Plenair Janssen bij behandeling Verhoging wettelijk strafmaximum doodslag



Verslag van de vergadering van 14 februari 2023 (2022/2023 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.14 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ik moet altijd een paar keer slikken als ik in dit huis een pleidooi voor de doodstraf hoor.

Het wetsvoorstel is kort en duidelijk: 15 wordt 25. Maar daarmee is het wetsvoorstel niet minder aanleiding tot een diepgaande discussie, want dit wetsvoorstel heeft toch echt een januskop. Enerzijds wordt met dit wetsvoorstel de rechterlijke vrijheid vergroot, aldus de minister. De SP is daar heel erg voorstander van. Daarom zijn wij tegen minimumstraffen en inperking van rechterlijke vrijheid om gepaste straf op te leggen door bijvoorbeeld taakstrafverboden. Anderzijds heeft dit wetsvoorstel de pretentie een knellend probleem op te lossen en een signaal af te geven om te komen tot hogere strafeisen en hogere veroordelingen. Precies op dat punt wringt voor mijn fractie de schoen. Want waar hechten wij nu meer belang aan en wat weegt eigenlijk voor de minister zwaarder? Wat is een werkelijk argument en wat is toch een beetje een gezocht argument om deze hap wat zoeter te maken?

Om tot een afweging te komen van de twee gezichten van het wetsvoorstel zou de motivering bij dit wetsvoorstel uitkomst kunnen bieden. Maar die is in de ogen van mijn fractie dusdanig gemankeerd dat daar op voorhand geen conclusie aan te verbinden is. Wat maakt Nederland nu echt veiliger? Is dat stoere taal van politici? Is dat een ministerie omdopen, van het ministerie van Justitie naar het ministerie van Justitie en Veiligheid? Nee, daar wordt Nederland niet veiliger van. Wat wel werkt, is natuurlijk zorgen dat de pakkans omhooggaat en dat we meer doen aan preventie.

Dit wetsvoorstel komt tegemoet aan een al langer bestaande wens uit de rechtspraktijk, althans die suggestie wil het kabinet wekken. Maar dan zou je toch verwachten dat dit wetsvoorstel volop gesteund wordt door rechters en advocaten. Het tegendeel is het geval. Dan is de logische vraag aan de minister hoe zij dat verklaart. Hoe kunnen rechters en advocaten nu tegen het oplossen van een juridisch knelpunt zijn dat zij, volgens het kabinet, zelf zeggen te ervaren? Ik hoor graag de uitleg van de minister op dit punt.

De twee zaken die door de minister worden aangevoerd als onderbouwing voor het knellen van de strafmaat, zijn ieder van een andere orde. In de zaak uit 2016, Arnhem-Leeuwarden, die al is genoemd, werd er zestien jaar geëist en kon er door de andere delictskwalificatie maximaal vijftien jaar worden opgelegd. Maar zelfs als het daarbij zou zijn gebleven, is het verschil dan zo significant dat dit voldoende aanleiding zou zijn om het hele stelsel te wijzigen? Het komt op mijn fractie over als een gezochte onderbouwing bij gebrek aan beter, waarmee ik niets wil afdoen aan de ernst van de betreffende zaak. Daar is geen misverstand over.

De andere zaak is de al eerdergenoemde in- en intrieste dood van Hümeyra. Juridisch gezien kwam hier het verschil tussen zonder en met voorbedachten rade tot uiting met een maximale straf van 15 jaar respectievelijk 30 jaar. En ja, de maatschappelijke verontwaardiging over de strafmaat was enorm, toen voorbedachte rade niet bewezen werd geacht. Die verontwaardiging heeft vervolgens tot dit wetsvoorstel geleid. Maar in hoger beroep werd de dader alsnog veroordeeld voor moord. Het bestaande rechtssysteem heeft het dus zelf opgelost.

Ondertussen had de minister al toegezegd met een wetsvoorstel te komen om de strafmaat te verhogen en werd er daarna ook nog een motie ingediend in de Tweede Kamer. Het resultaat is dit wetsvoorstel. Als reactie op de trieste zaak-Hümeyra is dat, als je naar de inhoud kijkt, dus eigenlijk overbodig. Graag een reactie van de minister of zij deze opvatting van de SP-fractie deelt.

Als ik deze twee voorbeelden beschouw, de zaak uit 2016 en de zaak-Hümeyra, die door de minister als onderbouwing voor dit wetsvoorstel worden aangedragen, zie ik daar niet zo snel de noodzakelijkheid voor dit wetsvoorstel zich aftekenen. Bij de ene zaak is er een verschil van een jaar tussen eis en wettelijk maximum. De andere zaak is binnen het bestaande rechtssysteem hersteld.

Dan blijft nog het argument dat ik al noemde, ook door de minister aangevoerd, voor de rechterlijke vrijheid om een gepaste straf op te kunnen leggen. Kan daar een overtuigende motivering in worden gevonden om dit wetsvoorstel te steunen? Dat kan voor de SP een overtuigend argument zijn. Maar in de toelichting van het wetsvoorstel en de beantwoording van de schriftelijke vragen doet de minister wel heel erg haar best om het mijn fractie onmogelijk te maken om te geloven dat zij werkelijk het beste voorheeft met de rechterlijke vrijheid. Dat kunnen wij niet los zien van de pogingen van de minister om het opleggen van taakstraffen te beperken. De SP ziet dat vooral als een poging om de rechterlijke vrijheid in te perken. Dat de minister ook bij de toelichting op dit wetsvoorstel aangeeft dat het haar opzet en wens is om van de voorgestelde strafmaatverhoging een effect richting Openbaar Ministerie en rechterlijke macht uit te laten gaan van hogere eis en hogere straffen, helpt niet om de fractie van de SP tot een positief oordeel over dit wetsvoorstel te bewegen. De heer Recourt sprak nog over een heimelijke agenda, maar volgens mij is er niets heimelijks aan. Het is gewoon overduidelijk wat de minister hiermee beoogt.

Ik wil de minister dan ook nog eens vragen duidelijk uit te spreken hoe ze nu eigenlijk de rechterlijke vrijheid ziet. Dit is voor mijn fractie een belangrijk punt bij de afweging van het oordeel over dit wetsvoorstel. Welke wetsvoorstellen kunnen wij nog meer van deze minister verwachten die gaan raken aan de rechterlijke vrijheid tot het opleggen van een gepaste straf? De heer Dittrich gaf een duidelijk voorbeeld van de ernstige mishandeling met de dood tot gevolg. Hoe verhoudt zich dat dan? Ik hoop dat ik met mijn bijdrage de minister duidelijk heb kunnen maken dat de fractie van de SP niet op voorhand tegen het verhogen van strafmaxima is als daarmee de rechterlijke vrijheid om te komen tot een gepaste straf wordt vergroot. Maar ik hoop ook dat ik de minister duidelijk heb kunnen maken dat mijn fractie niet zit te wachten op rechterlijke vrijheid als een gelegenheidsargument nu het bij dit wetsvoorstel zo uitkomt. Welke van de twee gezichten van de januskop van dit wetsvoorstel voor mijn fractie de doorslag geeft, zal nog moeten blijken na de beantwoording. Ik kijk daarom ook met veel belangstelling uit naar de beantwoording door de minister.

Voorzitter. Tot slot wil ik opmerken dat het onbedoeld medeplegen van een oproep tot verspilling van tijd in de Eerste Kamer door de heer Hiddema, zoals dat met een motie in de Tweede Kamer is gebeurd, hem vergeven is van onze zijde. Volgens mij is dat overigens ook niet strafbaar.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.