. Wij begrijpen maar al te goed dat de Belastingdienst met serieuze capaciteitsproblemen kampt, maar is dit wel een juiste bijdrage aan de oplossing daarvoor? Zijn belastingplichtigen wel gediend met een op fiscaal terrein volstrekt onervaren dienst als de NEa, zeker bij een voor de fiscale rechtsbescherming zo cruciale wet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen? Zie ook het advies van de Raad van State in dezen.

De heer Van der Voort (D66):

[…] De Eerste Kamer buigt zich graag over de uitvoering. De heffing en inning van de voorliggende belasting worden niet door de Belastingdienst uitgevoerd. Ook de Raad van State heeft hier kritiek op. Waarom houdt de regering vast aan de constructie van inning door de NEa, terwijl de Raad van State een helder en valide betoog houdt om dat niet te doen?

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 22, 23.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Er zijn wat vragen gesteld door de heer Ester, de heer Van der Voort en de heer Essers over de uitvoering door de Nederlandse Emissieautoriteit. Waarom de Nederlandse Emissieautoriteit? Het gaat hier om een belasting. Waarom niet de Belastingdienst? Zo heb ik de vragen even kort samengevat. Er zijn een aantal redenen om ervoor te kiezen dat de NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit, heft en int. In de eerste plaats zit daar de ervaring met CO2. Het gaat ook om een beperkte groep belastingplichtigen. Dat zijn er 135, in een sector die zeer bekend is bij de NEa. De NEa heft en int namelijk ook de belasting op grond van de Wet CO2-heffing industrie en is uitvoerder voor het EU ETS-emissiehandelssysteem. De minister heeft zojuist ook uitgelegd dat het een heel palet aan beleidsinstrumenten en -voornemens betreft. Daarom staan we hier ook met z'n tweeën, hij als minister voor Klimaat en Energie. Natuurlijkerwijs past het dus beter bij de NEa.

Het is ook nog een groot voordeel dat bedrijven straks één aanspreekpunt hebben, en geen twee. De uitvoeringstoets was positief wat betreft de vraag of de NEa het aan zou kunnen. Ook worden de verschillende rollen, zowel die van het ministerie van EZK als die van het ministerie van Financiën, goed geformaliseerd in opdrachtbrieven. Er is ook regulier overleg. Verder wordt het functioneren van de NEa iedere vijf jaar geëvalueerd.

De hoofdregel is inderdaad dat een rijksbelasting door de rijksbelastingdienst moet worden gedaan. Het wetsvoorstel maakt daarop een uitzondering, in artikel 71g. Het komt wel vaker voor dat het niet de rijksbelastingdienst betreft, maar dat bijvoorbeeld provincies of gemeenten op basis van de AWR belastingen mogen heffen en innen. De regiekracht van de minister van Financiën wordt niet beperkt. Het valt namelijk onder het gezag van de minister van Financiën. Dat staat ook in dat eerdergenoemde artikel 71g, eerste lid. De AWR-deskundigheid, waar de heer Essers terecht op wijst, is specifieke expertise van de Belastingdienst. Er is ook in voorzien dat die alle steun en bijstand daarvoor zal verlenen.

Voorzitter. Last but not least zou ik eraan willen toevoegen dat dit misschien weleens vaker kan gaan gebeuren. We komen in deze Kamer ook nog uitgebreid te spreken over de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft natuurlijk altijd primair de taak om belastingen te heffen en te innen. Maar het kan helemaal geen kwaad om in een specifiek geval als dit, met de argumenten die ik genoemd heb, te kijken of dat toch niet beter door een ander kan worden gedaan. Dat is niet alleen zo gezien vanuit de overheid, vanuit de Belastingdienst, en wat betreft een verdere verzwaring van de taken van de Belastingdienst, maar ook ten behoeve van de belastingplichtige.

