Plenair Walenkamp bij behandeling Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs



Verslag van de vergadering van 26 september 2023 (2023/2024 nr. 01)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Walenkamp i (BBB):

Voorzitter, dank voor het woord.

Spleen

Ik zit mij voor het vensterglas

onnoemlijk te vervelen.

Ik wou dat ik twee hondjes was,

dan kon ik samen spelen.

Met dank aan Godfried Bomans.

Dit gedicht valt op de juiste plaats als je goed onderwijs hebt gehad en de Nederlandse humor en literatuur kunt begrijpen. 30 jaar mag ik nu lesgeven: jonge mensen vooruithelpen en hun talenten ontwikkelen, zodat zij een nuttige plaats in onze samenleving kunnen innemen. Een mens zonder taal en cultuur is volgens mij een machine. Zo zien jullie er gelukkig niet uit. Ik gun jullie daarom allemaal veel taal, veel communicatie, veel prachtige literatuur en cultuur. Einde citaat van mijzelf.

Waar je tegen bent, is niet zo interessant. Waar je voor bent, wat je realistische alternatief is en er samen met anderen uit komen, is voor mij en ook voor de BBB relevant. Vanaf 1981 zet ik mij in als vrijwilliger om met anderen de wereld een stukje beter te maken. Sinds 1985 ben ik daarom bestuurlijk en politiek actief. BBB neemt problemen van bezorgde burgers en boeren serieus.

De voorzitter:

Er is een verzoek uit de zaal om de microfoon iets meer naar u toe te richten.

De heer Walenkamp (BBB):

Graag wil ik mijn steentje bijdragen om samen met jullie problemen te inventariseren en waardevolle oplossingen te vinden. De BBB heeft veel waardering voor alle mensen die in de zorg en in het onderwijs werken. Over het onderwijs gaat de wet die we vandaag behandelen: de Tijdelijke wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs.

Er is veel talent in ons land, ook bij nieuwkomers. Dat komt nu nog niet tot volle wasdom, om maar eens een mooie land- en tuinbouwmetafoor te gebruiken. Vormen van beeldspraak verschillen zeer van taal en cultuur. Daar kan ik jullie, als leraar Nederlands en geschiedenis, vele voorbeelden van geven. Zo zeggen de Engelsen: it is raining cats and dogs. In ons land zorgt de letterlijke vertaling voor problemen: het regent katten en honden. Nieuwkomers moeten dus leren dat het hier dan hondenweer is. Het is toch jammer dat zo'n geweldig dier — wij als BBB zijn grote dierenvrienden — als een hond, hier zo'n negatieve connotatie oplevert. Ik zal de minister niet vragen of ze hierop wil reflecteren of ze een honden- of kattenmens is.

Deze anekdote geeft wel aan dat je het zonder voldoende kennis van en ervaring met taal, cultuur en literatuur niet redt. Taal is de belangrijkste sleutel tot integratie. Wie de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, heeft het in ons land moeilijk, zeer moeilijk. Helaas kom ik, vooral in Utrecht, regelmatig mensen tegen — oudkomers, maar ook nieuwkomers — die hier al lang wonen en die nog steeds de taal niet of nauwelijks spreken. Dat is treurig. Onze overheid, maar ook die mensen zelf, hebben daar kansen laten liggen. Wie onze taal slecht beheerst, kan niet of nauwelijks economisch en maatschappelijk bijdragen. Dan bestaan er grote risico's op achterstand. Deze voorliggende wet is daartoe een aardig middel, al hebben wij nog wel wat vragen.

Als docent, historicus en Neerlandicus valt mij op dat de afgelopen decennia de kennis van ons eigen erfgoed, ook bij de mensen die hier al lang wonen, danig afneemt. Welk mens, welke scholier leest nog Lof der zotheid van Erasmus, onze grote humanist? Of Homo ludens van Huizinga, een van onze meest invloedrijke historici? Huizinga bepleitte onder andere dat mensen, zeker jongeren, zich spelenderwijs, met vallen en opstaan, moeten kunnen ontwikkelen. Hulde daarvoor. Dat deed hij met ironie, ook zoiets typisch Nederlands. Wie weet dat de stad Utrecht — wees allen welkom, ik leid u graag gratis rond — 1.000 werven telt? Dat is uniek in de wereld. Wie weet nog dat recent is herdacht dat de enige Nederlandse paus, Adrianus VI, 500 jaar geleden overleed? Wie weet überhaupt nog dat hij de allereerste paus was die, in een brief aan Karel V — gaat er een lichtje branden? — de slavernij als probleem aankaartte?

