Plenair Ton van Kesteren bij behandeling Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2023



Verslag van de vergadering van 24 januari 2023 (2022/2023 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De heer Karakus neemt namens een groot aantal politieke partijen het standpunt in dat we over de inhoud van de jeugdzorg informeel moeten spreken, onder het genot van een kopje koffie. Daarmee wordt geen recht gedaan aan het veld en het publiek. Dat is een volksvertegenwoordiging onwaardig. Hier hoort een levendig debat bij, waarbij het publiek zich kan laten informeren, en ook heel duidelijk een standpunt kan bepalen.

De voorzitter:

Meneer Van Kesteren, meneer Karakus heeft een vraag aan u.

De heer Karakus i (PvdA):

Ik ken meneer Van Kesteren als iemand die bij de inhoud blijft, maar wat hij nu suggereert, heb ik natuurlijk niet gezegd. Dat weten de voorzitter en deze Kamer ook. Ik heb gezegd: die ervaringen van meneer Van Kesteren zou ik onder het genot van een kopje koffie willen bespreken. Dit debat gaat over de inhoud. Ik denk dat we een behoorlijke inbreng gehad hebben. Eigenlijk hebben we in de inbreng van de heer Van Kesteren gemist — daar vroeg ik op door; dat doe ik nog steeds — wat nou zijn voorstellen zijn. Ik denk dat de staatssecretaris ook weet dat hij met zijn netwerk in gesprek moet. Dat was het enige wat ik gehoord heb. Het debat begon op de inhoud en moet op de inhoud blijven. Ik daag de heer Van Kesteren uit om geen woorden en feitelijkheden te verdraaien, maar meer op de inhoud in te gaan en te adviseren. Wat wil hij nou uit dit debat halen? Dat heb ik nog gemist.

De voorzitter:

Ik denk dat meneer Van Kesteren die vraag al eerder heeft beantwoord. Ik stel voor dat meneer Van Kesteren doorgaat met zijn inbreng.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Goed. Dan nog even de interpretatie van de CBS-cijfers door mevrouw De Bruijn-Wezeman. Het is evident. 382.590 jongeren doen een beroep op de jeugdzorg. 284.000 daarvan hebben een migratieachtergrond. Het aantal daarvan met een niet-Nederlandse achtergrond is bijna 100.000, om precies te zijn 97.795 jongeren. Dat is ruim 26% van het totaal. Met deze cijfers erbij kunnen we nog wel een kop sterke koffie gaan drinken, meneer Karakus. Dat is dan mijn interpretatie van de CBS-cijfers.

Voorzitter. Ik zou ook nog een initiatief onder de aandacht van de staatssecretaris willen brengen met betrekking tot de wildgroei aan aanbieders, en dan met name op het gebied van de lichte problematiek. Ik zie dat er een vraag is.

De voorzitter:

Meneer Van Kesteren, meneer Verkerk heeft een vraag aan u.

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Ja, ik heb een vraag. U geeft aan hoe u de CBS-cijfers interpreteert. We weten inderdaad uit de cijfers dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond meer zorg nodig hebben, meer delinquenties plegen et cetera. Maar als we de cijfers van 2011 en 2021 vergelijken, dan zien we bijvoorbeeld dat bij jongeren met een Marokkaanse achtergrond het aantal geregistreerde verdachten gedaald is van 100 per 1.000 jongeren tot 30. Als we hetzelfde cijfer bekijken bij jongeren uit ons Koninkrijk met een Antilliaans-Arubaanse migratieachtergrond, dan zien we dat het is gedaald van 83 tot 38. De enige juiste conclusie is dat op dit gebied justitie en jeugdzorg op de juiste weg zijn en dat u de staatssecretaris moet stimuleren op die weg door te gaan, omdat dat onderscheid dan na verloop van tijd gewoon niet meer relevant is.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Dit was een opmerking. Ik heb geen vraag.

