Verslag van de vergadering van 11 oktober 2022 (2022/2023 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.00 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn.
Allereerst nog even over de brief die net werd rondgedeeld. De minister zegt heel stellig dat het is onder voorbehoud van parlementaire behandeling. Vervolgens blijft het bij een verklaring dat het vaststaat dat het kiescollege er komt, in 2023 of 2027. Dan kan er wel worden gezegd dat het in eenvoudige taal is opgesteld, maar ik vind dat er toch nog wel een verschil in zit. Als de minister het echt zo had bedoeld, had hier gewoon moeten staan: de Eerste Kamer spreekt er nog over, dus dat voorbehoud is er. Dat is heel wat anders dan zeggen dat het vaststaat dat het kiescollege er komt en daarbij verwijzen naar die grondwetswijziging. Dat is heel wat anders dan de wettelijke behandeling die we op dit moment doen. Ik vind het eigenlijk een zwaktebod, zoals het in de brief staat.
Dan heb ik een paar punten die nog wel besproken moeten worden. Allereerst is er het punt over het briefstemmen. Die frauderisico's blijven daarbij aanwezig, maar bovenal is er het risico met betrekking tot het stemgeheim en de stemvrijheid. Ik hoor toch graag van de minister nog een iets duidelijkere bespiegeling op hoe dat nou beter gewaarborgd kan worden. We hebben het altijd over het belang van vrouwenkiesrecht, dat 100 jaar geleden is ingevoerd. We krijgen gewoon situaties — ik noem een land als Turkije — waarin de man over de schouder van de vrouw meekijkt, of sterker nog, het alleen maar zelf invult en opstuurt. Hoe kunnen we zulke situaties tegengaan? Bevorderen we dat niet juist door briefstemmen in te voeren?
Ik heb de minister nog niet gehoord over de vraag die ik heb gesteld over het standpunt van IPO en VNG. Is het niet onzuiver om in de pas te lopen van hun lobby, waarbij ze niet eens hun achterban, Statenleden en raadsleden, geraadpleegd hebben?
Dan kom ik bij het punt waar we het net nog even in de interrupties over hadden: het ronselen van ondersteuningsverklaringen. In het verleden hebben zich daarbij heel vervelende situaties voorgedaan in Nederland. Er is een rapport verschenen van de Kiesraad in 2007 over dat onderwerp. Het is wel vijftien jaar geleden, maar voor een wet als deze is dat een relatief korte termijn. Daar staan voorbeelden in van wat er is gebeurd met het werven van junks en daklozen en dergelijke, die tegen betaling naar het gemeentehuis gingen om daar ten overstaan van de ambtenaar die ondersteuningsverklaring af te leggen. Hetzelfde risico ga je nu ook lopen met deze digitale werkwijze. Hier kan ook iemand op straat of anderszins worden geworven. Die kan inloggen op het systeem en via het digitale schermpje tegenover de ambtenaar of de burgemeester gaan zitten en doodleuk verklaren dat hij oprecht die ondersteuningsverklaring wil invullen. Ondertussen wordt hij misschien door iemand betaald of is hem een andere gunst beloofd of verstrekt. Mijn vraag aan de minister is dus wat het kabinet gaat doen om dat soort praktijken te voorkomen. Zeker bij zo'n verkiezing in het buitenland is het moeilijk om mensen te vinden voor ondersteuningsverklaringen, zeker voor partijen die minder goed georganiseerd zijn in het buitenland. Dat zijn allemaal risico's die hierbij op kunnen treden. Is het risico niet extra groot dat er voor die ondersteuningsverklaringen geronseld kan worden? Ik hoor graag van de minister of er niet toch nog iets meer moet worden gedaan om dat soort wanpraktijken te voorkomen.
Dan tot slot, voorzitter. Ik heb in de eerste termijn al aangehaald dat er in de nota stond dat bepaalde partijen hadden gevraagd om deze wet met spoed te behandelen. Ik begreep in de eerste termijn van de minister dat het vooral D66 was dat daar om had gevraagd en nog een enkele andere partij, maar absoluut geen meerderheid in een of beide Kamers. Mijn vraag aan de minister is dus nogmaals: waarom zulk soort spoedwetgeving à la carte? Hoe kan het dat een of twee partijen hier met de vuist op tafel kunnen slaan en aan het kabinet kunnen vragen om met spoed deze wet erdoorheen te krijgen? Is het niet gewoon onzuiver en onzorgvuldig dat wij nu met stoom en kokend water deze wet moeten behandelen, omdat met name D66 heeft gevraagd om deze wet er snel doorheen te jassen, omdat ze er misschien enig voordeel bij genieten?
Tot zover, voorzitter, in tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Janssen.