Ten tweede. Cultuur is de deur tot volwaardige integratie, zo blijkt uit bovenstaande korte rondgang. Volwaardige burgerschapsvorming en aandacht voor de bijzonderheden in ons land zijn noodzakelijk voor maatschappelijke deelname, zeker voor mensen uit verre landen die hier hun heil zoeken en hier rechtmatig mogen verblijven.

Meneer de voorzitter. Vandaar enige vragen aan mevrouw de minister. Ten eerste. Deelt de minister onze visie? Kan zij daarop reflecteren? In een maidenspeech is het gebruikelijk onze horizon te verruimen en verder te kijken dan exact de wet die voorligt. Voorzitter, staat u mij alstublieft toe drie zorgpunten van mijn fractie te noemen die de uitvoerbaarheid van deze wet raken: wereldoriëntatie, privatisering en het lerarentekort. Het is een maidenspeech, dus ik voel mij vrij, als u mij toestaat. Een zeker bestaan met gelijke kansen staat of valt met goed onderwijs. In goed onderwijsbeleid is er veel aandacht voor taal en rekenen, voor cultuur en wereldoriëntatie en voor kennis van de eigen geschiedenis en de geografie van ons eigen land. Dat laatste staat, ook de afgelopen weken, onder druk.

De tweede vraag. Is de minister het met ons eens dat wereldoriëntatie een essentieel onderdeel is in het primair en voortgezet onderwijs, zowel voor NT1, moedertaalsprekers, als voor NT2, de nieuwkomers? Dat missen wij toch onderaan pagina 4, bij artikel 193i, betreffende het onderwijsprogramma, bovenaan bij artikel 193i, a en b.

De derde vraag. Is de minister, gezien de recente verontrustende berichten dat wereldoriëntatie geen onderdeel meer is van de Cito-toets, bereid haar uiterste best te doen om toch mogelijkheden tot toetsing, tot steun, te leveren?

Vier. Is de minister bekend met het rapport Verbinding verbroken?, van 30 oktober 2012, van hoogleraar Roel Kuiper, gewaardeerd senator namens de ChristenUnie? Hij deed namens de hele Eerste Kamer grondig onderzoek naar de successen en het falen van de privatisering in ons land. Hij was, concreet gezegd, voorzitter van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten, kortweg POC. Hij toonde aan dat de privatisering te ver is doorgeschoten. Toen ik dit las, dacht ik: dit lijkt op de privatisering van die toetsen waarover we het net hadden. Zou de minister zo vriendelijk willen zijn hierop te reflecteren?

De vijfde vraag. Ieder kind heeft ons inziens recht op goed onderwijs. Met deze tijdelijke wet — het kan beter, maar we willen graag meedenken — poogt het kabinet te verzekeren dat nieuwkomers ook daadwerkelijk toegang hebben tot het onderwijs met behulp van twee typen maatregelen. Eén. Overlegplicht voor schoolbesturen onder leiding van het gemeentebestuur. Twee. In casu nood tijdelijke onderwijsvoorzieningen regelen. Wij zijn bereid mee te denken. We vragen ons wel af hoe concreet en zegenrijk dit zal worden. Er is inderdaad een tekort aan goede onderwijsvoorzieningen, maar ook, en vooral, aan goede docenten, zeker voor NT1, maar ook voor NT2. Ik kom al jaren in asielzoekerscentra. Dat is een probleem.

De zesde vraag. Ziet de minister dat probleem ook? Zou de minister hierop willen reflecteren, onder andere op de vraag hoe we onderwijskrachten voor NT1 en NT2 kunnen stimuleren en faciliteren?

De zevende vraag. Is de minister het met ons eens dat leraren beter betaald zouden moeten worden en betere arbeidsvoorwaarden zouden moeten krijgen?

De achtste vraag. Is de minister het met ons eens dat er veel meer werk gemaakt moet worden om die docenten met spoed woningen te verstrekken? In sommige gemeenten gebeurt dit juist wel, en in andere juist niet. Er zijn heel wat gemeentes die die mogelijkheden wel hebben, omdat er woningen leegstaan. Daar kan iets mee gedaan worden, bijvoorbeeld aan de hand van deze wet. Ziet u die mogelijkheden ook? Of wilt u dit juist niet faciliteren?