De heer Van der Voort (D66):

Die laatste opmerking van de staatssecretaris maakt mijn zorgen eigenlijk alleen maar groter. Ik begrijp hieruit dat er een precedent geschapen is en dat er dus veel vaker door andere autoriteiten belasting geïnd kan gaan worden. Hoe houdt de overheid dan nog het overzicht? Wordt het zo geen ratjetoe? De concentratie en de hoofdregel, die ook benoemd wordt, dat de Belastingdienst belasting int, zijn juist zo helder voor iedereen in het land.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik wil hier niet indruk wekken alsof de Belastingdienst alles gaat uitbesteden. Helemaal niet. Als ik dat gedaan heb, dan wil ik dat meteen terugnemen. Maar juist de expertise op dit specifieke punt van de CO2-heffing zit echt bij de Nederlandse Emissieautoriteit, zoals ik al aangaf. Die vervult al een rol als het om de CO2-heffing voor de industrie gaat. Die vervult al een rol als het gaat om het ETS-systeem. Dan kun je natuurlijk heel principieel blijven, maar je kunt ook pragmatisch zijn. In dit geval, nogmaals, is het geborgd. Het is geborgd in de wet. Het is geborgd in de opdrachtbrief. Het is ook geborgd door de steun en bijstand op het punt van een juiste toepassing van de AWR. Als ik dus de indruk gewekt zou hebben dat we nu massaal gaan uitbesteden bij de Belastingdienst, dan is dat niet zo.

De heer Van der Voort (D66):

Dan is nog mijn vraag aan de staatssecretaris of daarmee de inhoudelijke argumenten zoals de Raad van State die ook heeft geformuleerd voldoende afgedekt zijn. Het laatste punt dat ik hem wil voorleggen, is het volgende. Als de NEa die voorbereiding volledig doet, waarna de afronding door de Belastingdienst gedaan kan worden, dan zie ik eigenlijk toch nog steeds niet zo goed het probleem waarom de Belastingdienst dat niet zou kunnen doen.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik heb de argumenten gegeven, ook bij de schriftelijke behandeling van het wetsontwerp, waarom wij er echt van overtuigd zijn dat dit kan. Uiteraard is er ook goed en serieus gekeken naar het advies van de Raad van State. Het nadeel van de optie die u zonet noemde, is dat je dan toch weer twee schijven krijgt. Wij zijn er echt van overtuigd dat het voldoende geborgd is, op basis van de argumenten die ik eerder heb gegeven.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 27, 28.

De heer Essers (CDA):

Dan was er het punt of het nou wel verstandig is om de uitvoering van de hele problematiek niet over te laten aan de Belastingdienst maar aan de Nederlandse Emissieautoriteit. Dat is ongetwijfeld een punt waar we nog meer over gaan discussiëren in de toekomst. Ik wil één element nadrukkelijk markeren. Het risico met een dergelijke instantie die belasting gaat heffen en innen is dat het een heel technocratische benadering wordt. Dat is ook het probleem geweest bij de toeslagenzaak, dat op een gegeven moment die toeslagen volstrekt technocratisch werden uitgevoerd. Dat is toch iets waar de Belastingdienst denk ik veel beter in getraind is. Die zijn gewend, althans, dat zouden ze wel moeten doen, om op te treden als rechter en niet als techneut of als belangenbehartiger van de schatkist. Dat is wel een element dat we goed in de gaten moeten houden.

De heer Van der Voort (D66):

Tot slot nog even over de inning van de belastingen door de NEa in plaats van door de Belastingdienst. Is het een mogelijkheid dat dat aspect ook in de evaluatie meegenomen wordt, zodat nog een keer gekeken wordt of het inderdaad de juiste keuze is geweest? Wellicht kan dit, aan de hand van die evaluatie, te zijner tijd nog herzien worden.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 30.

De heer Van der Voort (D66):

Ik mis in de evaluatie nog het punt van de Belastingdienst. Wordt dat nog geëvalueerd en wordt dat wellicht aan de hand van die conclusies herzien? […]

Staatssecretaris Van Rij:

Dank. Ik ging nog wat door mijn papieren heen, maar ik stel het altijd op prijs als ik even aangemoedigd wordt tot het beantwoorden van vragen die nog niet beantwoord zijn. Die toezegging zal ik zeker doen. Wat dat betreft is de Nederlandse Emissieautoriteit daarvoor geëquipeerd. Vooruitlopend op de evaluatie ga ik niet nu al toezeggen dat het dan alsnog naar de Belastingdienst moet, maar dat lijkt me de kern van een evaluatie.


Brondocumenten


Historie

  • 8 maart 2022
    toezegging gedaan