De voorzitter:

Het is wel de bedoeling dat u met een vraag komt, want anders kunt u beter een termijn aanvragen.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Dan is mijn vraag of de heer Van Kesteren deze cijfers kent en of hij mijn conclusie deelt dat hij de staatssecretaris moet stimuleren om dit beleid voort te zetten.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Ja, voorzitter …

De voorzitter:

Sorry, meneer Van Kesteren, u bent aan het woord.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Ik ken de cijfers, maar ik hecht ook veel waarde aan de duiding van cijfers. In de Landelijke Jeugdmonitor van het CBS staat heel duidelijk — ik kan het wel weer gaan oplezen — dat met name in het buitenland geboren eenoudergezinnen veel voorkomen in de cijfers. Veel van die bijstandskinderen met een buitenlandse herkomst komen uit Syrië en Marokko. Ja, dat zijn zaken die ik hier … U zou dat rapport ook eens moeten gaan lezen, misschien dat u dan tot andere inzichten komt. Het is een kwestie van interpreteren, meneer Verkerk.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik zou het heel prettig vinden als de heer Van Kesteren daadwerkelijk reageert op mijn cijfers. Dat heeft hij niet gedaan. Ik kijk namelijk naar het historisch perspectief. Ten tweede. Ik woon in Zuid-Limburg, met een hele grote grens. Hoeveel eenoudergezinnen of mensen zijn er niet waarbij de partner uit Duitsland, Frankrijk of België komt? Als u daarvoor corrigeert, dan ben ik benieuwd waar u op uitkomt, maar ik wil eigenlijk antwoord hebben op mijn vraag.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Dat is een andere benadering. Ik richt mij op de duiding van getallen die door het CBS zelf zijn gegeven. Ik adviseer u ook om dat rapport Landelijke Jeugdmonitor 2022 maar eens te gaan lezen, want dan komt u tot de interpretatie die ik heb van de cijfers. Ik heb u al een duiding gegeven …

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ja, voorzitter …

De heer Ton van Kesteren (PVV):

… van de cijfers die ik hier heb.

De voorzitter:

Eén tegelijk. Meneer Verkerk, aan u het woord.

De heer Verkerk (ChristenUnie):

Ik constateer dat de heer Van Kesteren weigert om mijn vraag te beantwoorden. Dat recht heeft hij, maar dan heb ik ook het recht om te zeggen dat ik dit geen bijdrage aan het debat vind. Ik dank u wel.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Daar kan ik alleen op reageren met te zeggen dat de antwoorden die ik geef, de heer Verkerk niet bevallen. Dat is een andere kwestie.

Ik ga even verder. Ik zou graag een initiatief onder de aandacht van de staatssecretaris willen brengen. Het gaat namelijk om een burgerinitiatief in Wedde — dat is Oost-Groningen — van een gepensioneerd huisarts. Die heeft 100 vrijwilligers in zijn kaartenbak. Er is één professionele kracht aangesteld. Ze zijn afhankelijk van donaties. Die persoon stuurt ook huisartsen aan en heeft contact met maatschappelijk werk. Dan komen er allerlei vragen. Je moet het zien als noaberhulp. Dat is ook een antwoord op de wildgroei aan zorgcowboys, die eigenlijk alleen maar winst in hun hoofd hebben. Dan komen er vragen uit de samenleving, bijvoorbeeld een telefoontje: er zijn problemen in een gezin. Dan gaat die specialist, die een soort regisseur is, kijken: welke vrijwilliger die gespecialiseerd is in dit probleem, kan ik daarop afsturen? Dat werkt vrij snel, met korte lijntjes. In de praktijk blijkt dat van heel veel meerwaarde te zijn. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om een dergelijk initiatief mee te nemen in de gesprekken over de hervormingsagenda, want dit zou de motivatie van heel veel zorgcowboys kunnen wegnemen en zou ook een antwoord zijn op het probleem van de wildgroei aan zorgaanbieders. Dat was even een tussendoortje.

Dan heb ik nog een paar thema's. Een vraag van mij is niet helemaal goed beantwoord, maar dat kan ik ook mis hebben. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre EU-regelgeving nog leidend is in de aanbestedingsprocedure die tot een wildgroei van zorgaanbieders heeft geleid? Minister De Jonge heeft daarvan in een commissie ooit gezegd, vorig jaar meen ik, dat hij in Brussel met de vuist op tafel zou gaan slaan om van die regelgeving met betrekking tot aanbestedingsprocedures af te raken. Heeft die houding nog effect gehad? Kan de staatssecretaris mij daar uitsluitsel over geven? Of was die opmerking alleen maar bedoeld als stoere taal voor de bühne?

Tot slot. Hoe staat de staatssecretaris tegenover het standpunt dat de zeer gecompliceerde jeugdzorg toch een bovenregionale verantwoordelijkheid zou moeten zijn? Dat is ook nog een vraag die mij bezighoudt en waarvan ik het idee heb dat die niet is beantwoord.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kesteren. Dan is het woord aan mevrouw Prast.