De negende vraag: waarom moeten gemeenten een woonvisie schrijven voordat ze deze voorrang mogen invoeren, terwijl er overal woningnood is? Het wordt daarmee nodeloos moeilijk gemaakt. Wij maken ons zorgen over de rechtmatigheid van deze tijdelijke wet. U gaf eerder aan dat u de juridische opties, onder andere de aanwijzingsbevoegdheid, zo beperkt mogelijk wilt inzetten, alleen na toestemming. Kan de minister dan ook garanderen dat er geen onteigening van panden plaatsvindt, en onder welke exacte voorwaarden wel of niet? Daar leven enige zorgen over.

De Raad van State heeft geadviseerd dat deze wet slechts vijf jaar geldt. Er is discussie over geweest om hem slechts drie jaar te laten gelden. Als wij de teksten lezen, onder andere artikel 193m, krijgen wij de indruk dat hier een deur openstaat voor niet alleen maar vijf jaar, maar ook langer. Wilt u er uw best voor doen om die periode zo kort mogelijk te houden en dat ook steviger vast te leggen? Anders wordt het lastig en blijft de toekomst open, en dat vinden wij niet zo'n goed idee.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Het Nederlandse taalgebied telt Nederland en Vlaanderen. We werken zinvol samen met onze zuiderburen in de Nederlandse Taalunie. Wie leest, verrijkt zich. Dat gun ik alle oud- en ook de nieuwkomers, evenals u allen in deze zaal. Het is daarom passend om hier te eindigen met een gedicht van een Vlaming. Ik begon immers met een Nederlands gedicht. Een kort stukje uit het gedicht Huwelijk, ook als teken dat je het samen moet doen. Het stamt uit de bundel Verzen van de Vlaamse auteur Willem Elsschot:

"(...) tussen droom en daad

staan wetten in den weg en praktische bezwaren,

en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,

en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat."

Met dank aan Willem Elsschot.

Voorzitter. Mag ik de minister veel zegen en wijsheid toewensen bij haar arbeid? Mag ik u allen daarnaast veel leesplezier toewensen en mag ik u allen danken voor uw aandacht?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Walenkamp. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U heeft Nederlandse taal- en letterkunde, onderwijskunde en Middeleeuwse geschiedenis gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Inmiddels bent u bijna twintig jaar werkzaam als leraar Nederlands. Ik moet dus uitkijken. Net als veel van uw beroepsgenoten bestaat het leraarschap voor u niet alleen uit lesgeven, maar bent u daarnaast ook mentor, coördinator van de alfavakken, onderzoeker en lid van de medezeggenschapsraad. Genoeg affiniteit dus met de wetsvoorstellen en de overige onderwerpen die aan bod komen in de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Eerste Kamer!

Behalve als docent bent u ook als schrijver veel bezig met taal. Zo schreef u onder andere columns voor het Friesch Dagblad en dagblad Trouw. Bovendien was u bestuurslid van de Christelijke Pers en van het Katholiek Nieuwsblad. Ook heeft u geruime tijd gewerkt als journalist voor de lokale omroep in Utrecht. Nu u sinds 13 juni degene bent die als politicus geïnterviewd wórdt en niet langer degene die de vragen aan de volksvertegenwoordigers stelt, heeft u die rol opgegeven. Wel gaat u door als hoofdredacteur van het reünistenblad van studentenvereniging Unitas.

Voor u lid werd van de BBB, was u actief in het CDA. U was onder meer voorzitter van het CDJA, lid van het partijbestuur van het CDA en medewerker van de fracties in de gemeenteraad van Utrecht en Provinciale Staten van Utrecht. Aan het Utrechts Nieuwsblad vertelde u dat uw overstap naar de BBB verbazing opriep in uw omgeving, zowel vanwege uw achtergrond als CDA'er, als uw verbondenheid als Utrechter met het stedelijk gebied.

U zei daarop, en ik citeer: "De BBB is meer dan een plattelandspartij. (…) Het is ook een partij voor bezorgde burgers." Bovendien voegde u het volgende toe. "Net zoals een mens twee longen heeft" — dat kan ik beamen — "heeft een land dat ook: stad en platteland. Die hebben elkaar nodig. Ze moeten in evenwicht samenleven en samenwerken." U begrijpt, deze beeldspraak spreekt mij als arts bijzonder aan.

Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.

Ik schors de vergadering zo dadelijk voor een kort ogenblik, zodat de collega's u kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik u als eerste feliciteer.

Dan verzoek ik u zich op te stellen voor het rostrum voor de felicitaties.