T03614

Toezegging Afschrift toesturen van de concrete berekening van de belastingpercentages in box 3 (36.202)



De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe dat een afschrift wordt gestuurd betreffende de concrete jaarlijkse berekening van de belastingpercentages voor box 3.


Kerngegevens

Nummer T03614
Status openstaand
Datum toezegging 13 december 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingheffing
box 3
rendement
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 12 item 3 - blz. 37

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Dan ga ik naar het volgende: de categorie overige bezittingen. In datzelfde nieuwe systeem wordt voor zo'n beetje alles, behalve spaargeld, uitgegaan van een rendement van 6,17%. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit is vastgesteld? Op basis van welke analyse is die mix samengesteld? Op basis van welke argumenten zal deze werkwijze juridisch wel haalbaar zijn? Voorkomen moet worden dat die overbruggingsregeling naar het nieuwe stelsel weer in strijd blijkt te zijn met datzelfde Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De categorie overig zal voor de een misschien bestaan uit een mix van vermogensbestanddelen, zoals een aandelenportefeuille en onroerende zaken, maar er zijn mogelijk ook mensen die alleen in het bezit zijn van risicoloze of laagrenderende staatsobligaties tegen een langetermijnrente van minder dan 6,17%, bijvoorbeeld 2%. Naar het oordeel van de VVD pleit dit voor een verdere uitsplitsing en verfijning van de categorie overig. Niet voor niets heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak gesteld dat het zaak is dat met de gekozen forfaitaire grenzen getracht wordt de werkelijkheid te benaderen. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor een afzonderlijke categorie vorderingen en schulden tegen eenzelfde forfaitair percentage? Dat geldt ook voor de tegenbewijsregeling die voor de hand ligt bij forfaits die onder vuur liggen. De VVD-fractie heeft er alle begrip voor dat deze punten op korte termijn lastig uitvoerbaar zijn. We vernemen wel graag van de staatssecretaris hoe hij denkt dit juridische mijnenveld veilig over te steken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 - blz. 1-2

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Mevrouw Geerdink vroeg hoe het percentage en de mix voor de categorie overige bezittingen zijn vastgesteld en waarom niet is gekozen voor een afzonderlijke categorie voor vorderingen en schulden tegen eenzelfde percentage. We hebben het over de overbruggingswetgeving voor box 3. Het forfait voor de overige bezittingen is hetzelfde als het forfait voor rendementsklasse 2, dus daar hebben we eigenlijk niks aan veranderd. Dat rendement gaat uit van de daadwerkelijke verdeling van het totale box 3-vermogen van onroerend goed, aandelen en obligaties: 53% onroerend goed, 33% aandelen en 14% obligaties. Het langetermijnrendement voor onroerend goed is vastgesteld op 5,7%, voor aandelen op 8,47% en voor obligaties op 2,5%. Voor 2023 tellen ook de hoge rendementen uit 2021 voor een vijftiende, het langjarig meetkundig gemiddelde, mee in het forfait. Daarom stijgt dat forfait van 5,53% naar 6,16%. Met deze lage resultaten op de beurs zullen we volgend jaar weer een effect naar beneden zien. De concrete berekening wordt jaarlijks gestuurd aan de Tweede Kamer - ik ben graag bereid om ook een afschrift naar de Eerste Kamer te sturen - en wordt op de website van de Belastingdienst gepubliceerd.”


Brondocumenten


Historie