Dit wetsvoorstel regelt de uitvoering van de Europese Verordening (2022/1854) in Nederland waarmee een tijdelijk plafond is gesteld aan de opbrengsten van elektriciteitsproducenten. Het wetsvoorstel heeft tot doel om de sterke stijging van de elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan voor huishoudens en industrie aan te pakken.
Het wetsvoorstel verplicht met terugwerkende kracht om van 1 december 2022 tot en met 30 juni 2023 de marktopbrengsten met lagere marginale kosten van producenten die elektriciteit opwekken, te plafonneren. Dit houdt in dat elektriciteitsproducenten met een productie-installatie vanaf 1 MW een heffing wordt opgelegd voor marktinkomsten boven een vrijgesteld bedrag per MWh. Voor Nederland betreft dit onder andere elektriciteit die in Nederland en in de Nederlandse exclusieve economische zone wordt opgewekt uit wind, zon, waterkracht, biomassa, biogas, afval en kernenergie. Met de opbrengst van de heffing worden de maatregelen gefinancierd die huishoudens en het midden- en kleinbedrijf beschermden tegen extreem hoge energieprijzen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft het voorstel (EK, A) op 15 februari 2024 als hamerstuk afgedaan.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 juli 2024 als hamerstuk afgedaan.
Op 12 maart 2024 is het voorstel, op grond van artikel 63, lid 1 van het Reglement van Orde, opnieuw ter voorbereiding bij de commissie gebracht voor inbreng voor schriftelijk overleg.
ingediend
21 oktober 2023titel
Tijdelijke wet inzake invoering van een belasting op marktinkomsten van inframarginale elektriciteitsproductie overeenkomstig verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PbEU 2022, L 261 I) (Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister voor Klimaat en Energie
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de artikelen 1 tot en met 10 en de artikelen 19 tot en met 23 terug tot en met 1 december 2022. Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
3
-
-
12 maart 2024
stemming (hamerstuk) en over behandeling wetsvoorstel 36453 en de moties 36263, K en L Verslag EK 2023/2024, nr. 23, item 5 -